In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023, in de zaak SGR 22/4745, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van bijstand beoordeeld. Eiser had op 19 maart 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 8 juli 2020 afgewezen. Tevens werd er een bedrag van € 1.200,00 teruggevorderd dat als voorschot was verstrekt. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde deze bezwaren ongegrond. De rechtbank had eerder, op 20 mei 2022, het beroep van eiser tegen het besluit van 16 september 2020 gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Op 28 juni 2022 werd aan eiser bijstand toegekend voor de periode van 19 maart 2020 tot en met 8 juli 2020, maar het college beperkte de toekenning van bijstand tot en met 8 juli 2020, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag en de coronamaatregelen in een moeilijke situatie verkeerde, wat het college niet had meegewogen.
De rechtbank oordeelt dat het college de toekenning van bijstand ten onrechte heeft beperkt tot en met 8 juli 2020. De rechtbank stelt vast dat de beperking van de bijstandsverlening een intrekking van de bijstand met zich meebrengt, waarvoor het college onderzoek had moeten doen naar de omstandigheden van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit van 28 juni 2022 voor zover de toekenning van bijstand is beperkt tot en met 8 juli 2020 en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden. Eiser heeft recht op bijstand over de periode tussen 8 juli 2020 en 18 september 2020, maar het college mag alsnog onderzoek doen naar de behoefte aan bijstand in deze periode.