ECLI:NL:RBDHA:2023:17457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
NL22.22926, NL22.22927, NL22.22928, NL22.22929.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Wit-Russische eisers tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot de verantwoordelijkheid van Spanje onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Wit-Russische eisers tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hun asielaanvragen niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 26 oktober 2023 de beroepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld. Eisers, een moeder en haar minderjarige zoon, zijn in januari 2023 naar Nederland gekomen met een Schengenvisum van Spanje en hebben asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen op basis van de Dublinverordening, en heeft een verzoek tot overname gedaan aan de Spaanse autoriteiten, dat is geaccepteerd.

Eisers betogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer geldt voor Spanje vanwege systeemgerelateerde tekortkomingen in de asielopvang en verwijzen naar AIDA-rapporten. Ze stellen ook dat hun medische omstandigheden een reden zijn om de aanvragen onverplicht aan zich te houden. De rechtbank oordeelt echter dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de overdracht aan Spanje in strijd zou zijn met hun mensenrechten. De rechtbank bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is en dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen. De beroepen worden ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers:
  • NL23.22926 (beroep eiseres);
  • NL23.22927 (voorlopige voorziening eiseres);
  • NL23.22928 (beroep eiser);
  • NL23.22929 (voorlopige voorziening eiser).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eisere], V-nummer: [v-nummer 1], eiseres;

[eiser], V-nummer: [v-nummer 2], eiser;
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen, omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk is.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten van 9 augustus 2023 – met gelijkluidende gronden – beroepen ingesteld bij de rechtbank. Ook hebben eisers de voorzieningenrechter gevraagd om voorlopige voorzieningen te treffen.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van verweerder. Op zitting is ook Engels gesproken.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben beiden de Wit-Russische nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1980 en is de moeder van eiser, haar minderjarige zoon, die geboren is op [geboortedag 2] 2006. Eisers zijn in januari 2023 op een Schengenvisum, afgegeven door de Spaanse autoriteiten, per bus naar Nederland ingereisd. Op 1 februari 2023 hebben eisers zich gemeld bij het Aanmeldcentrum Budel en asiel aangevraagd in Nederland.
Wat heeft verweerder besloten?
2. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die regels staan in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft verweerder geconcludeerd dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, omdat eisers op het moment van de aanvraag nog in het bezit waren van een geldig Schengenvisum voor dat land. [1] Verweerder heeft daarom een verzoek tot overname gedaan aan de Spaanse autoriteiten. Dit verzoek is op 12 mei 2023 geaccepteerd. De uiterlijke overdrachtsdatum is daarmee vastgesteld op 12 november 2023.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder zijn voornemen om de asielaanvragen niet in behandeling te nemen gehandhaafd, omdat bij Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder hebben eisers geen bijzondere, individuele omstandigheden aangetoond die op grond van artikel 17 van de Dublinverordening voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de asielaanvragen van eisers onverplicht aan zich te trekken.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en voeren daartoe in het beroep het volgende aan.
4.1
Eisers vinden dat niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgaan ten aanzien van Spanje, nu sprake is van systeemgerelateerde tekortkomingen. Eisers vrezen bij overname door Spanje geen toegang te krijgen tot de asielopvang en de asielprocedure en verwijzen daarbij naar AIDA rapporten van 2019, 2020, 2021 en 2022. Nu uit deze AIDA rapporten volgt dat Dublinclaimanten zoals eisers niet zonder meer worden toegelaten tot de opvang, kunnen eisers zich bij de Spaanse autoriteiten ook niet zinvol beklagen over schending van de Opvangrichtlijn, de Procedurerichtlijn en de Kwalificatierichtlijn. Ook wijzen eisers erop dat de Europese Commissie in januari 2023 een infractieprocedure is gestart tegen Spanje, vanwege het onvolledig of onjuist implementeren van de Opvangrichtlijn.
