Uitspraak
Rechtbank den haag
[naam]) gedetineerd in [verblijfplaats],
1.De procedure
2.De feiten
Affidavit in support of request for extraditionvan het superior court of Spokane county of the State of Washington van 18 november 2022 (hierna: het Affidavit), dat bij het uitleveringsverzoek is gevoegd, is daartoe onder meer het volgende vermeld:
voorzieningenrechter).”
Exhibit B, waarin over de relevante wetsbepalingen onder meer het volgende is opgenomen:
9A.32.030
9A.32.040
afterextradition.”
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
“substantial grounds”) zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon in geval van uitlevering een reëel risico (
“a real risk”) loopt te worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende bestraffing. Voor strijd met artikel 3 EVRM moet sprake zijn van leed dat
‘a minimum level of severity’heeft; waarbij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in aanmerking neemt dat een gevangenisstraf een zekere mate van leedtoevoeging impliceert. Het is aan de opgeëiste persoon, in dit geval [eiser], om aannemelijk te maken dat er sprake is van gegronde redenen die maken dat er sprake is van een reëel risico in de hiervoor bedoelde zin.
“parole”) geldt het volgende. Van een schending van artikel 3 EVRM kan sprake zijn als er een reëel risico bestaat dat er een levenslange gevangenisstraf zal worden opgelegd zonder enige mogelijkheid van vervroegde vrijlating. Volgens rechtspraak van het EHRM dient de opgeëiste persoon, in dit geval [eiser], aannemelijk te maken dat hij een dergelijk risico loopt. Als dat zo blijkt, is het vervolgens aan de overdragende staat, in dit geval de Staat, om te bezien wat de mogelijkheden voor vervroegde vrijlating zijn (EHRM 3 november 2022, nr. 22854/20 Sanchez-Sanchez v. het Verenigd Koninkrijk).
Murder in the First Degree(hierna:
MiFD)
.Dit wordt nog eens bevestigd in het e-mailbericht van 10 augustus 2023 van de Amerikaanse autoriteiten. Hoewel [eiser] verwijst naar de straffen die gelden voor
Aggravated Murder First Degree, volgt uit geen enkel stuk dat [eiser] wordt verdacht van dit feit. Het uitleveringsverzoek en het Affidavit zijn voldoende duidelijk, zodat moet worden gekeken naar de straffen die gelden voor
MiFD(die zijn opgenomen in hoofdstuk 9A.32 RCW) en niet, zoals [eiser] stelt, naar de straffen die gelden voor
Aggravated Murder First Degree(die zijn opgenomen in hoofdstuk 10.95 RCW).
‘any person convicted of the crime of murder in the first degree shall be sentenced to life imprisonment’. Dit artikel is tevens in de bijlage van het Affidavit vermeld. [eiser] leidt hieruit af dat hij hoe dan ook zal worden gestraft met een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van vervroegde vrijlating. In dit verband is van belang dat de Verenigde Staten tot twee keer toe, waaronder bij diplomatieke nota, hebben bevestigd dat een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van ‘
parole’geen straf is die aan [eiser] kan worden opgelegd (zie 2.9 en 2.12). Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag in uitleveringszaken in beginsel worden vertrouwd op de juistheid van de inhoud van de diplomatieke nota (zie EHRM 17 januari 2012, nrs. 9146/07 en 32650/07 Harkins and Edwards v. het Verenigd Koninkrijk en EHRM 21 september 2022, nr. 20863/21 McCallum v. Italië). Dit betekent dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat [eiser] geen levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van ‘
parole’riskeert. Dat in de bijlage van het Affidavit wordt vermeld dat een voor ‘
murder in the first degree’veroordeelde persoon zal worden bestraft met ‘
life imprisonment’, maakt het voorgaande niet anders. Niet aannemelijk is immers dat met ‘
life imprisonment’ in artikel 9A.32.040 RCW levenslang zonder de mogelijkheid van ‘
parole’wordt bedoeld. De verklaringen van de Amerikaanse autoriteiten wijzen eerder op het tegendeel. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter met de Staat van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn uitlevering een reëel risico van schending van artikel 3 EVRM oplevert. Aan de vraag welke mogelijkheden er (in de praktijk) bestaan voor vervroegde vrijlating wordt dan ook niet toegekomen.
Mandatory minimum terms) bepaalt dat aan iemand die zich strafbaar maakt aan
MiFDgeen gevangenisstraf van minder dan twintig jaren zal worden opgelegd. De omstandigheid dat er minimumstraffen zijn vastgesteld, duidt erop, zoals de Staat ook heeft aangevoerd, dat ‘
life imprisonment’ in 9A.32.040 RCW niet zonder meer betekent dat daadwerkelijk levenslang zal worden opgelegd, dus ook niet aan [eiser].
personal space’per gedetineerde in geval van ‘
multi-occupancy accomodation’ gehandhaafd. Een hoeveelheid van minder dan 3 m2 ‘
personal space’ levert een ‘
strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden in strijd zijn met artikel 3 EVRM. Het cumulatieve effect van alle detentieomstandigheden kunnen echter die
‘strong presumption’ weerleggen. Daarbij zijn relevante factoren ‘
time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility’ (zie EHRM 20 oktober 2016, nr. 7334/13 Mursic v Kroatië).
living spacezal hebben (zie 2.10). De Amerikaanse autoriteiten hebben deze vraag niet beantwoord. Zij hebben enkel met betrekking tot een van de drie gevangenissen waar [eiser] mogelijk geplaatst wordt, aangegeven wat de maximumcapaciteit is en hoeveel gedetineerden er op het moment verblijven. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het, gelet ook op de door [eiser] overgelegde stukken, in dit stadium niet mogelijk om de zaak op dit punt inhoudelijk te beoordelen. De Staat heeft ter zitting aangeboden om zo nodig nadere informatie op te vragen bij de Amerikaanse autoriteiten. De voorzieningenrechter zal de Staat daartoe in de gelegenheid stellen. De Staat dient de Amerikaanse autoriteiten in ieder geval informatie te vragen ten aanzien van het aantal vierkante meters ‘
personal space’per gedetineerde in de drie mogelijke gevangenissen waarin [eiser] terecht kan komen, de bewegingsvrijheid van een gedetineerde (hoeveel tijd binnen en buiten de cel) en de activiteiten buiten de cel.