ECLI:NL:RBDHA:2023:17581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
C/09/651885 / KG ZA 23-676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Afghaanse verdachte aan de Verenigde Staten en de risico's van schending van mensenrechten

In deze zaak vordert de eiser, een Afghaanse man, een verbod op zijn uitlevering aan de Verenigde Staten. Hij is beschuldigd van moord op zijn vrouw en vreest dat hij in de VS geconfronteerd zal worden met de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf zonder mogelijkheid van vervroegde vrijlating. De eiser stelt dat zijn uitlevering in strijd is met de artikelen 2 en 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), die respectievelijk het recht op leven en het verbod op foltering waarborgen. De rechtbank heeft de procedure in kort geding behandeld, waarbij de eiser zijn vorderingen heeft onderbouwd met argumenten over de detentieomstandigheden in de VS en de risico's die hij daar zou lopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Verenigde Staten de doodstraf in april 2023 hebben afgeschaft en dat de eiser niet wordt beschuldigd van 'aggravated murder', wat zou kunnen leiden tot een levenslange gevangenisstraf zonder mogelijkheid van vervroegde vrijlating. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de detentieomstandigheden in Washington en de mogelijke schending van zijn mensenrechten overwogen. De voorzieningenrechter heeft de zaak aangehouden om de Staat de gelegenheid te geven om nadere informatie op te vragen bij de Amerikaanse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de ruimte die de eiser in de gevangenis zou krijgen. De uitspraak is gedaan op 4 oktober 2023.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/651885 / KG ZA 23-676
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiser](alias
[naam]) gedetineerd in [verblijfplaats],
eiser,
advocaat mrs. F. Dölle en E. ten Vergert te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A. Th. M. ten Broeke te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2023, met producties 1 t/m 30;
- de nader door [eiser] overgelegde producties 31 t/m 35;
- de door gedaagde overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 5;
- de door gedaagde overgelegde producties 3a en 6;
- de op 20 september 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] heeft de Afghaanse nationaliteit.
2.2.
Op 13 december 2022 hebben de Verenigde Staten van Amerika bij diplomatieke nota de uitlevering van [eiser] verzocht in verband met strafvervolging van [eiser] wegens verdenking van moord op zijn vrouw (hierna: het uitleveringsverzoek). In het
Affidavit in support of request for extraditionvan het superior court of Spokane county of the State of Washington van 18 november 2022 (hierna: het Affidavit), dat bij het uitleveringsverzoek is gevoegd, is daartoe onder meer het volgende vermeld:
“(…) 24. On June 3, 2019, law enforcement agents applied for and were granted authorization to search [eiser]’s vehicle. During execution of the search warrant on June 4, 2019, a hand-written note was found in the center console. The note read as follows: “I live in (…) There is a video or two videos that you can watch and judge. Thanks.” (…) In one of the videos, [eiser] admits murdering his wife A.K. because he believed she was having multiple affairs. Specifically, [eiser] stated:
The reason behind all this is my wife. She has been cheating on me, not once, not twice, not three times… many many many many times….
So after when she got her green card… and everything, she decided to divorce me… which is not fair. So… so I killed her. I killed her and I put her body inside the chest freezer in my apartment. Nobody else is responsible for this, it’s only me. I decided to do that … because I was pissed, I was so mad. And I didn’t know what I did.
(…)
32. On June 7, 2019, U.S. law enforcement authorities determined that on May 30. 2019, [eiser] had flown from Dubai to Kabul, Afghanistan.
33. In January 2021, [eiser] obtained a new passport from Afghani authorities, which indicated a new name: “[naam]”.
34. On June 7, 2019, the Spokane County Prosecuting Attorney’s Office charged [eiser] by Criminal Information (…) for violating the criminal laws of the State of Washington. (…) [eiser] is charged as follows:
Count 1: RCW 9A.32.030(1)(A) and RCW 10.99.020 – Murder in the First Degree – Domestic Violence (“RCW” staat voor “Revised Code of Washington”,
voorzieningenrechter).”
