ECLI:NL:RBDHA:2023:18765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.29387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor Iraanse nationaliteit in het kader van de Richtlijn 2001/55/EG

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De staatssecretaris had op 30 augustus 2023 medegedeeld dat de tijdelijke bescherming zou worden beëindigd, na een voornemen dat op 3 juli 2023 was gecommuniceerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar was niet aanwezig op de zitting op 21 november 2023, waar het beroep werd behandeld samen met een verzoek om voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 had de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiseres behoort, te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres had aangevoerd dat de beëindiging ingrijpend voor haar zou zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beëindiging deugdelijk heeft gemotiveerd en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29387

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], van Iraanse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiseres heeft medegedeeld dat haar recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiseres op 4 september 2023 te beëindigen. Eiseres heeft een zienswijze ingebracht, waarna het bestreden besluit is genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL23.29388). Aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben vooraf laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Bevoegdheid van verweerder, rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel
3. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, (tussentijds) te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). [3] Er is geen aanleiding gezien prejudiciële vragen te stellen. Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en dat verweerder kan volstaan met de voornemenprocedure en geen individueel gehoor hoeft af te nemen.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat een groot deel van de beroepsgronden van eiseres eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de MK-uitspraak. De rechtbank maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. Deze beroepsgronden slagen niet.
Evenredigheid en motivering
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de beleidswijziging door verweerder niet goed is gemotiveerd. Eiseres betoogt dat de signalen van misbruik en het tekort aan gemeentelijke opvangplekken niet zijn onderbouwd. Eiseres heeft een baan en kan zichzelf onderhouden. Het beëindigen van de tijdelijke bescherming is voor eiseres zeer ingrijpend, omdat de opvang en de verstrekkingen eindigen en zij het land moet verlaten.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond niet. De rechtbank verwijst allereerst naar de uitspraak van 13 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:17304), waarin deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming een geschikt en noodzakelijk middel is.
4.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de beëindiging in dit geval niet onevenredig is in verhouding tot het uiteindelijke hierboven weergegeven doel. De rechtbank stelt vast dat in de beroepsgronden wordt gesproken van eiser in plaats van eiseres en dat de aangevoerde gronden in verschillende beroepschriften gelijkluidend zijn, waardoor het de vraag is of in het beroep de persoonlijke omstandigheden van eiseres worden beschreven of dat per abuis de situatie van een ander is omschreven. De omstandigheid dat eiseres niet langer aanspraak kan maken op bepaalde voordelen die zijn verbonden aan tijdelijke bescherming, is inherent aan het besluit van verweerder om de facultatieve bepaling niet langer te implementeren, waardoor eiseres niet langer onder de Richtlijn valt. Het continueren van bestaanszekerheid valt niet onder het doel van de Richtlijn. Als eiseres verblijf in Nederland voor een ander doel beoogt, kan zij een daartoe strekkende aanvraag voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier indienen. Voor zover eiseres betoogt dat zij niet terug kan naar het land van herkomst, wordt dit beoordeeld in de lopende aanvraagprocedure voor de asielvergunning.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de beëindiging van de tijdelijke bescherming van eiser gelet op al het voorgaande daarom niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel en er is evenmin sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 30 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).