ECLI:NL:RBDHA:2023:18765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor Iraanse nationaliteit in het kader van de Richtlijn 2001/55/EG
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraanse eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De staatssecretaris had op 30 augustus 2023 medegedeeld dat de tijdelijke bescherming zou worden beëindigd, na een voornemen dat op 3 juli 2023 was gecommuniceerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar was niet aanwezig op de zitting op 21 november 2023, waar het beroep werd behandeld samen met een verzoek om voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 had de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiseres behoort, te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, en dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres had aangevoerd dat de beëindiging ingrijpend voor haar zou zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beëindiging deugdelijk heeft gemotiveerd en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.