ECLI:NL:RVS:2024:69
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 11 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 september 2023 het recht op bescherming zou eindigen dat hij genoot op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Dit besluit was genomen op 1 september 2023. De rechtbank Den Haag had eerder, op 7 december 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep had ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming nog steeds van toepassing was. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van 1 september 2023, waarin was bepaald dat andere derdelanders uit Oekraïne die naar Nederland waren gevlucht, tijdelijk in Nederland mochten blijven totdat er een eindoordeel was over hun recht op bescherming. De vreemdeling viel onder deze groep, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien de staatssecretaris al had aangegeven dat deze groep derdelanders in Nederland mocht blijven.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 11 januari 2024.