ECLI:NL:RBDHA:2023:18219
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de regeling tijdelijke bescherming voor ontheemden uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 2 november 2023, waarin aan eiser werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Eiser, die niet op de zitting verscheen, heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij geen bericht van de IND heeft ontvangen en dat hij behoort tot de groep waarvan de IND het verblijf wil beëindigen. Hij stelt dat de staatssecretaris niet bevoegd is om zijn bescherming te beëindigen en dat hij niet tijdig een advocaat heeft kunnen vinden. Eiser vraagt zich ook af waarom hij niet gelijk behandeld wordt als andere ontheemden uit Oekraïne.
De rechtbank overweegt dat het beroep enkel gericht is tegen de beëindiging van de tijdelijke bescherming. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen en de staatssecretaris de beëindiging van de tijdelijke bescherming deugdelijk heeft gemotiveerd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.