ECLI:NL:RBDHA:2023:17561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.34201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 14 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 maart 2023 en is eerder getoetst in verschillende vervolgprocedures. De rechtbank heeft op 7 november 2023 de zitting behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet rechtmatig is. De staatssecretaris heeft ter zitting verklaard dat de aanvraag van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 is ingewilligd, wat betekent dat er geen zicht op uitzetting meer bestaat. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de behandeling van de aanvraag en dat de eerdere maatregel van bewaring tot 7 november 2023 rechtmatig was.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar kent eiser wel een vergoeding voor de proceskosten toe, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 24 maart 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 4 mei 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 12 juli 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 20 juli 2023. [4] Op het vierde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 31 augustus 2023. [5] Op het vijfde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 2 oktober 2023. [6]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft na de ontvangst hiervan zijn gronden ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Uit de uitspraak van 2 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 25 september 2023) van de bewaring rechtmatig was tot het moment van opheffing.
Artikel 64 Vw 2000 aanvraag
5. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris ter zitting, in het bijzijn van eiser en zijn gemachtigde, heeft verklaard dat de aanvraag van eiser van 18 oktober 2023 om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 (artikel 64 Vw 2000 aanvraag) vandaag is ingewilligd. De staatssecretaris heeft ter zitting het besluit in het dossier geüpload. Dit besluit is genomen op 7 november 2023, naar aanleiding van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 6 november 2023. Aan eiser wordt uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000 voor de duur van een jaar, namelijk van 23 oktober 2023 tot 23 oktober 2024. Uit het BMA-advies, zoals dat door de staatssecretaris ter zitting is geciteerd, volgt dat eiser op dit moment niet kan worden uitgezet naar Sierra Leone, omdat in dat land geen therapiebehandeling mogelijk is en dat hierdoor op korte termijn een medische noodsituatie voor eiser zal ontstaan. Het verlenen van uitstel van vertrek heeft tot gevolg dat eiser voor de duur van het verleende uitstel van vertrek rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder j, van de Vw 2000. Vanaf het moment van inwilliging van de artikel 64 Vw 2000 aanvraag is dan ook geen sprake van zicht op uitzetting. De staatssecretaris heeft ter zitting toegezegd dat de bewaring met ingang van 7 november 2023 wordt opgeheven. Na de zitting heeft de rechtbank de opheffing (M113 formulier) ontvangen. Het beroep is gelet op deze tegemoetkoming door de staatssecretaris gegrond.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat er ook voor de inwilliging van de artikel 64 van de Vw 2000 aanvraag geen zicht op uitzetting bestond, gelet op het oude BMA-advies en omdat niet duidelijk was binnen welke termijn een nieuw BMA-advies zou worden gegeven.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat tot de inwilliging van de artikel 64 Vw 2000 aanvraag, voldoende zicht op uitzetting bestond. Eiser heeft eerst op 18 oktober 2023 de artikel 64 Vw 2000 aanvraag en op 23 oktober 2023 de toestemmingsverklaring ingediend. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat niet kon worden uitgegaan van het oude BMA-advies, omdat dit een momentopname betreft. Verder lag er een door de Sierra Leoonse autoriteiten verstrekte laissez-passer voor eiser en had de staatssecretaris een vlucht (met medische escorts) voor eiser geboekt op 24 oktober 2023. Ook was eiser op 23 oktober 2023 door de arts fit to fly gekeurd.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld ten aanzien van de artikel 64 Vw 2000 aanvraag. Eiser betoogt hiertoe dat het BMA-advies eerder zou zijn uitgebracht, als de staatssecretaris eerder het medisch dossier van eiser had opgevraagd. Eiser had namelijk al een toestemmingsverklaring ondertekend. Het opvragen van het medische dossier valt, volgens eiser, onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Pas nadat de gemachtigde van eiser op verzoek van de staatssecretaris heeft bemiddeld, heeft de staatssecretaris het volledige medische dossier gekregen. Dit had de staatssecretaris zelf moeten doen. Daarbij was vanaf het moment van indiening van de artikel 64 Vw 2000 aanvraag duidelijk dat uitstel van vertrek zou worden verleend.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Volgens paragraaf A4/7.4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 moet de IND een aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw 2000 die vanuit vreemdelingenbewaring wordt ingediend met voorrang worden behandeld. Naar oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld. Eiser heeft op 18 oktober 2023 een artikel 64 Vw 2000 aanvraag ingediend. De aanvraag is op 23 oktober 2023 compleet gemaakt en op dezelfde datum is aan het BMA gevraagd advies uit te brengen over de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw 2000. Op 6 november 2023 is dit advies uitgebracht, waarna de staatssecretaris op 7 november 2023 de aanvraag heeft ingewilligd. Het verzoek van de staatssecretaris aan de gemachtigde van eiser om te bemiddelen in het verkrijgen van het medische dossier, doet niet af aan de voortvarendheid. De staatssecretaris heeft op zitting toegelicht ook daarin actief te zijn geweest met het bieden van een herstelverzuimtermijn. De staatssecretaris heeft zich dus actief ingezet om zo spoedig mogelijk het medische dossier te ontvangen. Verder stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat niet eerder vastgesteld kon worden dat de artikel 64 Vw 2000 aanvraag ingewilligd zou worden. Van het oude BMA-advies kon niet worden uitgegaan, omdat dit een momentopname betreft en de vraag naar de medische situatie van eiser (mogelijkheden van behandeling in Sierra Leone) is bij uitstek een vraag die tot de deskundigheid van artsen behoort, waarbij onder andere wordt gekeken naar de toegankelijkheid van medische behandelingen in Sierra Leone en of de behandelmogelijkheden eventueel zijn veranderd sinds het vorige besluit.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Ter zitting heeft de staatssecretaris, in het bijzijn van eiser en zijn gemachtigde, medegedeeld dat de maatregel van bewaring van eiser op 7 november 2023 zal worden opgeheven. Het beroep is daarom gegrond.
8.1.
De rechtbank acht geen gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen, omdat het voortduren van de maatregel tot en met 7 november 2023 rechtmatig was en de staatssecretaris tijdig de maatregel heeft opgeheven.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1640 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 4 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2615 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 12 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10588.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11285.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13651.
6.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 2 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16517.