2.3.
Als bijlage bij het Affidavit is gevoegd
Exhibit B, waarin over de relevante wetsbepalingen onder meer het volgende is opgenomen:
“RCW
9A.32.030
Murder in the first degree.
(1) A person is guilty of murder in the first degree when:
(a) With a premeditated intent to cause the death of another person, he or she causes the death of such person or of a third person;
(…)
RCW
9A.32.040
Murder in the first degree – Sentence.
…, [A]ny person convicted of the crime of murder in the first degree shall be sentenced to life imprisonment. (…)”
2.4.
Bij uitspraak van 23 februari 2023 heeft de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam de uitlevering van [eiser] aan de Verenigde Staten toelaatbaar geacht. In die uitspraak is onder meer het volgende geoordeeld:
“(…) De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de raadsman onvoldoende is onderbouwd. Er is immers niet concreet gemaakt dat de opgeëiste persoon is gefolterd in Afghanistan, dat dit heeft plaatsgevonden in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt verzocht en, in het bijzonder, dat dit is gebeurd door of mede door toedoen van functionarissen van de Verenigde Staten. Het verweer van de raadsman wordt verworpen, evenals het verzoek getuigen of deskundigen te horen, omdat gelet op het voorgaande daartoe geen noodzaak bestaat. (…)”
2.5.
Tegen voornoemde uitspraak heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 9 mei 2023 is [eiser] in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
2.6.
Op 9 juni 2023 heeft de voormalige advocaat van [eiser] in het kader van het uitleveringsverzoek een zienswijze ingediend bij de minister van Justitie en Veiligheid (hierna: de Minister).
2.7.
Bij beschikking van 17 juli 2023 heeft de Minister besloten de uitlevering van [eiser] aan de Verenigde Staten toe te staan.
2.8.
In een e-mailbericht van 8 augustus 2023 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: het Ministerie) aan the United States Department of Justice in Washington is de volgende vraag gesteld:
“Among others, [eiser]'s lawyers argue that [eiser] might face the death penalty or a life sentence without the possibility of parole in the US, if convicted of Aggravated Murder First Degree. This would constitute a violation of Article 2 and 3 of the ECHR. Of course, your extradition request states that [eiser] is suspected of Murder in the First Degree, and that if convicted, he shall be sentenced to life imprisonment. I understand that Aggravated Murder First Degree and Murder in the First Degree are two different classifications, for which different penalties might be imposed. However, just to confirm so we can confidently make this argument in court: can you please confirm [eiser] is solely suspected of Murder in the First Degree, and therefore it is not possible that he will be convicted to life without parole or the death penalty?”
2.9.
Op 10 augustus 2023 is namens de openbaar aanklager een reactie gekomen op voornoemd bericht:
“Per the U.S. prosecutor, Mr. [eiser] is solely suspected of Murder in the First Degree, and therefore not facing the death penalty nor a sentence of life without the possibility of parole. Washington State abolished the death penalty via state senate bill 5087 which Governor Jay lnslee signed into law in April of 2023. Additionally, Mr. [eiser] is not charged with aggravated first-degree murder and as a result he is not facing a sentence of life without the possibility of parole. Under no circumstances under the statute he is charged with (RCW 9A.32.030) could a court impose life without the possibility of parole.”
2.10.
