ECLI:NL:RBDHA:2023:15586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.10650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste belangenafweging door staatssecretaris in asielzaak met betrekking tot familie- en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielkwestie waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft afgewezen. Eiseres, afkomstig uit Eritrea en lijdend aan paranoïde schizofrenie, verzocht om verblijf bij haar meerderjarige dochter, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft. De staatssecretaris erkende dat er sprake was van familie- en gezinsleven, maar concludeerde dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wogen dan die van eiseres en haar dochter. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris de belangenafweging onjuist had verricht. De staatssecretaris had onvoldoende rekening gehouden met de afhankelijkheid van eiseres van haar dochter en de objectieve belemmeringen voor de dochter om met haar moeder in Eritrea te wonen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging moeten worden betrokken. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10650

uitspraak van de meervoudige kamer van xx in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. H.R.D. Leene).

Procesverloop

In het besluit van 2 juli 2021 (primaire besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen.
In het besluit van 13 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Ook was referente aanwezig.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres komt uit Eritrea en is geboren op [geboortedatum] 1962. Zij beoogt op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf bij haar meerderjarige dochter [naam] (referente), geboren op [geboortedatum] 1995. Tot haar vertrek uit Eritrea in 2015 woonde referente samen met haar moeder, echtgenoot, broer en zus. Haar vader is overleden. Referente is in Nederland in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel en woont samen met haar echtgenoot en drie kinderen.
2. Referente heeft verklaard dat haar moeder ernstige psychische problemen heeft. Ze lijdt aan paranoïde schizofrenie. Referente heeft medische stukken overgelegd met de vermelding van deze diagnose. Referente stelt dat bij schizofrenie medicatie niet voldoende is, maar voortdurende toezicht, hulp en begeleiding moet worden geboden.
Referente heeft naar voren gebracht dat zij tot aan haar vertrek uit Eritrea met haar moeder samenwoonde en voor haar heeft gezorgd. Na haar vertrek is eiseres door buren opgevangen. Ook is eiseres volgens referente een tijdje opgenomen geweest in het ziekenhuis. In 2020 is eiseres illegaal naar Soedan vertrokken, waar zij bij verschillende gezinnen heeft verbleven. De laatste verzorger ( [naam] ) heeft schriftelijk verklaard dat hij en zijn gezin eiseres niet meer kunnen helpen. Tot slot heeft referente verklaard dat zij wekelijks telefonisch contact heeft met haar moeder.
Wat is (niet) in geschil?
3. De staatssecretaris heeft op de zitting bevestigd dat hij de onder 2 weergegeven verklaringen van referente en de inhoud van de overgelegde stukken niet betwist. Op basis hiervan heeft de staatssecretaris aangenomen dat tussen eiseres en referente familie- of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, omdat tussen hen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De staatssecretaris heeft de aanvraag na een belangenafweging toch afgewezen omdat het belang van de Nederlandse staat volgens hem in dit geval zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van eiseres en referente om in Nederland verblijf toe te staan. Het geschil gaat over de vraag of de staatssecretaris die belangenafweging op een juiste wijze heeft verricht.
Heeft de staatssecretaris in het kader van artikel 8 van het EVRM een juiste belangenafweging verricht?
4. Eiseres betoogt dat uit het bestreden besluit onvoldoende blijkt dat alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging zijn betrokken en kenbaar in onderling verband zijn gewogen. Ten onrechte heeft de staatssecretaris de mate van afhankelijkheid tussen eiseres en referente niet in haar voordeel heeft meegewogen. Het bestreden besluit maakt ook niet inzichtelijk welke omstandigheden maken dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres en referente uitvalt. Daarom is, aldus eiseres, het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
4.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 [1] overwogen dat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM altijd een belangenafweging moet verrichten die alle relevante feiten en omstandigheden omvat. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Welke feiten en omstandigheden relevant zijn, hangt af van het concrete geval. Bij die beoordeling heeft de staatssecretaris een zekere beoordelingsruimte. De bestuursrechter toetst ook met enige terughoudendheid welk gewicht de staatssecretaris aan de feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft toegekend.
Verder volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat de staatssecretaris de feiten en omstandigheden op basis waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat sprake is van familie- of gezinsleven in het voordeel van de betrokken vreemdeling(en) dient te betrekken bij de belangenafweging. [2] Bij de vaststelling of beschermenswaardig familieleven tussen betrokkenen bestaat en de te verrichten belangenafweging zijn dezelfde feiten en omstandigheden van belang, waarmee zij elkaar beïnvloeden.
