ECLI:NL:RBDHA:2023:18594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een derdelander van Azerbeidzjaanse nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 september 2023. Dit besluit houdt in dat het recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft zijn beroep gebaseerd op de stelling dat de Staatssecretaris niet bevoegd is om deze bescherming te beëindigen en dat daarbij de beginselen van rechtszekerheid, vertrouwen en evenredigheid zijn geschonden. De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de Staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. In een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris wel degelijk bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders, waaronder eiser, te beëindigen. De rechtbank maakt de overwegingen uit deze eerdere uitspraak tot de hare en stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een ondubbelzinnige toezegging van de Staatssecretaris. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn, dat is om de werking van het asielstelsel te waarborgen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiser kan binnen vier weken na bekendmaking een beroepschrift indienen bij de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.