Namens de Minister is op 5 september 2023 een brief gestuurd aan the United States Department of Justice in Washington. In die brief is de Verenigde Staten om nadere informatie gevraagd:
“During the interlocutory procedure, the court shall address the issues that are raised by Mr. [eiser], taking into account, among others, the established case law of the European Court of Human Rights. We would therefore kindly ask you the following:
- information on the detention facility/facilities where mr. [eiser] will be placed during pre-trial detention and the period of time he will be detained there;
- information on the detention facility/facilities where mr. [eiser] will be placed if he is to be sentenced to time imprisonment;
- information on the placement procedure within these facilities and the aspects that will be taken into account;
- information on the mechanisms that are in place to ensure the safety of detainees, and the assurance that mr. [eiser] will, if necessary, be protected against harm from others;
- information on the cells in which mr. [eiser] will be placed and their square meters of living space;
- assurances that the prison facilities and cells will as a minimum meet all standards as set out in the United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (also known as the 'Nelson Mandela Rules');
- information on the provisions that are in place for mr. [eiser] for medical (both physical and mental) healthcare and an assurance that he will receive medical and mental health care if he requires this.
Please note that according to the European Court of Human Rights case law, it is important that the assurances are specific/concrete to the person concerned. References to national legislation are in general not sufficient. Due to this requirement it will, for example, most likely be insufficient to refer to a detention facility that will be specified
afterextradition.”
2.11.
Bij brief van 11 september 2023 is vanuit de Verenigde Staten een reactie gekomen op voornoemde brief. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
“ (…) According to the Washington State Office of Financial Management, the total prison population in the State of Washington on June 30, 2023, was 12,816, including those inmates in prisons and work release facilities. Focusing on where Mr. [eiser] could be housed, the Washington State Penitentiary (WSP), in Walla, Walla, WA, has the ability to house up to 2,148 male inmates. The WSP houses minimum, medium, and maximum custody inmates. The WSP offers a variety of programs related to sustainable practices as well as vocational programming, education, community services and job opportunities for incarcerated individuals. The WSP offers many different programs to include, but not limited to chemical dependency, religious programs, mental health programs, law library access, and many others. Like the WSP, Clallam Bay Corrections Center (CBCC) offers many programs to incarcerated individuals. These programs are focused on vocational training, educational opportunities, substance and mental health treatment programs, and a variety of sustainability programs. CBCC is a medium and maximum custody facility. The total capacity is 900 inmates, while the current population is around 512 inmates (as of June 2023). Airway Heights Corrections Center (AHCC) has the ability to house 2,100 male inmates. The AHCC population includes a vast majority of minimum and medium custody individuals.
(…)
Mr. [eiser] has raised concerns that detention in a State of Washington prison facility will subject him to overpopulation, solitary confinement, violence, and poor medical and mental care. Like every inmate, Mr. [eiser] will go through the classification process at both the Spokane County Jail, as well as the Washington State Department of Corrections. As noted above, it is at this point where jail/prison officials will determine the proper housing for Mr. [eiser]. This will mitigate his exposure to violence and allow for access to any medical or mental health care. Mr. [eiser] would be monitored by jail/prison staff and as such, would be afforded the ability to change housing, obtain medical care, etc., as the need arises. In essence, Mr. [eiser] (as with all inmates), will not simply be evaluated on day one and then forgotten about.
The Spokane County Detention Services and the Washington State DOC have implemented changes and continue to adapt as necessary with the ever-changing landscape that comes with the detention of individual accused and/or convicted of a crime. Mr. [eiser]' s health and safety are no less important than that of any other inmate or jail staff member. If the Ministry of Justice and Security allows extradition to the United States, Mr. [eiser] will be afforded the proper protections to ensure his health, safety, and wellbeing. (…)”
2.12.
In een diplomatieke nota van 15 september 2023 van de Verenigde Staten van Amerika is het volgende vermeld:
“The Embassy of the United States of America presents its compliments to the Ministry of Foreign Affairs of the Kingdom of the Netherlands and has the honor to refer to the letter from the Ministry of Justice and Security requesting confirmation that if extradited, [eiser] will not face the death penalty or life imprisonment without the possibility of parole.
