In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen twee besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het eerste besluit, gedateerd 22 augustus 2023, beëindigt de tijdelijke bescherming van eiser, terwijl het tweede besluit de asielaanvraag van eiser buiten behandeling stelt. De rechtbank behandelt het beroep op 23 november 2023, waarbij eiser niet verschijnt, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd is door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen, zoals eerder geoordeeld in een uitspraak van 30 oktober 2023. Eiser stelt dat hij niet tijdig een advocaat heeft kunnen vinden en dat hij gelijk behandeld moet worden als andere ontheemden uit Oekraïne. De rechtbank wijst deze beroepsgronden af, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een ondubbelzinnige toezegging van de staatssecretaris. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat er een gerechtvaardigd juridisch onderscheid bestaat tussen verschillende groepen ontheemden.
De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de staatssecretaris de beëindiging heeft gemotiveerd met het doel om misbruik van de tijdelijke bescherming te voorkomen en de druk op de opvangcapaciteit te verminderen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom de inbreuk op zijn belangen onevenredig zou zijn. Het beroep tegen het eerste besluit wordt ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend. De rechtbank wijst op het ontbreken van proceskostenveroordeling.