5.5.2PGP-identificaties
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1]
Ennetcom
Aan [verdachte 1] wordt het Ennetcom-account ‘935v735886@ennetcom.com’ toegeschreven.
Uit het dossier volgt dat [verdachte 2] dit account in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 heeft gebruikt. Op 28 april 2013 zei [verdachte 2] tegen ‘Jutter’ dat hij deze telefoon aan “ouwe” gaat geven. Ouwe betreft een bijnaam van [verdachte 1] .
Vanaf 9 mei 2013 heeft ‘jutter’ dit account opgeslagen als ‘Walter’. Uit het dossier volgt dat ook de gebruiker van het Encrochat-account ‘borneos’ ( [verdachte 18] ), het account van [verdachte 1] (‘outdoorfeline’) heeft opgeslagen als ‘Walter’.
[betrokkene 8] heeft voorts verklaard dat hij contact heeft gehad met ene ‘Walter’ over de handel in cocaïne en dat de echte naam van ‘Walter’ [verdachte 1] is. Tijdens zijn verhoor zijn foto’s getoond van [verdachte 1] en [betrokkene 8] heeft hem herkend als [verdachte 1] /Walter.
Op 9 mei 2013 vroeg ‘Jutter’ aan ‘Walter’ of hij hem morgen nog ergens heen moest brengen. Walter reageerde daarop dat dit niet hoefde, maar dat hij morgen jarig was en dat ‘Jutter’ welkom was. [verdachte 1] is op [geboortedag 2] jarig.
Tot slot is het taalgebruik van ‘Walter’ herkenbaar, bijvoorbeeld doordat hij het woord “moet” schrijft als “moed”. Dit komt ook naar voren bij de gesprekken die door [verdachte 1] worden gevoerd via zijn Encrochat-account ‘outdoorfeline’ (zie hierna).
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 9 mei 2013 de gebruiker is geweest van het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com.
PGP-Safe
Aan [verdachte 1] wordt het PGP-Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’ toegeschreven.
Dit account stond bij een andere PGP-Safe gebruiker, te weten ‘mwcv265v@pgpsafe.net’ opgeslagen als “ouwe ouwe”. Zoals hiervoor overwogen is ‘ouwe’ een bijnaam van [verdachte 1] .
Uit de gesprekken tussen hen in de periode van 30 april 2017 tot en met 1 mei 2017 volgt dat ‘ouwe ouwe’ een zanger nodig heeft voor een begrafenis op 4 april 2017 om 13.00 uur. Uit verdere tapgesprekken blijkt dat een bekende van [verdachte 1] euthanasie heeft gepleegd en dat de begrafenis plaatsvond op 4 mei 2017 om 13.00 uur.
Op 1 mei 2017 zei ‘ouwe ouwe’ dat hij bij De Lier was en daarna in het ziekenhuis bij zijn zus in Voorburg. In die periode lag de zus van [verdachte 1] in het ziekenhuis.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het PGP Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’.
Encrochat
Aan [verdachte 1] wordt het Encrochat-account ‘outdoorfeline’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarmee vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account “outdoorfeline”.
SkyECC
Aan [verdachte 1] wordt het SkyECC-account ‘O12QLT’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de berichtendienst SkyECC.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 1] in Spanje is een telefoon aangetroffen met de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI- [nummer 1] . Uit de Sky ECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘O12QLT’ gebruik heeft gemaakt van voornoemd IMEI-nummer.
Dit SkyECC-account maakte gebruik van de naam ‘ouwe’, een bijnaam van [verdachte 1] .
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Sky ECC-account ‘O12QLT”.
Te
n aanzien van alle accounts
De berichten die met al deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 1] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2]
Ennetcom
Aan [verdachte 2] wordt het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com toegeschreven. Dit account zou hij in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 hebben gebruikt.
Uit het dossier volgt dat dit account bij een ander Ennetcom-account staat opgeslagen als ‘pik’. ‘Pik’ is een bijnaam van [verdachte 2] . Het account heeft op enig moment contact met iemand die staat opgeslagen als ‘jutter’. Zij voeren op 25 april 2013 gesprekken waaruit kan worden opgemaakt dat zij beiden op zoek zijn naar ‘ouwe’, de vader van ‘pik’. ‘Ouwe’ is een bijnaam voor [verdachte 1] , de vader van [verdachte 2] .
