ECLI:NL:RBDHA:2023:17030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.32514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met zicht op uitzetting naar China

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023, wordt de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van eiseres beoordeeld. Eiseres, die in bewaring is gesteld op 7 mei 2023, heeft meerdere vervolgberoepen ingediend, waarvan de laatste op 22 september 2023. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 oktober 2023, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, ondanks de argumenten van eiseres dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt bij haar uitzetting naar China. Eiseres stelt dat er geen zicht is op uitzetting, omdat er geen reactie is gekomen van de Chinese autoriteiten op haar aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen reden is om aan te nemen dat de uitzetting niet mogelijk is. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af en verklaart de inbewaringstelling rechtmatig. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiseres opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 7 mei 2023 en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 23 mei 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 20 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 18 juli 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 3 augustus 2023. [4] Op het vierde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 25 augustus 2023. [5] Op het vijfde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 22 september 2023. [6]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [7]
4.1.
Uit de uitspraak van 22 september 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 19 september 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan haar uitzetting naar China werkt. Hiertoe voert ze aan dat het meest recente vertrekgesprek weliswaar wel fysiek is gevoerd met de regievoerder – in tegenstelling tot de vertrekgesprekken van 15 augustus 2023 en 20 september 2023 – maar dat bij het vertrekgesprek van 16 oktober 2023 geen gebruik is gemaakt van een tolk, terwijl dat bij voorgaande gesprekken wel het geval was. In plaats daarvan heeft de regievoerder gebrekkig met haar gecommuniceerd in deels Nederlands, deels Engels. Dat zijn talen die eiseres slechts beperkt machtig is. Verder voert eiseres aan dat sinds de laatste uitspraak op het vervolgberoep de staatssecretaris geen enkele actie heeft ondernomen richting de Chinese autoriteiten, waardoor hij al een maand geen uitzettingshandelingen heeft verricht. Eiseres zit nagenoeg zes maanden in bewaring. De aanvraag om een laissez-passer (lp) loopt echter al langer dan zes maanden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De vertrekgesprekken van 15 augustus 2023 en 20 september 2023 hebben niet fysiek met de regievoerder plaatsgevonden, maar wel met een telefonische tolk hebben plaatsgevonden. Het vertrekgesprek van 16 oktober 2023 heeft daarentegen fysiek, maar zonder tolk plaatsgevonden, waardoor het gesprek in een niet voor eiseres verstaanbare taal heeft plaatsgevonden. Het niet met een tolk voeren van het gesprek heeft voor nu geen gevolgen, omdat de voorgaande gesprekken wel met een tolk hebben plaatsgevonden. Het ligt echter wel in de rede dat de staatssecretaris er zorg voor draagt dat het eerstvolgende vertrekgesprek fysiek met bijstand van een tolk plaatsvindt.
Uit de voortgangsrapportage volgt dat na 19 september 2023 de staatssecretaris over de lp-aanvraag heeft gerappelleerd bij de Chinese autoriteiten op 21 september 2023 en op 12 oktober 2023. Anders dan eiseres stelt loopt de aanvraag om een lp niet al langer dan zes maanden. Het gaat hier om de aanvraag die op 22 augustus 2023 is ingediend. Er zijn nog geen zes maanden verstreken na het indienen van die aanvraag. Met het indienen van de nieuwe aanvragen en de rappellen die hebben plaatsgevonden heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?6. Eiseres voert aan dat het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar China ontbreekt, omdat sinds de laatste uitspraak op het vervolgberoep op 22 september 2023 geen enkele reactie meer op de lp-aanvraag is gekomen vanuit de Chinese autoriteiten. Eiseres stelt dat het zicht op uitzetting ontbreekt en de bewaring moet worden opgeheven, nu de reactie op haar lp-aanvraag van de Chinese autoriteiten uitblijft en de Chinese autoriteiten in zijn algemeenheid doorgaans geen lp’s verstrekken.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 25 augustus 2023, onder 6.1, waarin zij heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt. De Chinese autoriteiten hebben de eerdere aanvraag om een lp van 18 april 2023 opgepakt, maar deze aanvraag is buiten behandeling gesteld omdat te weinig informatie bekend was over eiseres om een onderzoek te starten. Later heeft eiseres tijdens het vertrekgesprek van 15 augustus 2023 meer persoonsgegevens verstrekt, waardoor de staatssecretaris een nieuwe lp-aanvraag heeft ingediend. Uit de voortgangsrapportage volgt verder dat op 22 augustus 2023 de lp-aanvraag bij de Chinese autoriteiten als indienbaar is geacht en op dezelfde dag naar de Chinese vertegenwoordiging is verzonden. Dat het volgens eiseres in de praktijk niet vaak voorkomt dat de Chinese autoriteiten een lp afgeven, betekent niet dat in het specifieke geval van eiseres geen lp kan worden afgegeven. Het is bovendien niet gebleken dat de Chinese autoriteiten de nieuwe lp-aanvraag (opnieuw) buiten behandeling hebben gesteld. De staatssecretaris dient daarom in de gelegenheid te worden gesteld de bewaring voort te zetten in afwachting van het resultaat van de lp-aanvraag.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?7. Los van de door eiseres aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiseres verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiseres rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiseres hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 23 mei 2023, zaaknummer NL23.13747 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juni 2023, zaaknummer NL23.17066 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10799.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12276.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 25 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13577.
6.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 22 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16053.
7.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
8.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.