In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker uit Sierra Leone. De verzoeker had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen. Dit besluit werd tevens als een terugkeerbesluit beschouwd. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat een gepland gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiger van Sierra Leone op 16 september 2022 werd uitgesteld tot vier weken na de beslissing op zijn beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het gesprek met de vertegenwoordiger van Sierra Leone kon worden gezien als een feitelijke uitzettingshandeling. De rechter verwees naar het arrest Gnandi, waarin werd gesteld dat alle gevolgen van een terugkeerbesluit geschorst moeten worden zolang er beroep loopt tegen de afwijzing van de asielaanvraag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitnodiging voor het gesprek niet kon worden aangemerkt als een voorbereidingshandeling, maar als een handeling gericht op uitzetting. Daarom werd de voorlopige voorziening toegewezen en werd verweerder verboden om het gesprek met verzoeker te laten plaatsvinden totdat er op het beroep was beslist.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 759,00. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 september 2022, en tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.