ECLI:NL:RBDHA:2023:20153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering IVA-uitkering voor ex-werknemer woonachtig in Polen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een werkgever tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een IVA-uitkering toe te kennen aan een ex-werknemer die in Polen woont. De ex-werknemer, die sinds 2009 lijdt aan psychische klachten, ontving eerder een WGA-uitkering. De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv, die de arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer als niet duurzaam heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek dat aan deze beslissing ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest. Er is geen fysiek spreekuurcontact geweest met de ex-werknemer, wat volgens de geldende rechtspraak noodzakelijk is in situaties waarin de medische grondslag van het besluit wordt betwist. De rechtbank concludeert dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit van het Uwv en draagt het Uwv op om binnen drie maanden opnieuw op het bezwaar te beslissen, waarbij de ex-werknemer alsnog voor een fysiek spreekuur moet worden opgeroepen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V. , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde drs. ing. D. Roseboom),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: JG. Kramer ).

Procesverloop

In het besluit van 16 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die [naam] (hierna: ex-werknemer) ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), ongewijzigd vastgesteld.
In het besluit van 16 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2023. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder is niet verschenen. De rechtbank ontving het bericht van verhindering van de gemachtigde van verweerder na de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1
De ex-werknemer werkte via het uitzendbureau als seizoenswerker in een distributiecentrum in Aalsmeer. Eiseres was zijn werkgever. Uit het dossier blijkt dat de
ex-werknemer sinds 2009 bekend is met psychische klachten (paranoïde schizofrenie en psychoses) en dat hij vanaf 28 oktober 2009 een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt
.Verweerder heeft vastgesteld dat 13 maart 2018 de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is. Eiseres heeft het dienstverband van de ex-werknemer per
8 april 2018 beëindigd. De ex-werknemer keerde hierna terug naar Polen. Met het besluit van 24 april 2020 heeft verweerder aan de ex-werknemer per 10 maart 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. De ex-werknemer was volgens verweerder volledig arbeidsongeschikt op medische gronden. Hij beschikte niet over benutbare mogelijkheden. Vanaf 10 november 2020 ontvangt de ex-werknemer een WGA-loonaanvullingsuitkering
.De ex-werknemer woont nog steeds in Polen, alwaar hij ambulant behandeld wordt voor zijn psychische klachten.
1.2
Op 7 september 2020 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling bij de ex-werknemer te verrichten. Hierna is een onderzoek verricht door de verzekeringsarts.
De verzekeringsarts sprak eiser via een beeldverbinding. Aan de hand van alle beschikbare medische gegevens heeft deze arts beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen zijn. De verzekeringsarts heeft eiser op medische gronden onverminderd volledig arbeidsongeschikt geacht. De beperkingen zijn echter nog niet duurzaam. Daarom blijft de WIA-uitkering van de ex-werknemer in het primaire besluit ongewijzigd.
1.3
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft opnieuw naar de zaak gekeken. Hij sprak de ex-werknemer telefonisch. Ook heeft hij medische informatie opgevraagd bij de psychiater van eiser, maar deze werd niet ontvangen. De verzekeringsarts b&b heeft bevestigd dat er sprake is van volledige, maar geen duurzame arbeidsongeschiktheid. Hierop heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Beoordelingskader
2. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van eiseres
3.1
Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Pas op
24 februari 2022 zijn de stukken ontvangen van het Uwv. De medische stukken ontving de bedrijfsarts pas in de tweede helft van april 2022. Hierdoor heeft eiseres geen bezwaar kunnen maken tegen het eerste besluit van 24 april 2020. Eiseres vindt daarom dat verweerder in deze zaak uitgaat van een verkeerde datum.
3.2
Eiseres vindt het verder onzorgvuldig dat verweerder geen medische informatie van de behandelaar van de ex-werknemer heeft betrokken bij de beslissing op bezwaar. Het onderzoek is onvolledig geweest, mede omdat verweerder de ex-werknemer niet heeft gezien. Eiseres wijst er op dat verweerder uitgaat van telefonisch verkregen gegevens, terwijl de verzekeringsarts eerder had aangegeven dat dit gezien de ernst van de symptomen niet mogelijk was. Eiseres vindt daarom dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht. Zij vindt dat de ex-werknemer per 24 april 2020 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering [2] .
Waarover gaat het in deze zaak?
4. De rechtbank stelt voorop dat in deze zaak het bestreden besluit van
16 september 2022 ter beoordeling voorligt. De vraag die in dit geding moet worden beantwoord is of verweerder in navolging van de verzekeringsartsen voldoende heeft beargumenteerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer geen duurzaam karakter heeft.