Door ‘pik’ en ‘jutter’ worden op 25 en 26 april 2013 verder gesprekken gevoerd over de aanhouding van ‘ouwe’. Op 25 april 2013 is [verdachte 1] aangehouden in Delft voor overtreding van de Opiumwet.
Op 28 april 2013 zegt ‘pik’ dat hij deze telefoon (met het account 935v735886@ennetcom.com) aan ‘ouwe’ gaat geven. Vanaf 9 mei 2013 staat het account in de telefoon van ‘jutter’ opgeslagen onder de naam ‘walter’. Dat is een andere bijnaam van [verdachte 1] .
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com in de periode van 13 maart 2013 tot en met 8 mei 2013 toebehoorde aan [verdachte 2] . Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account gedurende deze periode door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
Encrochat
Aan [verdachte 2] worden de Encrochat-accounts ’ancientpuppy’ en ‘infamousvest’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over af willen leggen.
Het account ‘ancientpuppy’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 2] . Dit IMEI-nummer was actief in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020. Dit IMEI-nummer maakte in deze periode het vaakst verbinding met een basisstation aan de [locatie 9] te Den Haag. De woning van [verdachte 2] aan de [locatie 10] in Den Haag valt binnen het bereik van dit basisstation. Het IMEI-nummer verplaatste zich ook tegelijk met de mobiele telefoon van [verdachte 2] met het [telefoonnummer ] .
Voor het account ‘infamousvest’ werd een mobiele telefoon gebruikt met het IMEI- [nummer 3] . Dit nummer was actief van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. Het basisstation aan de [locatie 9] te Den Haag, waaronder ook de woning van [verdachte 2] valt, werd in die periode het meest aangestraald door het toestel.
Uit Encrochatgesprekken tussen ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) en ‘inanimatemuffin’ (het Encrochat-account van [verdachte 10] ) volgt dat zij het over ‘pik’ hebben als zij het hebben over het account ‘ancientpuppy’. Tegen ‘secretram’ (het Encrochat-account van [verdachte 5] ) zegt ‘ancientpuppy’ zelf “dit is pik”.
Op 15 mei 2020 stuurt ‘ancientpuppy’ voorts een foto van de achterkant van een rijbewijs van [betrokkene 9] naar ‘secretram’ met de opmerking dat hij die persoon naar ‘secretram’ gaat brengen. Op die dag ziet het observatieteam dat [verdachte 2] en [betrokkene 9] vanaf de woning van [verdachte 2] in een auto vertrekken. Enige tijd later ziet het observatieteam dat [betrokkene 9] uit de auto van [verdachte 2] stapt en als bijrijder instapt bij [verdachte 5] .
Op 23 mei 2020 stuurde ‘inanimatemuffin’ de vraag: “wie?” naar Encrochat-gebruiker ‘infamousvest’. Deze laatste stuurde als antwoord ‘pik’. Vervolgens vroeg ‘inanimatemuffin’ of de oude mail weg kan. ‘infamousvest’ bevestigde dit.
Zowel het account van ‘ancientpuppy’ als ‘infamousvest’ zijn door anderen opgeslagen als ‘pik’.
Het account ‘ancientpuppy’ staat ook opgeslagen als ‘slaapkop’ en het account ‘infamousvest’ als ‘zoon ouwe new’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘ancientpuppy’ in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020 en van het Encrochat-account ‘infamousvest’ in de periode van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 2] wordt het SkyECC-account ‘4CA2E3’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring voor gegeven.
Op 16 september 2020 is [verdachte 2] aangehouden in zijn woning aan de [locatie 10] te Den Haag. Deze woning is doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd een telefoon, een iPhone 7, aangetroffen. Op deze telefoon stond de SkyECC applicatie. Het SkyECC-account ‘4CA2E3’ maakte gebruik van deze telefoon. De bijnamen van het account ‘4CA2E3’ waren onder meer ‘pik’ en ‘zoon ouwe’. Zoals hiervoor al beschreven is een bijnaam van [verdachte 2] ‘pik’ en een bijnaam van zijn vader [verdachte 1] ‘ouwe’.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘4CA2E3’. De berichten die met dit account zijn verstuurd volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat dit account door meerdere personen werd gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 2] afkomstig waren.