4.2
Ook betogen eisers dat overdracht aan Spanje – op grond van het arrest
C.K. tegen Slovenië [2] van het Hof van Justitie – leidt tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van hun medische situatie. Eiser lijdt aan pollinose allergieën en stelt in het verleden hierdoor enkele malen een levensbedreigend angio-oedeem te hebben gehad. Vanwege het warme, allergene klimaat in Spanje bestaat een verhoogde kans op zo’n angio-oedeem bij overdracht naar een land met slechte opvangvoorzieningen. Eiseres heeft een aangeboren afwijking, waardoor zij een verhoogde risico op hersenbloedingen heeft. Ter onderbouwing van deze medische problematiek zijn in de beroepsfase meerdere medische dossierstukken overgelegd.
4.3
Daarnaast zijn eisers van mening dat verweerder hun asielaanvragen onverplicht aan zich zou moeten houden, vanwege de persoonlijke omstandigheden en het onbehoorlijke handelen van de tolk tijdens het gehoor en de andere klachten van eisers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eisers geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5.1
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen jegens asielzoekers zullen nakomen. De hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter heeft in het afgelopen jaar in meerdere uitspraken [3] bevestigd dat dit uitgangspunt ten aanzien van Spanje nog steeds geldig is.
5.2
Het vorenstaande betekent dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het vermoeden dat Spanje zijn internationale verplichtingen tegenover asielzoekers zoals eisers zal nakomen. Dit vermoeden is weerlegbaar. Het is aan eisers om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdacht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM [4] en artikel 4 van het Handvest [5] strijdige behandeling. Daarvoor kunnen eisers objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Spanje overleggen en/of verklaringen afleggen over hun eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Spanje. Uit vaste rechtspraak [6] van het Hof van Justitie volgt dat van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest pas sprake is, indien de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de door eiser aangehaalde AIDA-rapporten van 2019, 2020, 2021 en 2022 volgt weliswaar dat er sprake is van problemen ten aanzien van de asielopvang en dat Dublinclaimanten ‘obstakels’ ervaren met toegang krijgen tot de asielprocedure en de opvang, maar deze informatie schetst naar het oordeel van de rechtbank echter geen wezenlijk ander beeld van de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan uit de landeninformatie volgt die al bij de eerder genoemde uitspraken van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter is betrokken.
5.4
Dat momenteel een inbreukprocedure tegen Spanje loopt vanwege het onjuist implementeren van de Opvangrichtlijn kan ook geen afbreuk doen aan het voorgaande. Deze procedure bevindt zich nog in een pril stadium, omdat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Het starten van een inbreukprocedure is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bovendien heeft eiser niet toegelicht welke Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed in het nationale recht zijn geïmplementeerd en welke uitwerking dit heeft voor de feitelijke situatie in de Spaanse opvangvoorzieningen. Het beroep op deze rapporten maakt daarom niet dat verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje mag uitgaan.
Medische omstandigheden
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht voor de conclusie dat overdracht in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Uit de overgelegde medisch dossierstukken kan niet worden afgeleid dat de overdracht aan Spanje een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van eisers, door het warme klimaat in Spanje. Verder valt niet in te zien dat eisers in Spanje niet de noodzakelijk medische zorg kunnen krijgen voor hun medische klachten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser veel last kan hebben van zijn allergieën is niet aangetoond dat eiser met de noodzakelijk medische behandeling niet zou kunnen verblijven in Spanje vanwege het klimaat daar.
Het beroep op bijzondere, individuele omstandigheden
5.6
Verder is de rechtbank van oordeel dat de individuele omstandigheden van eisers niet zodanig bijzonder zijn dat verweerder de asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten houden. Zoals hiervoor al is overwogen geven de medische omstandigheden hiertoe onvoldoende aanleiding. Verder kunnen de klachten over onbehoorlijke bejegeningen tijdens het gehoor hier niet toe leiden. Eisers hebben klachten kunnen indienen, die ook worden behandeld en niet is gebleken dat eisers hun standpunten niet voldoende duidelijk naar voren hebben kunnen brengen. Verder is er nog de mogelijkheid van een aanvraag op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet als eisers door medische omstandigheden niet zouden kunnen reizen.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvragen van eisers op goede gronden niet in behandeling heeft genomen, omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk is.
7. Nu met deze uitspraak op de beroepen is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraken zijn gedaan door mr. drs. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraken op de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraken op de verzoeken om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 12, eerste lid van de Dublinverordening.
2.Zie het arrest
3.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364, van 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1268, van 8 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2231 en meest recent van 27 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2880.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
6.Zie het arrest