Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [de minderjarige] naar Nederland. Daartoe heeft het hof, samengevat weergegeven, als volgt geoordeeld.
Het HKOV is in dit geval niet van toepassing, omdat India daarbij geen partij is. Wel heeft de Nederlandse wetgever ervoor gekozen het HKOV als ‘punt van oriëntatie’ te hanteren in gevallen die niet door het HKOV worden bestreken. Dit betekent dat de rechter zich bij het beoordelen van verzoeken tot teruggeleiding in zulke gevallen zoveel mogelijk dient te richten naar de inhoud van het HKOV. (rov. 7)
De Hoge Raad heeft voor gevallen onder het HKOV beslist dat de rechter van de verdragsstaat waar het kind zich bevindt, exclusief bevoegd is om van een verzoek tot teruggeleiding kennis te nemen.Deze exclusieve bevoegdheidsregel van het HKOV kan in deze zaak niet tot uitgangspunt dienen, omdat aan die regel het wederzijds vertrouwen ten grondslag ligt dat verdragsstaten het verdrag zullen naleven. Deze reciprociteit ontbreekt, omdat India geen verdragsstaat is. (rov. 8-9)
Volgens het commune bevoegdheidsrecht is de woonplaats van de verzoeker (de moeder) weliswaar het primaire aanknopingspunt voor bevoegdheid (art. 3, aanhef en onder a, Rv), maar de ratio die aan deze bevoegdheidsregel ten grondslag ligt, gaat in dit geval niet op, omdat niet het belang van de verzoeker centraal staat maar het belang van het ontvoerde kind, en het verzoek tot teruggeleiding in een ander land dan Nederland ten uitvoer zal moeten worden gelegd. In kinderontvoeringszaken zou toepassing van art. 3, aanhef en onder a, Rv ertoe leiden dat de Nederlandse rechter bevoegd is in alle zaken waarin de verzoekende ouder zijn verblijfplaats in Nederland heeft of naar Nederland verplaatst. De Nederlandse rechter zou daarmee een bemoeizuchtig of exorbitant forum worden, zodat de gewone verblijfplaats van de verzoeker en daarmee art. 3, aanhef en onder a, Rv ongeschikt is als bevoegdheidsgrondslag voor het verzoek tot teruggeleiding. (rov. 10)
De bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan evenmin worden gebaseerd op art. 3, aanhef en onder c, Rv, omdat de zaak onvoldoende met de Nederlandse rechtssfeer is verbonden. (rov. 11)
Het door de vader bij de Nederlandse rechter ingediende verzoek tot teruggeleiding is in eerste aanleg en in hoger beroep afgewezen, maar deze beslissingen bevatten geen oordeel ten principale over de vraag of [de minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Het is de bodemrechter die hierover in het kader van de gezagsbeslissing een definitief oordeel zal moeten geven. (rov. 13)
De vader heeft in India een echtscheidingsprocedure ingesteld, waarin de moeder eigen verzoeken heeft kunnen indienen met betrekking tot het gezag over de minderjarige (rov. 14). Volgens een door de vader overgelegde
legal opinionkan de moeder in India een verzoek tot teruggeleiding doen (rov. 15). De advocaat van de moeder heeft ter zitting verklaard dat volgens een beslissing van de Indiase rechter de minderjarige op 27 maart 2018 aan de moeder moet worden overgedragen (rov. 16). Uit een en ander kan worden afgeleid dat het voeren van een teruggeleidingsprocedure in India mogelijk is en dat de moeder zich door een eigen advocaat heeft kunnen laten vertegenwoordigen in twee procedures bij de Indiase rechter (rov. 17-18).
Uit de beschikking van de Hoge Raad in een eerdere procedure tussen de moeder en de vader volgt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is in de echtscheidingsprocedure.In de in India te voeren echtscheidingsprocedure zal de Indiase rechter, die als eerste is aangezocht, moeten beoordelen of hij tevens bevoegd is kennis te nemen van de gezagsverzoeken in de echtscheidingsprocedure. (rov. 19)
Het zwaartepunt van de procedures tussen partijen is in India gelegen en niet in Nederland, zodat het niet opportuun is om in dit geval internationale bevoegdheid voor het verzoek tot teruggeleiding aan te nemen. De zaak is daarvoor te nauw verbonden met India, waar de moeder zelf een verzoek tot teruggeleiding heeft ingediend en waar een eventueel teruggeleidingsbevel zal moeten worden geëffectueerd, zodat het hof onbevoegd is. (rov. 21-22)