ANOM
Aan [verdachte 2] wordt het ANOM-account ‘Linetool’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over willen afleggen.
De voorlopige hechtenis van [verdachte 2] is op 17 maart 2021 door de rechtbank geschorst en hij is die dag in vrijheid gesteld. Via dit account zijn op 23 maart 2021 voor het eerst berichten verstuurd.
De gebruiker van het account ‘Linetool’ ging op enig moment naar een camping. Uit het dossier volgt dat de telefoon van ‘Linetool’ op dat moment de telefoonmast aanstraalde in het gebied van de [camping] aan de [locatie 11] in Wassenaar. [verdachte 2] verblijft ook regelmatig op deze camping.
Op 22 april 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht dat hij al een week ziek op bed lag met vermoedelijk corona. Uit een telefoongesprek op 24 april 2021 tussen [verdachte 1] en zijn zus [betrokkene 10] volgt dat meerdere familieleden corona hebben en dat [verdachte 2] ook ziek op bed ligt.
Op [geboortedag 2] 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht met de vraag “Al wat van auto gehoord word gek van dat afhankelijk zijn”. De auto van [verdachte 2] is op 13 april 2021 in beslag genomen door de politie.
Op 11 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ vervolgens een bericht dat hij “gisteren pa zijn verjaardag [heeft] gevierd met [een] vuurwerkshow bij de gevangenis”. [verdachte 1] is op [geboortedag 2] jarig en zat op dat moment gedetineerd.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANOM-account ‘Linetool’. Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3]
Encrochat
Aan [verdachte 3] wordt het Encrochat-account ‘risky.business’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte.
De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 3] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘risky.business’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 3] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 3] wordt het SkyECC-account ‘B8IL4S’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft hier geen verklaring over afgelegd.
Het SkyECC-account ‘B8IL4S’ wordt gebruikt door een telefoon met het IMEI- [nummer 4] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Apple, model iPhone 6S. Het SkyECC-account maakte gebruik van een simkaart met IMSI- [nummer 5] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 3] op 16 september 2020 is een iPhone 6S aangetroffen met een simkaart met dit IMSI-nummer.
Het account ‘B8IL4S’ is bij andere SkyECC gebruikers onder andere opgeslagen als ‘bril’. Dit is een bijnaam van [verdachte 3] .
Daarnaast heeft de gebruiker van het SkyECC -account ‘B8IL4S’ dezelfde manier van schrijven als de gebruiker van voornoemd Encrochat-account ‘risky.business’. Zo beginnen beiden hun berichten regelmatig met “Gdm” (goedemorgen) of “Gda” (goedenavond).
Tot slot geeft de gebruiker van ‘B8IL4S’ op 9 september 2020 om 15:44 uur aan dat hij bij Deil is en onderweg is naar Utrecht. Op 9 september 2020 om 15:40 uur straalde de mobiele telefoon van [verdachte 3] met [telefoonnummer 1] aan op een basisstation aan [locatie 12] in Deil.
Gelet op vorenstaande omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] de gebruiker is van het SkyECC-account ‘B8IL4S’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 3] afkomstig waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 3] wordt het PGP Safe-account ‘c937xk@exclusivePGP.com’ toegeschreven.
De gebruiker van het account c937xk@exclusivePGP.com staat bij PGP Safe-gebruiker mwcy265v@PGPsafe.net opgeslagen als ‘bril’. Dit betreft een bijnaam van [verdachte 3] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verklaard over de berichten die zijn verstuurd met het genoemde PGP-Safe account en heeft hij niet ontkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5]
Encrochat
Aan [verdachte 5] worden de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ toegeschreven. [verdachte 5] heeft geen verklaring afgelegd ten aanzien van het gebruik van deze Encrochat-accounts.
Ten aanzien van ‘secretram’
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het [telefoonnummer 2] op naam stond van [verdachte 5] en dat hij dit telefoonnummer ook daadwerkelijk in gebruik had. Tevens staat vast dat het userID ‘secretram’ gekoppeld was aan het IMEI- [nummer 6] en in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 actief was en in deze periode verbinding maakte met het basisstation op de [locatie 13] Spaarndam. Het adres van [verdachte 5] , [locatie 14] Spaarndam, valt binnen het bereik van dit basisstation.