4.2.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat de in het kader van artikel 8 van het EVRM verrichte belangenafweging in het nadeel van eiseres en referente uitvalt. Het belang van de Nederlandse overheid weegt volgens hem zwaarder dan hun persoonlijke belang. Volgens de staatssecretaris doet zich geen uitzonderlijk geval voor op grond waarvan hij een positieve verplichting heeft om eiseres in Nederland verblijf toe te staan. Hierbij is volgens de staatssecretaris van belang dat referente al lange tijd – inmiddels bijna 7 jaren sinds haar aankomst op [datum] 2015 – gescheiden van eiseres in Nederland verblijft en zij in staat is geweest om zich zonder haar moeder zelf te ontwikkelen. Ook heeft referente pas vijf jaar na de inwilliging van haar asielaanvraag een mvv voor haar moeder aangevraagd. Het wekelijkse telefonische contact tussen eiseres en referente acht de staatssecretaris niet ongebruikelijk tussen meerderjarige kinderen en hun ouder en kan vanuit Nederland blijven plaatsvinden, wat ook geldt voor eventuele financiële ondersteuning.
De staatssecretaris heeft in het kader van de belangenafweging verder in het nadeel meegewogen dat eiseres nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, eiseres niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en eiseres zwakke banden met Nederland heeft. Ook speelt het economisch belang in deze belangenafweging een rol, omdat de verwachting bestaat dat eiseres een beroep zal doen op het Nederlandse zorgstelsel, hoewel dit belang volgens de staatssecretaris minder zwaar weegt omdat de echtgenoot van referente werkt en referente zelf binnenkort ook werk verwacht te hebben. In het voordeel van eiseres weegt de staatssecretaris mee dat gebleken is van een objectieve belemmering voor referente, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel, om met haar moeder in Eritrea te wonen. Maar dat weegt volgens de staatssecretaris niet op tegen de meerdere punten die in het nadeel van eiseres en referente meewegen. Dat eiseres van referente afhankelijk is vanwege haar psychische klachten heeft geen groot gewicht.
Artikel 8 van het EVRM strekt, aldus de staatssecretaris, niet tot bescherming op humanitaire gronden of op bescherming van de sociaal economische belangen van eiseres. Bovendien blijkt uit de door referente afgelegde verklaringen en overgelegde documenten dat de huidige situatie van eiseres niet zodanig bijzonder of schrijnend is dat de belangenafweging hierdoor alsnog in het voordeel uitvalt.
4.3.
De beroepsgrond slaagt. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat tussen eiseres en referente een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid bestaat. Vervolgens heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat referente zich als meerderjarige heeft kunnen ontwikkelen en de huidige situatie van eiseres niet dusdanig schrijnend is dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen. Hiermee zijn de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de staatssecretaris familie- en gezinsleven heeft aangenomen, niet in het voordeel van eiseres en referente bij de belangenafweging betrokken. Dat is niet in overeenstemming met de onder 4.1 genoemde rechtspraak. De staatssecretaris heeft in dit verband niet kunnen volstaan met het standpunt dat artikel 8 van het EVRM niet tot bescherming strekt op humanitaire gronden. Zoals volgt uit de onder 4.1 genoemde rechtspraak dient de staatssecretaris namelijk een belangenafweging te verrichten die alle relevante feiten en omstandigheden omvat.
Ook stelt eiseres terecht dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk maakt welke omstandigheden maken dat aan de belangen van de staatssecretaris doorslaggevende betekenis toekomt. De staatssecretaris dient de afhankelijkheid van eiseres tot referente volgens de hiervoor genoemde rechtspraak in hun voordeel mee te wegen. Uit het bestreden besluit volgt verder dat sprake is van een objectieve belemmering van referente vanwege de haar toegekende verblijfsvergunning asiel om met haar moeder in Eritrea te wonen. Hoewel dit een belangrijke omstandigheid is betekent dit volgens het bestreden besluit niet dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres uitvalt, omdat het niet opweegt tegen de meerdere punten die in het nadeel van eiseres meewegen. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat hiermee vooral gedoeld wordt op economische omstandigheden, namelijk het beroep dat eiseres naar verwachting zal doen op de Nederlandse gezondheidszorg. Dat standpunt is echter niet goed te rijmen met het standpunt in het bestreden besluit dat het economisch belang van de Nederlandse overheid minder zwaar weegt. [3] De staatssecretaris heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de naar voren gebrachte omstandigheden, in hun onderlinge samenhang bezien, maken dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan de belangen van eiseres en referente.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris de belangenafweging op onjuiste wijze heeft verricht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De staatssecretaris moet binnen een termijn van twaalf weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar nemen. Daarbij moet de staatssecretaris uitgaan van de feiten en omstandigheden die zich op dat moment voordoen. Gelet hierop moet de staatssecretaris de vreemdelingen op de voet van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) horen, tenzij zich een uitzondering als genoemd in artikel 7:3, aanhef en onder c, d of e, van de Awb voordoet. Met inachtneming van de daarbij vergaarde feiten en omstandigheden moet de staatssecretaris opnieuw de vereiste belangenafweging verrichten.
5.1.
De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Die kosten stelt de rechtbank met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674 aan kosten van rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1). Ook moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding aan eiseres van de proceskosten van € 1.674;
- bepaalt dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, voorzitter, en mr. R. Raat en
mr. H. van Eijken, leden, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2022:2006, onder 9.3 en 9.3.1.
2.13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006, onder 9.3 en 9.3.1, 9 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3660, onder 2 en 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2803, onder 2.
3.Pagina 6, bovenaan.