ECLI:NL:RBDHA:2023:17675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
NL23.34922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 16 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 23 juni 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep aangetekend tegen deze maatregel, met uitspraken op 10 juli, 29 augustus en 13 oktober 2023. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 9 november 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

De rechtbank onderzoekt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. De staatssecretaris heeft op 27 juni 2023 een laissez-passer aanvraag naar de Malinese autoriteiten verzonden en eiser heeft niet actief meegewerkt aan de presentatie op 27 september 2023. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat het voortduren van de maatregel rechtmatig is.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier S.M. Hampsink, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34922

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 23 juni 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 10 juli 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 29 augustus 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 13 oktober 2023. [3]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft na de ontvangst hiervan zijn gronden ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 9 november 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
4.1.
Uit de uitspraak van 13 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 10 oktober 2023) rechtmatig was.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser frustreert zijn uitzetting niet en hanteert geen aliassen. Onduidelijk is wat de uitkomst is van de presentatie op 27 september 2023.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage volgt dat de staatssecretaris op 27 juni 2023 de laissez-passer aanvraag heeft verzonden naar de Malinese autoriteiten. De presentatie in persoon stond gepland op 27 september 2023. Uit de voortgangsrapportage volgt dat eiser wel naar deze presentatie is gegaan, maar dat hij ter plekke niet uit zijn cel wilde komen en niet met de consul wilde spreken. Om deze reden is eiser schriftelijk gepresenteerd aan de Malinese autoriteiten. Dat nog niet bekend is wat de uitkomst van de presentatie is, is onvoldoende voor de conclusie dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering in het geval van eiser ontbreekt. In de voortgangsrapportage staat dat op 27 september 2023 de laissez-passer aanvraag in onderzoek is genomen. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het voortduren van de maatregel rechtmatig is.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [5]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 10 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10330.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 29 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13589.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 13 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16583.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
5.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.