ECLI:NL:RBDHA:2023:1721
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verweerder weigert behandeling op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de asielaanvragen van twee broers van Syrische nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 16 februari 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de bestreden besluiten heeft gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft op 11 juli 2022 een verzoek om overname aan Italië gedaan, dat op 7 september 2022 is aanvaard. De eisers betogen dat de push backs in Italië en systeemfouten in de Italiaanse asielprocedure niet zijn meegenomen in de overwegingen van de staatssecretaris, en dat dit in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De rechtbank stelt vast dat het aan de eisers is om aan te tonen dat er ernstige tekortkomingen zijn in de Italiaanse asielprocedure die een reëel risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de eisers hierin niet zijn geslaagd. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat, ondanks tekortkomingen in de opvang van asielzoekers in Italië, de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart de beroepen van de eisers kennelijk ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.