ECLI:NL:RBDHA:2023:16171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielverzoek en internationale bescherming op Cyprus; niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Somalische nationaliteit hebbende, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag. Eiseres had op 12 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 september 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiseres internationale bescherming geniet in Cyprus, op basis van informatie van de Cypriotische autoriteiten. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat Cyprus zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat haar situatie op Cyprus inhumane omstandigheden met zich meebrengt, wat zij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de verblijfsstatus van eiseres in Cyprus, aangezien de informatie van de Cypriotische autoriteiten recent en duidelijk was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Zij heeft op 12 juli 2023 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 september 2023 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL23.31281. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit informatie van de autoriteiten van Cyprus is gebleken dat eiseres internationale bescherming heeft in Cyprus. De staatssecretaris gaat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit dat Cyprus de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 3 van het Antifolterverdrag [2] naleeft. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Cyprus deze verplichtingen in haar geval niet nakomt. Bij voorkomende problemen dient eiseres zich te wenden tot de (hogere) Cypriotische autoriteiten.
Internationale bescherming
5. Eiseres voert aan dat onvoldoende is vastgesteld of eiseres een verblijfsrecht heeft op Cyprus en of zij weer tot Cyprus wordt toegelaten. De staatssecretaris heeft pas na het bestreden besluit informatie gevraagd aan de Cypriotische autoriteiten. Het is gelet op een recente beleidswijziging in Cyprus niet zeker of eiseres nog een status heeft. Ter zitting heeft eiseres er nog op gewezen dat de Cypriotische autoriteiten in hun bericht van
1 september 2023 hebben vermeld dat “the responsibility of Cyprus has ceased”.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [3] mag de staatssecretaris in beginsel afgaan op informatie van een andere lidstaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop beperkt is en moet uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Is dat niet het geval, dan dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt.
7. De rechtbank stelt vast dat uit informatie van de autoriteiten van Cyprus van
1 september 2023 blijkt dat eiseres internationale bescherming heeft op Cyprus en dat haar verblijfsvergunning geldig is tot 27 september 2024. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres heeft verklaard dat zij op Cyprus internationale bescherming heeft. [4]
8. Op 2 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de Cypriotische autoriteiten schriftelijk verzocht te laten weten of eiseres op Cyprus een verblijfsvergunning heeft en of zij opnieuw tot Cyprus zal worden toegelaten. Ter zitting heeft de staatssecretaris verklaard dat hij nog geen antwoord op dit verzoek heeft ontvangen. Bovendien meent de staatssecretaris dat het verzoek ten overvloede is gedaan.
9. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de staatssecretaris afgaan op het bericht van de Cypriotische autoriteiten van 1 september 2023. Het tijdsverloop sinds dit bericht is beperkt en uit het bericht wordt duidelijk dat eiseres internationale bescherming geniet op Cyprus en dat haar verblijfsvergunning nog geldig is. Eiseres heeft met haar verklaringen en haar verwijzing naar de beleidswijziging niet aannemelijk gemaakt dat haar status is ingetrokken. Gelet daarop hoefde de staatssecretaris geen nader onderzoek te doen. De rechtbank volgt daarom de staatssecretaris in het standpunt dat het verzoek van 2 oktober 2023 ten overvloede is gedaan.
10. De door eiseres ter zitting aangehaalde zinsnede uit het bericht van 1 september 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Deze zinsnede ziet op de verantwoordelijkheid voor het terugnemen van eiseres op grond van de Dublinverordening en niet op de verantwoordelijkheid op grond van de verleende internationale bescherming. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Problemen op Cyprus
11. Eiseres voert aan dat zij bij terugkeer naar Cyprus in een inhumane situatie terecht zal komen. De situatie van statushouders op Cyprus is volgens eiseres zeer zorgwekkend. Er zijn onvoldoende voorzieningen vanuit de overheid voor huisvesting, uitkering en medische zorg. Eiseres kon geen werk vinden. Bovendien heerst op Cyprus een vijandige sfeer tegenover buitenlanders. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar een artikel uit de NRC van 23 september 2023. Eiseres verwijst voorts naar een drietal uitspraken waarin is overwogen dat Cyprus de internationale verplichtingen ten aanzien van Dublinclaimanten niet nakomt. [5]
12. Op grond van artikel 30a, eerste lid, van de Vw kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet en de vreemdeling in die lidstaat wordt behandeld overeenkomstig de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb.
13. De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat de lidstaten van de Europese Unie de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleven, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat het land waarnaar de vreemdeling zal terugkeren zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat Cyprus in haar situatie de internationale verplichtingen niet nakomt. Bij de beantwoording van de vraag of eiseres hierin is geslaagd, is het arrest Ibrahim van belang. In dit arrest benadrukt het Hof van Justitie dat de drempel voor een beroep op artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - dat gelijkstaat aan artikel 3 van het EVRM – onverminderd hoog blijft. [6] De drempel wordt bereikt wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een ‘toestand van zeer verregaande materiële deprivatie’, waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in haar situatie deze hoge drempel is gehaald. De staatssecretaris heeft daartoe kunnen overwegen dat eiseres door de aan haar verleende internationale bescherming dezelfde rechten heeft als staatsburgers van Cyprus en dat het aan eiseres is om deze rechten te effectueren. Eiseres heeft verklaard dat zij problemen heeft ondervonden bij het vinden van passende huisvesting, werk, uitkering en medische zorg. Uit de verklaringen van eiseres blijkt echter ook dat zij huisvesting heeft gehad, dat zij heeft kunnen werken en dat zij toegang had tot medische zorg. Van eiseres mag verwacht worden dat zij zich bij problemen wendt tot de (hogere) Cypriotische autoriteiten of daartoe aangewezen instanties. Uit de verklaringen van eiseres is niet gebleken dat zij daartoe voldoende inspanningen heeft verricht. Evenmin heeft eiseres haar verklaringen over de verrichte inspanningen onderbouwd. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom kunnen overwegen dat niet is gebleken dat de autoriteiten eiseres niet kunnen of willen helpen.
15. De verwijzing van eiseres naar een drietal uitspraken van deze rechtbank leidt niet tot een ander oordeel. Deze uitspraken zien op de situatie van terugkerende Dublinclaimanten. Die situatie is niet vergelijkbaar met de situatie van statushouders, die dezelfde rechten genieten als (andere) Cypriotische staatsburgers en van wie verwacht mag worden dat zij inspanningen verrichten om deze rechten te effectueren.
16. De verwijzing naar het artikel uit de NRC leidt evenmin tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit op het standpunt kunnen stellen dat uit het artikel blijkt dat de daarin vermelde vechtpartijen incidenten zijn en dat het artikel tevens vermeldt dat de politie tegen het geweld optreedt.
17. De staatssecretaris heeft gelet op het voorgaande in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Cyprus in haar geval de internationale verplichtingen niet nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijk en onterende behandeling of bestraffing
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441
4.p. 6 aanmeldgehoor Dublin en p. 3 gehoor bescherming EU, EER of Zwitserland
5.Uitspraken van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:4323) 10 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15483), 12 oktober 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:15644)
6.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219