Op 15 april 2020 vond voorts een gesprek plaats tussen ‘secretram’ en ‘ancientpuppy’ ( [verdachte 2] ), waaruit volgde dat [betrokkene 9] naar ‘secretram’ zou komen. Door ‘secretram’ werd het adres [locatie 15] opgegeven. Vervolgens werd eerst om 15:00 uur afgesproken bij het ‘oude pand zwanenburg’. Uit observatiegegevens bleek dat die dag een voertuig met [betrokkene 9] als bestuurder werd waargenomen op [locatie 16] te Zwanenburg. [betrokkene 9] stapte vervolgens als bijrijder in een ander voertuig. De bestuurder van dit voertuig betrof [verdachte 5] . Na een tussenstop zijn [verdachte 5] en [betrokkene 9] naar het adres [locatie 15] te Lijnden gereden. Uit het dossier is bovendien gebleken dat voornoemd adres sinds 4 november 2019 op naam staat van [verdachte 5] .
Bij meerdere Encrochat-gebruikers stond ‘secretram’ opgeslagen onder de naam ‘Kuifje’. In meerdere chatgesprekken wordt gerefereerd aan ‘Kuifje’ waarmee kennelijk [verdachte 5] wordt bedoeld. [verdachte 1] verklaarde tevens (impliciet) dat hij met ‘Kuifje’ [verdachte 5] bedoelt.
Ten aanzien van ‘prizehunter’
Het userID ‘prizehunter’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met IMEI- [nummer 7] . Uit de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer is gebleken dat de mobiele telefoon met dit IMEI-nummer actief was in de periode 9 juni 2020 tot en met 13 juni 2020. De mobiele telefoon straalde in deze periode het vaakst aan op het KPN-basisstation gelegen aan de [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen het bereik van dit basisstation.
Uit onderzoek van diverse andere Encrochat-gebruikers is gebleken dat ook ‘prizehunter’ stond opgeslagen als ‘Kuifje’. Op 9 juni 2020 stuurde ‘prizehunter’ naar ‘badbutter’ het bericht: ‘Hello mate my new mail’. Verder stuurde ‘prizehunter’ op 10 juni 2020 naar ‘outdoorfeline’ het bericht ‘Kuifje’.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ opvolgende accounts van elkaar zijn en door één en dezelfde persoon zijn gebruikt. Bij beide Encrochat-accounts werden immers overeenkomstige bijnamen gebruikt en de gebruiker van het account ‘prizehunter’ stelt zich ten aanzien van andere Encrochat-accounts voor met dezelfde bijnaam ‘kuifje’ die eerder was verbonden aan het Encrochat-account ‘secretram’.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’. De verdediging heeft aangevoerd dat de ontmoeting tussen [betrokkene 9] en [verdachte 5] niet heeft plaatsgevonden omdat [betrokkene 9] zegt dat hij geen ontmoeting heeft gehad. Dit volgt de rechtbank niet. Uit het observatieverslag volgt immers dat de verbalisanten [betrokkene 9] en [verdachte 5] herkend hebben van een foto van het tactisch team. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen. Daarbij komt dat diezelfde dag een screenshot van het rijbewijs van [betrokkene 9] aan ‘secretram’ gestuurd was met de mededeling dat deze naar ‘secretram’ zou komen én de gebruiker van ‘secretram’ een adres opgeeft dat bij [verdachte 5] in gebruik is. Bovendien wijzen de overige genoemde feiten en omstandigheden in de richting van [verdachte 5] . Dit alles tezamen maakt dat er bij de rechtbank geen twijfel is dat [verdachte 5] de gebruiker is van ‘secretram’. Nu ‘prizehunter’ het opvolgende account is, is [verdachte 5] ook de gebruiker van dat account.
De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 5] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan de verdachte wordt het SkyECC-account ‘TG7XF7’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over het gebruik van SkyECC-account ‘TG7XF7’. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek 26Argus volgt dat de mobiele telefoon met IMEI- [nummer 8] was gekoppeld aan het SkyECC-account ‘TG7XF7’. Dit IMEI-nummer was gekoppeld aan een mobiele telefoon van het merk Apple, model IPhone 6. Bij de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking in de woning van de verdachte werd een Apple IPhone 6 met het IMEI- [nummer 9] aangetroffen. Deze mobiele telefoon bleek voorzien van de SkyECC-applicatie.
