ECLI:NL:RBDHA:2023:18714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.27731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Indiase nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 augustus 2023. Dit besluit houdt in dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft zijn zienswijze ingediend na het voornemen van verweerder om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank heeft het verzoek van eiser om aanhouding van de uitspraak afgewezen, ondanks dat er lopende hoger beroepsprocedures zijn over de beëindiging van de tijdelijke bescherming.

De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. In eerdere uitspraken is geoordeeld dat verweerder bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, te beëindigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen en heeft de beroepsgronden van eiser verworpen. Eiser heeft ook aangevoerd dat de beëindiging in strijd is met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8 van het EVRM, maar ook deze beroepsgrond is door de rechtbank afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27731

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], van Indiase nationaliteit, eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 31 augustus 2023 waarbij verweerder aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit) [2] , eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 30 juni 2023 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht, waarna het bestreden besluit is genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft aanvullende gronden ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld, samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL23.27732). Aan de zitting heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben vooraf laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Verzoek om aanhouding
3. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van eiser verzocht om aanhouding totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak heeft gedaan in lopende hoger beroepsprocedures over de beëindiging van de tijdelijke bescherming. Dit verzoek is afgewezen. In de aanvullende gronden is nogmaals verzocht om aanhouding van de uitspraak op het beroep totdat door de Afdeling uitspraak wordt gedaan. De rechtbank heeft besloten de behandeling ter zitting voort te zetten. Ook thans ziet de rechtbank geen reden om de beslissing aan te houden.
Bevoegdheid van verweerder, rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel
4. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, (tussentijds) te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). [3] Er is geen aanleiding gezien prejudiciële vragen te stellen. Ook is in die uitspraak geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat een groot deel van eisers beroepsgronden eveneens betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
4.2.
In de op 14 november 2023 gegeven reactie is onder meer naar voren gebracht dat uit de formulering van artikel 7 volgt dat alle bepalingen van de richtlijn van toepassing zijn, voor zover deze niet in het tweede lid expliciet zijn uitgezonderd. Daarbij is verwezen naar een document van het Europees Parlement [4] en een uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam van deze rechtbank. [5]
4.3.
In de MK-uitspraak is artikel 7 uitgelegd voor zover het gaat om de bevoegdheid tijdelijke bescherming te beëindigen. Daarbij is de positie van artikel 7 in hoofdstuk 2 van belang geacht. Bij uitspraak van 1 november 2023 is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat het ontbreken van nadere bepalingen over de wijze waarop een lidstaat kan terugkomen van de toepassing van de facultatieve bepaling niet betekent dat de lidstaat die bevoegdheid niet heeft en dat het ontbreken van nadere bepalingen juist een aanwijzing is dat ook het beëindigen van de toepassing daarvan aan de lidstaat is overgelaten (ECLI:NL:RBDHA:2023:16410). De rechtbank ziet in hetgeen eiser op 14 november 2023 heeft aangevoerd, alsmede hetgeen in de eerder ingediende gronden naar voren is gebracht, geen grond anders te oordelen over de bevoegdheid.
4.4.
Ook in hetgeen eiser verder naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de MK-uitspraak. De rechtbank maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. De rechtbank ziet ook thans geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen.
4.5.
Deze beroepsgronden slagen niet.
Recht op family life en recht op privéleven
5. Eiser heeft verder aangevoerd dat de beëindiging van eisers verblijf in Nederland in strijd is met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5.1.
De rechtbank overweegt dat het primaire doel van de Richtlijn is om de lidstaten te ondersteunen bij problemen als gevolg van massale instroom van ontheemden en te voorkomen dat de asielstelsels van de lidstaten overbelast raken. Tijdelijke bescherming is geen ‘derde’ vorm van bescherming, naast de vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de zittingsplaats Arnhem van 1 november 2023. [6] Eiser heeft een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning ingediend, waarover nog een procedure loopt. In dat kader kunnen persoonlijke omstandigheden worden meegewogen.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
6.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 30 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16291).
4.Europees Parlement document A5-0077/2001.
5.De rechtbank gaat er vanuit dat de volgende uitspraak is bedoeld: Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, 1 september 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:13023).
6.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 1 november 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:16410).