ECLI:NL:RBDHA:2023:17302
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2023, waarin aan eiser werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek tot voorlopige voorziening, op 9 november 2023 behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Verzijden, waren aanwezig op de zitting. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, en dat verweerder bevoegd is om deze bescherming te beëindigen. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep, waartoe eiser behoort, rechtmatig is. Eiser's argumenten over het evenredigheidsbeginsel worden verworpen, omdat de rechtbank van mening is dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming niet onevenredig is in verhouding tot het doel van de Richtlijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op 13 november 2023.