The Government of the United States confirms that such assurances are not necessary in this case. Pursuant to the criminal laws of the State of Washington, neither the death penalty nor life imprisonment without the possibility of parole are authorized punishments for the offense for which [eiser] 's extradition is sought. Therefore, neither the death penalty nor life imprisonment without the possibility of parole can be requested or imposed in this case. Washington State abolished the death penalty in April 2023.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
De Staat te verbieden [eiser] uit te leveren aan de Verenigde Staten;
Subsidiair
De Staat te verbieden [eiser] uit te leveren aan de Verenigde staten zolang de Staat
i. Geen nader onderzoek heeft gedaan naar de rol die de autoriteiten van de Verenigde Staten hebben gespeeld bij de folteringen die [eiser] heeft ondergaan in Afghanistan; en
ii. Geen bindende, concrete en persoonlijke garanties heeft ontvangen van de Verenigde Staten die ertoe strekken om een schending van de artikelen 2 en 3 EVRM te voorkomen, waarbij de mogelijkheid van actieve monitoring door de Nederlandse Staat ter controle van de nakoming van deze garanties moet zijn gegarandeerd en de Nederlandse Staat zich bereid moet verklaren deze monitoring op zich te nemen;
Althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
met veroordeling van de Staat in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. De voorgenomen uitlevering van [eiser] is onrechtmatig. Er is sprake van een dreigende schending van artikelen 2 en 3 EVRM en/of de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm van artikel 6:162 BW. [eiser] loopt het reële risico dat hij in de Verenigde Staten de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf zonder mogelijkheid van uitzicht op invrijheidstelling of gratie krijgt opgelegd. Daarnaast zijn de detentieomstandigheden in de gevangenissen in de staat Washington ‘mensonterend en vernederend’ in verband met overbevolking, geweld en slechte medische zorg voor zowel fysieke als mentale klachten. Voorts is sprake van een voltooide schending van artikel 3 EVRM in verband met de foltering van [eiser] in 2019 voor twee jaar in de Pul-e-Charkhi gevangenis in Afghanistan, welke foltering door de Amerikaanse functionarissen is uitgelokt of bewerkstelligd.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de beslissing van de Minister om de uitlevering van [eiser] aan de Verenigde Staten toelaatbaar te verklaren onrechtmatig is en of deze uitlevering moet worden verboden dan wel eerst een nader onderzoek door de Staat nodig is en nadere garanties moeten worden verstrekt.
Toetsingskader
4.2.
Op grond van de Uitleveringswet vindt uitlevering van een opgeëiste persoon plaats nadat die door de uitleveringsrechter toelaatbaar is verklaard en vervolgens door de Minister bij besluit is toegestaan. In verband met de taakverdeling tussen de uitleveringsrechter en de Minister zoals neergelegd in de Uitleveringswet, toetst de uitleveringsrechter bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de uitlevering niet alle aspecten van de uitlevering. Aspecten die volgens die taakverdeling worden beoordeeld door de Minister en daarom bij de toelaatbaarverklaring door de uitleveringsrechter niet aan de orde zijn gekomen, kan de opgeëiste persoon desgewenst betrekken in een vordering bij de burgerlijke rechter die ertoe strekt de uitlevering te verbieden op de grond dat het besluit van de Minister, of de tenuitvoerlegging daarvan, onrechtmatig is tegenover de opgeëiste persoon.
4.3.
Uit de artikelen 8 en 10 Uitleveringswet volgt dat het oordeel over de vraag of de uitlevering een schending oplevert of tot een schending zal leiden van fundamentele rechten, zoals een inbreuk op het verbod van artikel 3 EVRM, in de taakverdeling tussen de uitleveringsrechter en de Minister is voorbehouden aan de Minister (vgl. HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0547, NJ 1997, 533). Indien tegen een besluit van de Minister om de uitlevering toe te staan, wordt opgekomen bij de burgerlijke rechter met de stelling dat de uitlevering strijdig is met fundamentele rechten, dient toetsing van die beslissing een volledige te zijn (vgl. HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV7387, NJ 2007, 277).
