ECLI:NL:RBDHA:2023:16392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
23/805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsnaam minderjarig kind na ongegrondverklaring bezwaar vader

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de vader tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit omtrent de wijziging van de geslachtsnaam van zijn zoon. De moeder had op 11 februari 2022 een aanvraag ingediend tot wijziging van de geslachtsnaam van haar zoon, welke op 1 augustus 2022 werd toegewezen. De vader, die niet met de moeder samenwoonde en slechts een beperkt deel van de tijd met het kind in gezinsverband heeft geleefd, maakte bezwaar tegen deze beslissing. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door de verweerder zorgvuldig is uitgevoerd en dat de moeder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren voor het kind heeft gezorgd. De vader heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij met de moeder en het kind heeft samengewoond, en de rechtbank concludeert dat het in het belang van het kind is om de geslachtsnaam van de moeder te dragen. De rechtbank verklaart het beroep van de vader ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Hoste),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. A.L. de Gier).
J. Pierau uit Utrecht neemt deel aan de zaak als derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit omtrent de wijziging van de geslachtsnaam van zijn zoon.
1.1.
Op 11 februari 2022 heeft de derde partij (“de moeder”) een aanvraag ingediend tot wijziging van de geslachtsnaam van haar zoon (“het kind”). Eiser (“de vader”) heeft daarover zien zienswijze naar voren gebracht. De aanvraag is op 1 augustus 2022 toegewezen. De vader heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat met het bestreden besluit van 14 december 2022 door verweerder ongegrond is verklaard. Tegen dit bestreden besluit heeft de vader beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De moeder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde, de derde partij en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op [geboortedag] 2016 is het kind geboren. De vader heeft het kind erkend. Bij de geboorteaangifte is gekozen voor de geslachtsnaam van de vader.
3. Het kind woont bij de moeder en wordt door haar verzorgd. Het ouderlijk gezag wordt uitsluitend door de moeder uitgeoefend. De vader woont op zijn eigen adres. De vader en de moeder hebben nooit ingeschreven gestaan op hetzelfde adres in de Basisregistratie Personen (“BRP”).
4. De moeder wil dat het kind haar geslachtsnaam draagt. De vader stemt daar niet mee in.
5. Verweerder heeft de geslachtsnaam van het kind op aanvraag van de moeder gewijzigd. Volgens verweerder is het kind gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag door de moeder verzorgd en opgevoed, zodat de aanvraag voor toewijzing in aanmerking komt. Dat de vader niet met de naamswijziging instemt is voor verweerder geen reden tot afwijzing, omdat de vader minder dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn met het kind in een gezinsverband heeft samengeleefd. In de belangenafweging geeft verweerder de doorslag aan de mogelijkheid van het kind om zich te identificeren met de moeder en dus met het gezin waarvan hij in het dagelijks leven deel uitmaakt.
Wat vindt eiser in beroep?
6. De vader wil met het beroep bewerkstelligen dat de wijziging van de geslachtsnaam word herroepen en dat het kind zijn geslachtsnaam blijft dragen. Hij voert daartoe aan, dat hij met de moeder in [plaats] heeft samengewoond vanaf de geboorte van het kind, gedurende meer dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorging- en opvoedingstermijn. Dat van samenwonen niet blijkt uit de gegevens in de BPR is niet van belang, omdat deze gegevens evident niet overeenstemmen met de werkelijkheid. De werkelijke situatie blijkt uit verklaringen van familieleden en een vriend, evenals een aanvraagformulier voor opvang door een kraamzorginstelling. Verweerder had de aanvraag dus niet kunnen toewijzen.
7. Bovendien is de belangenafweging gebrekkig, omdat uit niets blijkt dat het kind zich niet met de moeder zou kunnen identificeren en, als dat al het geval zou zijn, dat de naamswijziging daarin verandering zou brengen. Het belang van het kind verzet zich tegen de naamswijziging. De vader vreest dat het contact met het kind zal worden verbroken en dat zijn band met het kind zal verdwijnen.
Wat vindt de rechtbank?
8. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger worden gewijzigd. [1] In het Besluit geslachtsnaamwijziging is geregeld op welke gronden een dergelijk verzoek kan worden toegewezen. [2] Is een kind jonger dan twaalf jaar, dan kan het verzoek voor toewijzing in aanmerking komen, als het strekt tot wijziging van de naam in de geslachtsnaam van de ouder die het kind vijf aaneengesloten jaren heeft opgevoed en verzorgd. [3]
9. In beginsel moet het verzoek worden afgewezen als de andere ouder niet met de wijziging instemt. Als verzoeker evenwel aantoont, dat die weigerende ouder niet met het kind heeft samengeleefd gedurende ten minste een vierde deel van de periode voorafgaand aan het genoemde tijdvak van vijf jaar, kan afwijzing achterwege blijven. [4] In dat geval is het verantwoord om het familie- en gezinsleven van de verzoeker met het kind te laten prevaleren boven dat van de ouder die weigert in te stemmen met de verzochte naamswijziging. [5] Dat betekent niet dat verweerder zonder meer verplicht is tot toewijzing van het verzoek; verweerder moet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken, waarbij het belang van het kind zwaar weegt. [6] De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de moeder woont en met de vader weinig contact heeft, kunnen niet worden meegewogen. [7]
10. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de moeder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren voorafgaande aan het verzoek om geslachtsnaamswijziging voor het kind heeft gezorgd en opgevoed.
11. Bij de beoordeling of afwijzing ondanks de geweigerde instemming achterwege kon blijven, omdat de vader gedurende een vierde deel van de periode voorafgaand aan de opvoedings- en verzorgingstermijn niet met het kind heeft samengeleefd, is verweerder terecht uitgegaan van de gegevens uit de BRP. [8] Eiser heeft onvoldoende tegenbewijs geleverd van hetgeen in de BRP is opgenomen. In de door eiser aangeleverde stukken heeft verweerder geen aanleiding hoeven vinden om de gegevens uit de BRP onjuist te achten. De verklaringen van de familieleden en de vriend van eiser, geven geen specifieke en concrete informatie die het gestelde samenleven tussen de vader en het kind op enig moment aannemelijk maakt. Het aanvraagformulier van de kraamzorginstelling levert evenmin bewijs op van enig samenleven tussen de vader en het kind.
12. De belangenafweging door verweerder is zorgvuldig verricht en geeft terecht een doorslaggevende betekenis aan de belangen van het kind. Tussen de vader en het kind is niet of nauwelijks in gezinsverband samengeleefd. Verweerder is er dus terecht van uitgegaan dat het in het belang van het kind is dat deze de naam draagt van de moeder met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft. [9] De overweging dat het kind zich door de naamswijziging kan identificeren met het gezin waarvan hij deel uitmaakt, is op goede gronden doorslaggevend geacht en in het licht van de omstandigheden van het geval begrijpelijk. Daarnaast is terecht opgemerkt dat de naamswijziging niet afdoet aan de rechten die voor de vader aan het vaderschap zijn verbonden.
13. Het bestreden besluit is dan ook goed gemotiveerd, zorgvuldig voorbereid en geeft blijk van een redelijke weging van belangen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Krachtens artikel 1:7 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 3 lid 1 aanhef en onder a in samenhang met lid 2 van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
4.Artikel 3 lid 4 onder d sub 2° van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
5.Staatsblad 2004, 100, Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak, 9 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5895.
7.Afdeling Bestuursrechtspraak, 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7420.
8.Zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak, 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2722.
9.Zie ook: Afdeling Bestuursrechtspraak, 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015