ECLI:NL:RBDHA:2023:19569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
NL23.37574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot uitzetting naar Gambia

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, heeft deze maatregel opgelegd gekregen op 4 augustus 2023. De rechtbank heeft eerder al over deze maatregel geoordeeld in verschillende uitspraken, waarbij de rechtmatigheid van de bewaring steeds is bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 6 december 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Gambia, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Gambia is, en dat de Gambiaanse autoriteiten bereid zijn om mee te werken aan de uitzetting. Eiser heeft echter niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat bijdraagt aan het voortduren van de maatregel. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring in stand blijft en dat de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37574

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 4 augustus 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 21 augustus 2023 door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 24 oktober 2023 door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 14 november 2023. [3]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 6 december 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
5. Uit de uitspraak van 14 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 7 november 2023) van de bewaring rechtmatig is.
Is het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig?
6. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig en doelloos is, omdat het zicht op uitzetting naar Gambia ontbreekt. De bewaring is disproportioneel en onevenredig.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is het voortduren van de maatregel rechtmatig. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht is op uitzetting naar Gambia. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 24 oktober 2023 onder 3.1 geoordeeld dat in zijn algemeenheid zicht op uitzetting naar Gambia kan worden aangenomen en verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 augustus 2023. [5] Daarin heeft de Afdeling vastgesteld dat sprake is van zicht op uitzetting omdat niet is gebleken dat de Gambiaanse autoriteiten geen laissez-passer zullen verstrekken of op andere wijze geen medewerking zullen verlenen aan gedwongen vertrek. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om daar nu anders over te oordelen. De rechtbank ziet in het specifieke geval van eiser bovendien geen bijzonderheden waardoor in zijn situatie het ontbreken van zicht op uitzetting kan worden aangenomen. De Gambiaanse autoriteiten hebben volgens de voortgangsrapportage van 30 november 2023 ingestemd met een presentatie van eiser op 2 november 2023, die niet is doorgegaan omdat eiser niet is verschenen. Uit de voortgangsrapportage volgt verder dat voor eiser een nieuwe presentatie gepland wordt. Van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Dat heeft eiser niet gedaan. Door op 2 november 2023 niet te verschijnen op zijn presentatie bij de Gambiaanse autoriteiten, belemmert eiser zijn terugkeer. Het zicht op uitzetting is alleen al daarom in beginsel gegeven. [6] Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet. Omdat sprake is van zicht op uitzetting slaagt het betoog dat de bewaring om die reden disproportioneel en onevenredig is niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet langer wordt voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 21 augustus 2023, zaaknummer: NL23.22395.
2.Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 24 oktober 2023, zaaknummer: NL23.29989.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 14 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18113.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
5.ABRvS 4 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3003.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS 22 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV3295 en de uitspraak van de ABRvS 23 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI3894.
7.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.