ECLI:NL:RBDHA:2023:16517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.29564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 12 maart 2023 en is eerder getoetst in verschillende vervolgprocedures. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 6 september 2023 een verlengingsbesluit is genomen, waarbij de termijn van de bewaring met maximaal twaalf maanden is verlengd. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit en zijn beroep wordt gezien als een vervolgberoep. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er zicht is op uitzetting van eiser naar Sierra Leone. De rechtbank wijst erop dat de nationaliteit van eiser is bevestigd en dat er contact is geweest met de Sierra Leoonse autoriteiten om de afgifte van een laissez-passer te bespoedigen. Eiser heeft geen bijzondere belangen aangevoerd die zouden moeten leiden tot opheffing van de maatregel.

De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van de staatssecretaris uitvalt en dat er geen reden is om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 2 oktober 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 12 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 24 maart 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 4 mei 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 12 juli 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 20 juli 2023. [4] Op het vierde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 31 augustus 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 25 september 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat op 6 september 2023 een verlengingsbesluit is genomen, waarbij de termijn van de bewaring van eiser met ten hoogste twaalf maanden wordt verlengd. Tegen dit besluit is eiser niet opgekomen. Het beroep van eiser moet, zoals ook uitdrukkelijk is aangegeven, worden gezien als een vervolgberoep. De rechtbank beoordeelt in deze procedure dan ook alleen of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
5. Uit de uitspraak van 31 augustus 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 24 augustus 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris de belangenafweging voldoende gemotiveerd?
6. Eiser voert aan dat hij nu langer dan zes maanden in bewaring zit. Door de staatssecretaris wordt in de voortgangsrapportage niet voldoende gemotiveerd waarom het belang van eiser bij het opheffen van de maatregel van bewaring niet opweegt tegen het belang van de staatssecretaris. De staatssecretaris weegt namelijk in zijn eigen voordeel mee dat eiser met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op korte termijn wordt uitgezet, maar niet duidelijk is waar de staatssecretaris dat op baseert. De belangenafweging is daarom onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast verwijst eiser naar een uitspraak van rechtbank’s-Gravenhage, zittingsplaats Amsterdam, van 13 januari 2011, waarin is geoordeeld dat, ook in het geval de vreemdeling het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit frustreert, een bewaringsmaatregel die langer dan negen maanden voortduurt niet langer opweegt tegen het belang van de vreemdeling. [7] Eiser erkent dat in zijn geval de bewaring nog geen negen maanden duurt, maar hij vindt dat een bewaringsduur van zes maanden, in combinatie met het ontbreken van een kenbare belangenafweging, maakt dat de huidige maatregel van bewaring toch moet worden opgeheven.
6.1.
Dat de belangenafweging in het voordeel van eiser moet uitvallen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank volgt in de eerste plaats niet dat niet duidelijk is waaruit de staatssecretaris afleidt dat waarschijnlijk is dat de vreemdeling op korte termijn kan worden verwijderd. Uit de voortgangsrapportage (de M120) blijkt namelijk dat eisers nationaliteit in het kader van de lopende laissez-passer (lp) aanvraag reeds is bevestigd. Daaruit leidt de rechtbank af dat het waarschijnlijk is dat voor eiser een lp zal worden verstrekt en dat eiser met gebruik daarvan kan worden uitgezet naar Sierra Leone. Verder is vanuit de ambassade van Sierra Leone contact gezocht met de centrale autoriteiten in Sierra Leone om de afgifte van een lp te kunnen bespoedigen. Voorts geldt dat door eiser in het aan de belangenafweging voorafgaande vertrekgesprek geen bijzondere belangen zijn gesteld naar aanleiding waarvan de maatregel van bewaring niet zou mogen voortduren. De staatssecretaris heeft dat voldoende gemotiveerd. De verwijzing van eiser naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in een andere zaak, maakt dit niet anders, nu de daar aan de orde zijnde situatie wezenlijk verschilt van de situatie in de zaak van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
7. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting binnen redelijk termijn ontbreekt. Ondanks de ingediende lp-aanvraag, herhaaldelijke rappels en de presentatie in persoon kan niet worden geconcludeerd dat zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn is te verwachten. In elk geval is het onduidelijk binnen welke termijn het zicht op uitzetting bestaat.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat uit de voortgangsrapportage van 19 september 2023 blijkt dat de staatssecretaris op 20 maart 2023 een aanvraag voor een laissez-passer naar de Sierra Leoonse autoriteiten heeft verzonden. De staatssecretaris heeft daarna maandelijks gerappelleerd bij de Sierra Leoonse autoriteiten, met als laatste keer 1 september 2023. Eiser is op 7 juni 2023 gepresenteerd aan de autoriteiten van Sierra Leone en zijn laissez-passer aanvraag is in behandeling genomen. Uit de voortgangsrapportage volgt dat op 24 juli 2023 de nationaliteit van eiser door de Sierra Leoonse autoriteiten is bevestigd. De laissez passer aanvraag loopt nog steeds. Zoals onder 6.1 al is geoordeeld leidt de rechtbank hieruit af dat waarschijnlijk is dat voor eiser op korte termijn een lp zal worden verstrekt, althans dat niet kan worden aangenomen dat al het zicht daarop is komen te vervallen. Dat de Sierra Leoonse autoriteiten de lp nog niet daadwerkelijk hebben verstrekt is onvoldoende voor de conclusie het zicht op uitzetting in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Sierra Leoonse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 24 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1640.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 4 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2615.
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 12 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10588.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11285.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13651.
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
8.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.