ECLI:NL:RBDHA:2023:16583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.30964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 23 juni 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep aangetekend, waarbij de rechtbank op 10 juli 2023 en 29 augustus 2023 uitspraken heeft gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 was eiser vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De rechtbank legt uit dat, hoewel de staatssecretaris de vervolgrapportage te laat heeft ingediend, dit geen gevolgen heeft voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel. Eiser heeft voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt naar voren te brengen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzetting van eiser. Eiser heeft weliswaar een geboorteakte overgelegd, maar dit is niet voldoende om naar Mali te reizen zonder een laissez passer. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30964

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, v-nummer [nummer]

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 23 juni 2023.
2. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 10 juli 2023 en op een door eiser ingediend vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 29 augustus 2023. [1]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.D. Kupelian, als waarnemer voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Toetsingskader

7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
7.1.
Uit de uitspraak van 29 augustus 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 24 augustus 2023) rechtmatig is.
Te laat ingediende vervolgrapportage door de staatssecretaris
8. Indien het om een vervolgberoep gaat dan dient de staatssecretaris de vervolgrapportage binnen drie werkdagen te verstrekken. Eiser heeft vervolgens twee werkdagen de tijd om hierop te reageren. [3]
8.1.
Niet in geschil is dat de staatssecretaris de vervolgrapportage op 6 oktober 2023, zijnde de vijfde werkdag nadat de rechtbank hierom heeft verzocht, heeft verstrekt, en aldus te laat.
8.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat aan de termijnoverschrijding gevolgen verbonden moeten worden. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de vervolgrapportage te laat in verstrekt, omdat er iets niet goed is gegaan met het overzetten van het document uit een ander systeem. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. De rechtbank zal aan de termijnoverschrijding geen gevolgen verbinden, aangezien eiser schriftelijk op de vervolgrapportage heeft gereageerd en zijn standpunt op de zitting nader heeft kunnen toelichten.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld en is er voldoende zicht op uitzetting?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris beschikt over de juiste naam en over een geboorteakte. Eiser frustreert zijn uitzetting niet. Eiser vraagt zich af of een presentatie bij de ambassade nodig is, nu zijn identiteit immers bekend is.
Volgens de voortgangrapportage zijn er na 20 september 2023 nauwelijks
uitzettingshandelingen verricht. Zinloze rappels van iemand die geen aliassen heeft, hebben
geen zin, aldus eiser.
9.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. Eiser stelt ten onrechte dat de staatssecretaris na
20 september 2023 nauwelijks uitzettingshandelingen heeft verricht. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris sinds het sluiten van het onderzoek in de eerdere procedure op 24 augustus 2023 en op 21 september 2023 heeft gerappelleerd bij de Malinese autoriteiten. Daarnaast heeft de staatssecretaris op 19 september 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd en is eiser op 27 september 2023 naar de Malinese autoriteiten gebracht. Tot een gesprek met de consul is het echter niet gekomen, omdat eiser dit heeft geweigerd. De aanvraag is hierop schriftelijk in onderzoek genomen door de consul. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee voldoende voortvarend heeft gehandeld. De staatssecretaris heeft toegelicht dat eiser weliswaar een geboorteakte heeft overgelegd, maar dat eiser enkel met een geboorteakte niet naar Mali kan reizen, zodat het aanvragen van een laissez passer bij de Malinese autoriteiten noodzakelijk is. Deze aanvraag is nog in onderzoek, zodat niet kan worden geoordeeld dat verder rappelleren zinloos is en dat zicht op uitzetting ontbreekt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?10. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem), ECLI:NL:RBDHA:2023:10330 en ECLI:NL:RBDHA:2023:13589.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Dat staat in artikel 8.5 van het procesreglement bestuursrecht rechtbanken.
4.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.