Overwegingen
1. Eiseres heeft aangifte Bpm gedaan ter zake van een Ford Mustang GT Roush 3 (de auto). Bij de vaststelling van de afschrijving is gebruik gemaakt van een taxatierapport (het taxatierapport). Het taxatierapport vermeldt een waardevermindering wegens schade van € 11.238 (72%).
2. DRZ heeft een hertaxatie uitgevoerd. Het DRZ-rapport vermeldt een waardevermindering wegens schade van € 667 (100%).
3. De naheffingsaanslag bedraagt € 10.455. De bij de vaststelling van de verschuldigde Bpm in aanmerking genomen afschrijving is gebaseerd op de forfaitaire tabel.
4. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag gehandhaafd.
5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil
- of verweerder van de juiste CO2-uitstootwaarde is uitgegaan;
- of de hertaxateur van DRZ voldoende onafhankelijk en deskundig is;
- of verweerder een juiste waardevermindering wegens schade in aanmerking heeft genomen;
- of verweerder de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op een juist bedrag heeft vastgesteld.
6. Tussen partijen is niet langer in geschil dat bij de vaststelling van de naheffingsaanslag een te laag afschrijvingspercentage op basis van de forfaitaire tabel in aanmerking is genomen en dat in verband daarmee de naheffingsaanslag moet worden verlaagd tot € 10.212. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen hier niet in te volgen.
7. Volgens eiseres moet de CO2-uitstoot van de auto aan de hand van de Scandinavische rekenmethode worden vastgesteld op 330 gr/km. Eiseres heeft ter zitting voorts betoogd dat artikel 6a van de Uitvoeringsregeling Bpm 1992 (Uitvoeringsregeling) onverbindend dan wel buiten toepassing dient te worden verklaard omdat dit artikel strijdig is met de in deze situatie van toepassing zijnde Europese regelgeving.
8. In artikel 6a van de Uitvoeringsregeling is een vaste hiërarchie van bewijsmiddelen voorgeschreven op welke wijze voor de heffing van de Bpm de CO2-uitstoot moet worden vastgesteld. De voorschriften in artikel 6a van de Uitvoeringsregeling zijn gebaseerd op Richtlijn 2007/46/EG van 5 september 2007. Daarin is de wijze van vaststelling van de CO2-uitstoot van auto’s op de Europese markt vastgelegd. Anders dan eiseres betoogt wordt in artikel 6a van de Uitvoeringsregeling uitvoering gegeven aan de van toepassing zijnde Europese regelgeving. Van de door eiseres gestelde strijdigheid met die regelgeving is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
9. Ingevolge artikel 6a, eerste lid van de Uitvoeringsregeling dient er te worden uitgegaan van de CO2-uitstoot die is vermeld in het kentekenregister. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de in het kentekenregister opgenomen CO2-uitstoot van de auto 376 gr/km bedraagt en eiseres is in haar aangifte ook van die uitstootwaarde uitgegaan. Aangezien de gegevens uit het kentekenregister leidend zijn, is verweerder naar het oordeel van de rechtbank bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht uitgegaan van een CO2-uitstoot van 376 gr/km.
Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur DRZ
10. Eiseres heeft aangevoerd dat de taxateur van DRZ geen erkend taxateur is en niet staat ingeschreven in enig erkend register, niet onafhankelijk en niet onpartijdig is en niet beschikt over de vereiste kwalificaties en professionele competenties. Verweerder had zich volgens eiseres moeten wenden tot een onafhankelijk expert. Omdat hij dit heeft nagelaten heeft hij onzorgvuldig en met vooringenomenheid gehandeld. Eiseres stelt dat verweerder aldus misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot naheffing.
11. Het staat verweerder vrij om een deskundige naar eigen keuze in te schakelen. Het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 staat daar niet aan in de weg, omdat dit betrekking heeft op de door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. In het kader van deze procedure beschouwt de rechtbank de taxateur van DRZ als een partijdeskundige, omdat hij door verweerder is aangezocht om een oordeel te geven over de waarde van de auto. De rechtbank heeft, afgaande op de inhoud van het DRZ-rapport en de daarop gegeven toelichting, geen reden aan de deskundigheid of de onafhankelijkheid van de (her)taxateur te twijfelen. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van vooringenomenheid, schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheden verder niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd.
12. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op eiseres. Zij heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is onderkend. Met het rapport en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Eiseres heeft bovendien geen inkoopfactuur van de auto overgelegd, terwijl dat wel een aan een taxatierapport gestelde eis is en een inkoopfactuur relevante informatie kan bevatten over de staat van de auto.
13. Dat, zoals eiseres stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder noch DRZ is gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Afgezien daarvan heeft eiseres niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd welke beschadigingen volgens haar dan ten onrechte als normale gebruikssporen zijn aangemerkt.
14. Vast staat dat de auto niet voorkomt op een koerslijst. In zo’n geval kan onder omstandigheden worden aangesloten bij een ander voertuig dat qua eigenschappen dicht aanleunt tegen de auto waarvan de handelsinkoopwaarde moet worden bepaald. De door eiseres voorgestane koerslijst van X-Ray heeft betrekking op een Ford Mustang Fastback 5.0 GT. Verweerder heeft de bruikbaarheid van die koerslijst betwist.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de door haar voorgestane koerslijst bruikbaar is voor de vaststelling van de handelsinkoopwaarde van de auto, nu zij niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd in welke mate de Ford Mustang Fastback 5.0 GT vergelijkbaar is met de auto.
16. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar subsidiaire standpunt dat de handelsinkoopwaarde moet worden gebaseerd op het referentievoertuig met de laagste vraagprijs uit het marktonderzoek van DRZ, reeds omdat vraagprijzen niet ter onderbouwing van de handelsinkoopwaarde kunnen dienen.
17. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres niet een door haar verdedigde handelsinkoopwaarde aannemelijk heeft gemaakt.
18. Verweerder heeft de door hem verdedigde handelsinkoopwaarde gebaseerd op het marktonderzoek van DRZ. Dat marktonderzoek acht de rechtbank in dit verband onbruikbaar omdat het is gebaseerd op vraagprijzen, welke, zoals hiervoor is overwogen, niet ter onderbouwing kunnen dienen. Dit betekent dat verweerder de door hem verdedigde handelsinkoopwaarde evenmin aannemelijk heeft gemaakt.
19. Nu zowel de door eiseres als de door verweerder verdedigde handelsinkoopwaarde van de auto niet bruikbaar is voor het bepalen van de afschrijving ervan, dient de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie vast te stellen.De rechtbank schat de handelsinkoopwaarde op € 30.000. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat geen van de partijen bruikbare referentievoertuigen heeft aangedragen die een werkelijke waarde kunnen onderbouwen en eiseres evenmin een inkoopfactuur heeft overgelegd. Hierdoor heeft de rechtbank nauwelijks aanknopingspunten om tot een waarde in goede justitie te komen. Aangezien toepassing van de forfaitaire afschrijvingstabel leidt tot een hoger afschrijvingspercentage, is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag niet verder moet worden verminderd dan tot € 10.212.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond verklaard en is de naheffingsaanslag verminderd tot € 10.212.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor van 1).
Vergoeding voor immateriële schade
22. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag is op 7 december 2021 door verweerder ontvangen. Ten tijde van het doen van deze uitspraak is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar. Voor een vergoeding van immateriële schade is dan ook geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.
Afschrift verzonden aan partijen op: