In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2018, naar Nederland. De moeder, [naam01], wonende in [woonplaats01], heeft het verzoek ingediend, terwijl de vader, [naam02], feitelijk verblijvende in India, zich tegen de terugkeer verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de minderjarige bij terugkeer naar Nederland wordt blootgesteld aan lichamelijk of geestelijk gevaar. De zorgen van de vader over het contact met de minderjarige zijn door de rechtbank niet gevolgd, aangezien de zorgregeling die eerder is vastgesteld, ongewijzigd van kracht blijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader niet heeft aangetoond dat er sprake is van een ondragelijke toestand voor de minderjarige bij terugkeer naar Nederland. De rechtbank heeft de terugkeer van de minderjarige gelast, met als uiterste datum 28 november 2023, en heeft bepaald dat de vader verantwoordelijk is voor de teruggeleiding. Indien de vader nalaat om de minderjarige terug te brengen, dient hij de benodigde reisdocumenten aan de moeder te overhandigen, zodat zij de minderjarige zelf kan terugbrengen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.