4.4.
De Verenigde Staten (als verzoekende staat) zijn partij bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (hierna: IVBPR) en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, zodat Nederland (als aangezochte staat) er in beginsel op moet vertrouwen dat de verzoekende staat de rechten van [eiser] zal eerbiedigen.
4.5.
Artikel 3 EVRM staat aan uitlevering in de weg indien er gegronde redenen (
“substantial grounds”) zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel risico (
“a real risk”) loopt te worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende bestraffing. Voor strijd met artikel 3 EVRM moet sprake zijn van leed dat
‘a minimum level of severity’heeft; waarbij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in aanmerking neemt dat een gevangenisstraf een zekere mate van leedtoevoeging impliceert. Het is aan de opgeëiste persoon, in dit geval [eiser], om aannemelijk te maken dat er sprake is van gegronde redenen die maken dat er sprake is van een reëel risico in de hiervoor bedoelde zin.
Doodstraf of levenslange gevangenisstraf zonder mogelijkheid van vervroegde vrijlating?
4.6.
[eiser] stelt dat er een reëel risico bestaat dat hij de doodstraf krijgt opgelegd of een levenslange gevangenisstraf zonder uitzicht op invrijheidstelling of gratie, zodat zijn uitlevering om die reden in strijd is met artikel 2 en 3 EVRM.
4.7.
Onder verwijzing naar de diplomatieke nota van 15 september 2023 heeft de Staat aangevoerd dat de doodstraf reeds in april 2023 is afgeschaft in Washington. Nu [eiser] dit niet heeft weersproken, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de stellingen van [eiser] inhoudende dat hij de doodstraf riskeert, feitelijk onjuist zijn.
4.8.
Ten aanzien van de gestelde levenslange gevangenisstraf zonder mogelijkheid van vervroegde vrijlating (
“parole”) geldt het volgende. Van een schending van artikel 3 EVRM kan sprake zijn als er een reëel risico bestaat dat er een levenslange gevangenisstraf zal worden opgelegd zonder enige mogelijkheid van vervroegde vrijlating. Volgens rechtspraak van het EHRM dient de opgeëiste persoon, in dit geval [eiser], aannemelijk te maken dat hij een dergelijk risico loopt. Als dat zo blijkt, is het vervolgens aan de overdragende staat, in dit geval de Staat, om te bezien wat de mogelijkheden voor vervroegde vrijlating zijn (EHRM 3 november 2022, nr. 22854/20 Sanchez-Sanchez v. het Verenigd Koninkrijk).
4.9.
Uit het Affidavit volgt dat [eiser] wordt vervolgd voor
Murder in the First Degree(hierna:
MiFD)
.Dit wordt nog eens bevestigd in het e-mailbericht van 10 augustus 2023 van de Amerikaanse autoriteiten. Hoewel [eiser] verwijst naar de straffen die gelden voor
Aggravated Murder First Degree, volgt uit geen enkel stuk dat [eiser] wordt verdacht van dit feit. Het uitleveringsverzoek en het Affidavit zijn voldoende duidelijk, zodat moet worden gekeken naar de straffen die gelden voor
MiFD(die zijn opgenomen in hoofdstuk 9A.32 RCW) en niet, zoals [eiser] stelt, naar de straffen die gelden voor
Aggravated Murder First Degree(die zijn opgenomen in hoofdstuk 10.95 RCW).
4.10.