Vervolgens zijn in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020 de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 9] onderzocht. Hieruit bleek dat in voornoemde periode het meest aangestraalde basisstation was gelegen aan de [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen de zendrichting en het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Op grond van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘TG7XF7’ in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020.
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10]
Encrochat
Aan [verdachte 10] wordt het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het IMEI- [nummer 10] behoort bij een PGP-telefoon. De user-ID ‘inanimatemuffin’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 3 maart 2020 tot met 11 juni 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon hoofdzakelijk verbinding met het basisstation gelegen aan [locatie 17] te Rijswijk. [verdachte 10] stond in die periode ingeschreven op [locatie 18] te 's-Gravenhage. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van dit basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 25 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘inanimatemuffin’ en ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) dat voor drie personen tickets waren geregeld en door ‘inanimatemuffin’ waren ontvangen op zijn privé telefoon. Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] bleek dat zij op 25 april 2020 spraken over het boeken van een vlucht van Malaga naar Dublin en vervolgens naar Amsterdam. Hierbij werd gesproken over drie tickets, waarbij ook een ticket voor ‘Ben’ moest worden besteld. Uit de Passagiers Informatie ten aanzien van [verdachte 1] bleek dat op 25 april 2020 drie vliegtickets waren geboekt voor [verdachte 1] , [betrokkene 11] en [verdachte 10] . Uit afgeluisterde telefoongesprekken van 29 april 2020 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] bleek de vlucht niet door te gaan. Op diezelfde dag liet ‘outdoorfeline’ aan ‘inanimatemuffin’ weten dat de vlucht niet door zou gaan en dat zij met de auto zouden vertrekken. In de IPhone van [verdachte 1] staat het gewone telefoonnummer van [verdachte 10] onder de naam ‘Ben Ali’ opgeslagen.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’. Daarbij zijn de berichten en het afgeluisterde gesprek aangaande de reis naar Spanje het meest in het oog springend. Daaruit volgt dat er voor onder andere [verdachte 10] en [verdachte 1] een vlucht was geboekt en dat aan ‘inanimatemuffin’ en het Encrochat-account van [verdachte 1] wordt doorgegeven dat de vlucht niet doorgaat. Hieruit volgt zonder twijfel dat ‘inanimatemuffin’ [verdachte 10] is. De aanwijzingen van de naam ‘Ben’ en het bereik van het basisstation vormen daarvoor bovendien steunbewijs.
De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft onvoldoende aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Dat de gebruiker met verschillende namen in telefoons van anderen is opgeslagen is daarvoor geen aanwijzing. Anderen kunnen [verdachte 10] immers op verschillende wijze opslaan. Daarbij is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 10] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 10] of met iemand anders te maken hebben. Dat iemand de bijnaam ‘Ben’ niet kent, maakt niet dat deze dacht dat verschillende gebruikers gebruik maakten van dit in account. Overigens zegt [verdachte 10] ook zelf niet welke berichten hij dan wel of niet zou hebben gestuurd en evenmin dat hij deze telefoon met meerderen (bijvoorbeeld met zijn broers zoals door de verdediging is betoogd) heeft gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 10] wordt het SkyECC-account ‘K617LO’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is uit een BMW voorzien van [kenteken 1] een Apple IPhone 7 mobiele telefoon in beslaggenomen. Deze auto was in gebruik bij [verdachte 10] . Deze mobiele telefoon is uitgelezen en daarop is de SKY-applicatie aangetroffen. Deze telefoon bevat gesprekken van het Sky ECC-account K617LO met gebruikersnaam ‘Plakband’. Uit het dossier blijkt dat Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ (zoals hiervoor is vastgesteld in gebruik bij [verdachte 10] ) door Encrochat-account ‘ancientpuppy’ ook was opgeslagen als ‘plakband’.