Wat vindt de rechtbank?
5. Aan een oordeel over de vraag of verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam is, kan de rechtbank op dit moment niet toekomen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek, dat aan dit standpunt ten grondslag ligt, onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat daarmee de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat voor een werkgeversberoep een zwaardere motiveringsplicht geldt. [3] De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij vindt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest.
6.1
In de uitspraak van 23 juni 2021 [4] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een fysiek spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat de betrokkene in de fase van bezwaar tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht door een verzekeringsarts b&b. Feitelijk moet er dus sprake zijn van een spreekuurcontact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts b&b voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
6.2
Verder blijkt uit vaste rechtspraak dat in het geval de betrokkene in het buitenland woont, zoals in deze zaak het geval is, op grond van het Europees gemeenschapsrecht de medische situatie wordt vastgesteld door een arts in het woonland. Bij de vaststelling van de mate van de arbeidsongeschiktheid wordt hierbij rekening gehouden met de wet- en regelgeving van het bevoegde land (in dit geval Nederland). [5]
6.3
De rechtbank acht het volgende van belang. Omdat er bij de verzekeringsarts onduidelijkheid bestond over de ernst van de negatieve symptomen bij de ex-werknemer, zijn mate van zelfstandigheid en zijn vermogen om initiatief te nemen, is een medisch onderzoek in het buitenland aangevraagd. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts van 13 oktober 2021. Dit onderzoek heeft om onduidelijke redenen niet plaatsgevonden. De verzekeringsarts kwam vervolgens op basis van dossierstudie en een gesprek met de ex-werknemer door middel van een beeldverbinding tot de conclusie dat hij (nog steeds) geen benutbare mogelijkheden heeft, maar dat zijn beperkingen niet duurzaam zijn. Ook de verzekeringsarts b&b kwam tot een vergelijkbare conclusie zonder de ex-werknemer op een fysiek spreekuur te hebben gezien. De rechtbank vindt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom een spreekuurcontact in het geval van de ex-werknemer geen toegevoegde waarde meer zou hebben gehad. Het is niet duidelijk waarom de ex-werknemer niet is uitgenodigd om naar Nederland te komen voor een spreekuur bij de verzekeringsarts b&b. Dat daarvoor geen mogelijkheden bestonden of dat de ex-werknemer niet bereid was om daaraan mee te werken, is niet gebleken. Mede omdat de eerste verzekeringsarts aanvankelijk een medisch onderzoek door een arts in Polen noodzakelijk vond vanwege een aantal onduidelijkheden op medisch gebied, had een spreekuurcontact niet achterwege mogen blijven. Het komt de rechtbank vreemd voor dat beide verzekeringsartsen zonder de ex-werknemer fysiek te hebben gezien, concluderen dat hij onverminderd volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden. De criteria die hiervoor gelden zijn zeer streng. De rechtbank betrekt ook bij haar oordeel dat de ex-werknemer bij de WIA-beoordeling per einde wachttijd ook niet is gezien door een verzekeringsarts. Verder was er ook geen medische informatie van de psychiater in Polen beschikbaar waaruit de ingezette behandeling bleek. Evenmin is gebleken dat de verzekeringsarts b&b bij de duurzaamheidsbeoordeling het in de bijlage van deze uitspraak genoemde stappenplan heeft gehanteerd.
6.4
Dit betekent ook dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde motivering niet deugdelijk is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit daarom niet op een zorgvuldig onderzoek en deugdelijke motivering en is het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat haar daarvoor de nodige gegevens ontbreken. Zo kan de rechtbank de ex-werknemer niet verplichten om een onafhankelijk deskundigenonderzoek te ondergaan, omdat hij geen partij in deze zaak is. Verweerder zal het gebrek in zijn besluitvorming moeten herstellen door de ex-werknemer alsnog voor een fysiek spreekuur, in Polen of in Nederland, op te roepen. Daarbij kan het door eiseres ingediende verzoek om een herbeoordeling van 30 mei 2023 betrokken worden. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar moet beslissen;
- bepaalt dat verweerder het griffiegeld van € 354,00 terugbetaalt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
2. Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het Uwv een beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader). Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap een de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Stap twee instrueert de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Dat is het geval indien er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de vraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Een uitkering op basis van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten op grond van de Wet WIA.
3.Vergelijk de uitspraak van de CRvB van 2 oktober 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9342).
5.De uitspraken van de CRvB van 14 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN1249) en 20 juli 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1408).