In artikel 9A.32.040 RCW is opgenomen dat
‘any person convicted of the crime of murder in the first degree shall be sentenced to life imprisonment’. Dit artikel is tevens in de bijlage van het Affidavit vermeld. [eiser] leidt hieruit af dat hij hoe dan ook zal worden gestraft met een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van vervroegde vrijlating. In dit verband is van belang dat de Verenigde Staten tot twee keer toe, waaronder bij diplomatieke nota, hebben bevestigd dat een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van ‘
parole’geen straf is die aan [eiser] kan worden opgelegd (zie 2.9 en 2.12). Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag in uitleveringszaken in beginsel worden vertrouwd op de juistheid van de inhoud van de diplomatieke nota (zie EHRM 17 januari 2012, nrs. 9146/07 en 32650/07 Harkins and Edwards v. het Verenigd Koninkrijk en EHRM 21 september 2022, nr. 20863/21 McCallum v. Italië). Dit betekent dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat [eiser] geen levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van ‘
parole’riskeert. Dat in de bijlage van het Affidavit wordt vermeld dat een voor ‘
murder in the first degree’veroordeelde persoon zal worden bestraft met ‘
life imprisonment’, maakt het voorgaande niet anders. Niet aannemelijk is immers dat met ‘
life imprisonment’ in artikel 9A.32.040 RCW levenslang zonder de mogelijkheid van ‘
parole’wordt bedoeld. De verklaringen van de Amerikaanse autoriteiten wijzen eerder op het tegendeel. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter met de Staat van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn uitlevering een reëel risico van schending van artikel 3 EVRM oplevert. Aan de vraag welke mogelijkheden er (in de praktijk) bestaan voor vervroegde vrijlating wordt dan ook niet toegekomen.
4.11.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat artikel 9.94A.540(1) RCW (
Mandatory minimum terms) bepaalt dat aan iemand die zich strafbaar maakt aan
MiFDgeen gevangenisstraf van minder dan twintig jaren zal worden opgelegd. De omstandigheid dat er minimumstraffen zijn vastgesteld, duidt erop, zoals de Staat ook heeft aangevoerd, dat ‘
life imprisonment’ in 9A.32.040 RCW niet zonder meer betekent dat daadwerkelijk levenslang zal worden opgelegd, dus ook niet aan [eiser].
Voltooide schending artikel 3 EVRM?
4.12.
[eiser] stelt zich voorts op het standpunt dat sprake is van een voltooide schending van artikel 3 EVRM.
4.13.
Vooropgesteld wordt dat, indien de opgeëiste persoon het besluit van de Minister ter toetsing voorlegt aan de burgerlijke rechter, en de opgeëiste persoon zich beroept op feiten, omstandigheden of bewijsmateriaal waarover de uitleveringsrechter reeds heeft geoordeeld, aan dat beroep voorbij kan worden gegaan indien daaraan niet (ook) andere feiten, omstandigheden of bewijsmateriaal ten grondslag worden gelegd. Hetgeen in de uitleveringsprocedure niet aan de orde is gesteld en in de civiele procedure wel naar voren wordt gebracht, zal door de burgerlijke rechter in de beoordeling moeten worden betrokken. In voorkomend geval kan dit ook ertoe leiden dat in de civiele procedure op grond van deze nieuwe omstandigheden anders moet worden geoordeeld dan in de uitleveringsprocedure. Indien in het geding voor de burgerlijke rechter moet worden aangenomen dat de opgeëiste persoon door of mede door toedoen van functionarissen van de verzoekende staat is gefolterd in verband met de zaak waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, is het besluit van de minister of de tenuitvoerlegging daarvan zonder meer onrechtmatig en moet de uitlevering door de burgerlijke rechter worden verboden. Een opgeëiste persoon die in het geding voor de burgerlijke rechter aanvoert dat hij door of mede door toedoen van functionarissen van de verzoekende staat is gefolterd in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt gevraagd, dient zijn stellingen te specificeren en zoveel mogelijk toe te lichten. (HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1680, NJ 2016, 14).
4.14.
In de uitleveringsprocedure is reeds geoordeeld dat [eiser] niet concreet heeft gemaakt dat hij is gefolterd in Afghanistan en dat dit heeft plaatsgevonden in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt verzocht, en dat dit is gebeurd door of mede door toedoen van functionarissen van de Verenigde Staten.
4.15.
