ECLI:NL:RVS:2024:39
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
Op 10 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat haar recht op bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
De vreemdeling had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep ongegrond had verklaard, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat in een eerdere uitspraak van 1 september 2023 was bepaald dat andere derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland waren gevlucht, bij wijze van voorlopige voorziening behandeld zouden worden alsof het recht op tijdelijke bescherming op hen van toepassing bleef. De staatssecretaris had daarop gereageerd door te bevestigen dat deze groep derdelanders in Nederland mocht blijven totdat er een eindoordeel was over het beëindigen van hun recht op tijdelijke bescherming.
De vreemdeling viel onder deze groep, maar de voorzieningenrechter besloot dat er geen voorlopige voorziening nodig was, omdat de vreemdeling al onder de mededeling van de staatssecretaris viel. Het verzoek werd afgewezen en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.