Verder volgt uit een chatgesprek in de periode van 23 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 tussen Sky-accounts ‘K617LO’ en ‘DK8UG2’ dat de gebruiker van ‘K617LO’ een werkgeversverklaring en een loonstrook naar de IND gaat sturen, waarop de burgerlijke staat ongehuwd staat vermeld, terwijl dit gehuwd moet zijn. Uit onderzoek bleek dat [verdachte 10] op 13 juli 2020 een ondertekende werkgeversverklaring en salarisstrook aan de IND heeft gestuurd waarop staat vermeld dat hij ongehuwd is. [verdachte 10] is gehuwd. De vrouw van [verdachte 10] , [betrokkene 13] , heeft de Turkse nationaliteit en beschikt over een verblijfsvergunning met als ingangsdatum 16 juni 2015. Deze verblijfsvergunning is met ingang van 14 juli 2020 verlengd tot 16 juni 2025.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘K617LO’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Voor het overige geldt hetzelfde als hiervoor is gerelateerd over het gebruik van het Encrochat-account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7]
Encrochat
Aan [verdachte 7] wordt het Encrochat-account ‘bravelemur’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Het account ‘bravelemur’ werd gebruikt op een telefoon voorzien van het IMEI- [nummer 11] . Dit IMEI-nummer maakte het meest gebruik van het basisstation aan de [locatie 19] te Den Haag. Onder dit basisstation valt de woning van de vriendin van [verdachte 7] , [betrokkene 14] , aan [locatie 20] in Den Haag.
Op 4 mei 2020 stuurde ‘bravelemur’ berichten aan [verdachte 1] waaruit kan volgen dat hij in Panama is geweest. In de periode vanaf 9 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 maakte de telefoon met voormeld IMEI-nummer verbinding in Panama. Op 14 maart 2020 tussen 13.02 uur en 15.24 uur maakte het toestel verbinding in Spanje en op 14 maart 2020 vanaf 17.14 uur maakte het toestel verbinding in Nederland. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] blijkt dat hij voor 14 maart 2020 een vlucht had geboekt van Madrid naar Amsterdam.
In de periode van januari 2020 tot en met maart 2020 straalde de telefoon voorts meerdere keren aan in het buitenland, waaronder Spanje. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] volgt dat hij op een aantal van die momenten ook vluchten had geboekt van en naar Spanje.
Het account ‘bravelemur’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘Hassan’, ‘Malaga’, ‘Soef/Souf/Zoef’, ‘Leiden’ en ‘Marok’. Deze bijnamen kunnen allemaal verwijzen naar [verdachte 7] . Uit diverse gesprekken is immers gebleken dat de gebruiker van het account ‘bravelemur’ de Arabische taal spreekt en van Marokkaanse origine zou zijn. Ook zou hij regelmatig in Leiden verblijven, dan wel daar woonachtig zijn. Per 14 december 2015 is [verdachte 7] geëmigreerd naar Malaga in Spanje. Tot slot blijkt uit de berichten van ‘bravelemur’ dat hij zichzelf ‘Souf’ noemt. Uit OVC-gesprekken bij [betrokkene 4] volgt dat [verdachte 4] [verdachte 7] ‘Souf’ noemt.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘bravelemur’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 7] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 7] wordt het Sky ECC-account ‘5005A2’ toegeschreven. [verdachte 7] heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Zoals hiervoor beschreven was [verdachte 7] de gebruiker van het Encrochat-account ‘bravelemur’. Op 3 april 2020 en 18 mei 2020 vertelde [verdachte 7] via dit account aan verschillende personen dat zijn SkyECC-account ‘5005A2’ was.
Dit SkyECC-account maakte voorts gebruik van een Apple IPhone 6 met IMEI- [nummer 12] . Deze telefoon is op 16 september 2020 aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [verdachte 7] .
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘5005A2’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 7] afkomstig waren.
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8]
Encrochat
Aan [verdachte 8] worden de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van deze accounts.
Uit de gesprekken van ‘sillyfly’ bleek dat op 30 april 2020 een bericht was verstuurd naar ‘outdoorfeline’ ( [verdachte 1] )
"Ik heb nieuwe mail : ik heb je uitgenodigd: ithran".Vanaf het account ‘ithran’ werd voorts op 30 april 2020 een bericht verstuurd naar ‘limpbeta’
“Met Mo torrequebrada. die is mijn niuwe mail”.Hieruit volgt dat ‘sillyfly’ en ‘ithran’ opeenvolgende accounts zijn en dat deze door dezelfde persoon zijn gebruikt.