[eiser] stelt, in aanvulling op hetgeen hij in de uitleveringsprocedure heeft gesteld, dat uit verschillende bronnen blijkt dat gedetineerden in de Pul-e-Charkhi gevangenis op grote schaal werden gemarteld. [eiser] beroept zich hierbij op een rapport van de Verenigde Naties, waaruit zou blijken dat in de periode januari 2019 tot en met maart 2020 ongeveer een derde van de gedetineerden die in Afghanistan werden verdacht van veiligheids- of terrorisme gerelateerde misdrijven, is gemarteld of onderworpen aan andere vormen van mishandeling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn deze stellingen te algemeen van aard en niet toegespitst op [eiser]. Voor zover al wordt uitgegaan van de juistheid van deze stellingen, ziet de voorzieningenrechter niet in hoe dit kan bijdragen aan het standpunt dat [eiser] is gefolterd in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering wordt gevraagd. Gesteld noch gebleken is immers dat [eiser] wordt vervolgd voor een veiligheids- of terrorisme gerelateerd misdrijf. [eiser] heeft verder nog een verklaring van een tandarts overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat twee van zijn tanden zijn gebroken. Daaruit volgt echter niet dat die breuken veroorzaakt zijn door foltering.
4.16.
[eiser] stelt verder dat algemeen bekend is, en zo volgt volgens hem ook uit verschillende bronnen, dat de Amerikanen betrokken waren bij het reilen en zeilen van de Pul-e-Charkhi gevangenis. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat van Amerikaanse betrokkenheid bij deze gevangenis in de voor deze zaak relevante periode sprake is. Het rapport van Center for Constitutional Rights, waar [eiser] naar verwijst, dateert immers uit 2008 en zegt niets over de periode waarin [eiser] in de Pul-e-Charkhi gevangenis stelt te hebben gezeten. Ook het nieuwsbericht van 13 september 2021 waar [eiser] zich op beroept is niet voldoende om de stelling van [eiser], dat hij is gefolterd en de Amerikanen hier een rol in hebben gehad, te onderbouwen. Voor zover moet worden aangenomen dat [eiser] in de Pul-e-Charkhi gevangenis heeft verbleven en in de buurt van zijn cel mensen Engels heeft horen praten met een Amerikaans accent, is deze enkele stelling ook onvoldoende voor het slagen van het betoog van [eiser].
4.17.
Volgens [eiser] wisten de Amerikaanse autoriteiten dat hij in mei 2019 op het vliegtuig was gestapt naar Afghanistan, zodat zijns inziens het vermoeden gerechtvaardigd is dat de Verenigde Staten in contact stonden met bevriende Afghaanse autoriteiten en over [eiser] op de hoogte werden gehouden. [eiser] verwijst hierbij naar een nieuwsbericht van 31 mei 2019 over de vermissing van zijn vrouw. [eiser] miskent hierbij dat uit het Affidavit niet volgt dat er reeds een strafrechtelijk onderzoek naar [eiser] liep op het moment dat hij uit de Verenigde Staten vertrok; [eiser] is pas op 7 juni 2019 aangeklaagd. In het Affidavit staat verder dat de vrouw van [eiser] pas op 30 mei 2019 als vermist is opgegeven en dat Spokane County Sheriff’s Office er na onderzoek achter is gekomen dat [eiser] op 28 mei 2019 op een vlucht naar Dubai was gestapt. Wat hiervan verder zij, hieruit is niet af te leiden dat [eiser] op verzoek van de Verenigde Staten in verband met de zaak waarvoor zijn uitlevering is gevraagd in Afghanistan gevangen is gezet en evenmin dat de Amerikaanse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de folteringen die [eiser] stelt in dat land te hebben ondergaan.
4.18.
Een voltooide schending van artikel 3 EVRM kan gelet op het voorgaande niet worden aangenomen. In de omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om de Staat te gebieden daarnaar nader onderzoek te verrichten.
