ECLI:NL:RBDHA:2023:19057
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming van een Oekraïense asielzoeker na de inval van Rusland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023, wordt het beroep van eiser, een Oekraïense asielzoeker, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De Staatssecretaris had op 1 september 2023 aan eiser meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, zou eindigen op 4 september 2023. Eiser had eerder, na de inval van Rusland in Oekraïne op 23 februari 2022, asiel aangevraagd in Nederland en was in aanmerking gekomen voor tijdelijke bescherming.
De rechtbank behandelt het beroep en de beroepsgronden van eiser, die stelt dat de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming onterecht is. De Staatssecretaris had in juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, omdat eiser tot de facultatieve groep behoort. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende zijn om deze beslissing te weerleggen.
De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat de Staatssecretaris niet zelfstandig bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiser's argument dat hij in aanmerking zou moeten komen voor tijdelijke bescherming omdat hij getrouwd is met een Oekraïense vrouw die tijdelijke bescherming geniet, wordt verworpen. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een gezinssituatie die in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.