In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Polat, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van 26 mei 2023, waarin haar uitwonendenbeurs werd onthouden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat eiseres en haar vader op hetzelfde adres zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (brp). De wetgeving, met name artikel 1.1 en 1.5 van de Wet studiefinanciering 2000, biedt geen ruimte voor een andere interpretatie dan dat eiseres moet worden aangemerkt als een thuiswonende studerende. De rechtbank wijst erop dat de feitelijke woonsituatie van eiseres, zoals door haar gesteld, geen invloed heeft op de juridische status die voortvloeit uit de inschrijving in de brp.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die bevestigen dat de minister terecht de uitwonendenbeurs heeft onthouden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.