Detentieomstandigheden
4.19.
[eiser] stelt zich tot slot op het standpunt dat de detentieomstandigheden in Washington van dien aard zijn dat sprake is van een dreigende schending van artikel 3 EVRM. Dat heeft volgens [eiser] te maken met (onder meer) overbevolking en slechte medische zorg voor fysieke en mentale klachten. [eiser] verwijst ter onderbouwing van zijn stellingen naar diverse bronnen, zoals krantenberichten en rapporten waaruit volgens hem blijkt dat veel gevangenen in eenzame opsluiting zitten, één gevangenis 15 tot 30 procent overbevolkt is, veel zelfdodingen voorkomen en er nauwelijks hulp is voor gedetineerden met psychische/psychiatrische problemen.
4.20.
Zoals gezegd moet Nederland er in beginsel op vertrouwen dat de Verenigde Staten de rechten van [eiser] zullen eerbiedigen. Volgens rechtspraak van het EHRM kan evenwel sprake zijn van schending van artikel 3 EVRM vanwege (onder meer) overbevolking. Bij de toetsing aan artikel 3 EVRM wordt een minimummaatstaf van 3 m2 ‘
personal space’per gedetineerde in geval van ‘
multi-occupancy accomodation’ gehandhaafd. Een hoeveelheid van minder dan 3 m2 ‘
personal space’ levert een ‘
strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden in strijd zijn met artikel 3 EVRM. Het cumulatieve effect van alle detentieomstandigheden kunnen echter die
‘strong presumption’ weerleggen. Daarbij zijn relevante factoren ‘
time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility’ (zie EHRM 20 oktober 2016, nr. 7334/13 Mursic v Kroatië).
4.21.
Vaststaat dat de Staat de Amerikaanse autoriteiten om informatie heeft verzocht, onder meer met betrekking tot de detentieomstandigheden in de gevangenis waar [eiser] kan worden geplaatst. De Staat heeft meer specifiek gevraagd hoeveel vierkante meters [eiser] aan
living spacezal hebben (zie 2.10). De Amerikaanse autoriteiten hebben deze vraag niet beantwoord. Zij hebben enkel met betrekking tot een van de drie gevangenissen waar [eiser] mogelijk geplaatst wordt, aangegeven wat de maximumcapaciteit is en hoeveel gedetineerden er op het moment verblijven. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het, gelet ook op de door [eiser] overgelegde stukken, in dit stadium niet mogelijk om de zaak op dit punt inhoudelijk te beoordelen. De Staat heeft ter zitting aangeboden om zo nodig nadere informatie op te vragen bij de Amerikaanse autoriteiten. De voorzieningenrechter zal de Staat daartoe in de gelegenheid stellen. De Staat dient de Amerikaanse autoriteiten in ieder geval informatie te vragen ten aanzien van het aantal vierkante meters ‘
personal space’per gedetineerde in de drie mogelijke gevangenissen waarin [eiser] terecht kan komen, de bewegingsvrijheid van een gedetineerde (hoeveel tijd binnen en buiten de cel) en de activiteiten buiten de cel.
Conclusie
4.22.
De conclusie van het voorgaande is dat zaak pro forma tot zaterdag 4 november 2023 zal worden aangehouden teneinde de Staat in de gelegenheid te stellen om zich te wenden tot de Amerikaanse autoriteiten en de reactie van de Amerikaanse autoriteiten in het geding te brengen inzake de in 4.21. omschreven punten. [eiser] zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om (uitsluitend) daarop te reageren. Vervolgens zal in beginsel vonnis worden gewezen.
4.23.
De voorzieningenrechter zal iedere verdere beslissing, ook met betrekking tot de proceskosten, aanhouden tot het eindvonnis.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
houdt de zaak pro forma aan tot zaterdag 4 november 2023 in verband met hetgeen in 4.22. is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.
yd