Het Encrochat-account ‘sillyfly’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 13] . De mobiele telefoon met dit IMEI-nummer was actief vanaf 1 december 2019 tot en met 1 mei 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon het vaakst verbinding met een viertal basisstations in Amsterdam. Het adres van [verdachte 8] , het [adres 1] Amsterdam ligt in de nabijheid van de vier aangestraalde basisstations.
Uit de berichten zoals verstuurd door ‘ithran’ blijkt deze uit Amsterdam en Benalmadena te komen, Spaans spreekt en zichzelf voorstelt als [verdachte 8] en Mo Torrequebrada.
[verdachte 8] was woonachtig op het [adres 2] in Benalmádena. Het [adres 2] te Benalmádena is gelegen in de wijk Torrequebrada. Daarnaast hebben diverse Encrochat-gebruikers Spaanstalige berichten naar ‘sillyfly’ en ‘ithran’ gestuurd. [verdachte 8] heeft ter zitting verklaard de Spaanse taal te spreken.
Voorts bleek dat andere Encrochat-gebruikers ‘sillyfly’ en ‘ithran’ hebben opgeslagen onder de namen: ‘Holandes’, ‘Kees’, ‘Kees 2’, ‘Amsterdam’, ‘Mo kees’, ‘Holandes Nuevo’, ‘Mokees’, ‘Mohamed Keiss’, ‘Ithiyar Neu’, ‘Kees Spanje’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 8] . Hij verbleef immers zowel in Spanje als in Nederland en uit een politieregistratie uit 2013 is gebleken dat [verdachte 8] als bijnaam ‘Kees’, Mo kees’ of een combinatie daarvan gebruikte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 8] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 8] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6]
Encrochat
Aan [verdachte 6] wordt het Encrochat-account ‘don-pedro’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van dit Encrochat-account.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte 6] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘don-pedro’.
[verdachte 6] heeft voorts verklaard dat hij anderen gebruik liet maken van zijn PGP-telefoon en dat hij dus niet alle gesprekken via het genoemde account heeft gevoerd.
[verdachte 6] heeft evenwel niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 6] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 6] of met iemand anders te maken hebben. Dat, zoals door de raadsman is aangevoerd, verschillende gebruikers dit in persoon of via een ander communicatiemiddel kunnen hebben afgesproken, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Daar komt bij dat [verdachte 6] dit zelf ook helemaal niet verklaard heeft. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 6] wordt het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens gebruik heeft gemaakt van dit PGP-Safe-account, maar dat hij niet in het bezit was van de mobiele telefoon waar dit account op stond geïnstalleerd en dat anderen ook gebruik van maakten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’. Niet alleen zegt [verdachte 6] zelf dat hij er gebruik van heeft gemaakt, maar ook uit de bewijsmiddelen volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 6] de gebruiker was van dat account. Ten aanzien van het verweer dat anderen ook gebruik zouden hebben gemaakt van dit account geldt ook voor dit account dat [verdachte 6] niet concreet verklaart wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Uit de gesprekken met dit account volgt evenmin enige verwarring tussen gespreksdeelnemers over de identiteit van de persoon met wie gesproken wordt. Voor het overige geldt ook ten aanzien van dit account het hiervoor genoemde ten aanzien van het Encrochat-account ‘don pedro’. De rechtbank oordeelt daarmee dat alle berichten van en naar het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 6] wordt het SkyECC-account ‘1GN5RP’ toegeschreven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij van dit SkyECC-account gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier is gebleken dat het Encrochat-account ‘don-pedro’ op 26 maart 2020 van een andere Encrochat-account de vraag krijgt of hij al Sky heeft, ‘don-pedro’ antwoordt bevestigend en stuurt daarbij een afbeelding van SkyECC-account ‘1GN5RP’, waarbij staat vermeld dat de status beschikbaar is en het account nog 176 dagen geldig is.
Uit de SkyECC-metadata blijkt dat het SkyECC-account ‘1GN5RP’ gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon met IMEI- [nummer 14] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Google, model G020F Pixel 3a. Op 16 september 2020 heeft er tijdens de aanhouding van [verdachte 6] op het Spaanse [locatie 21] te Benalmadena (Spanje) een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij werden een aantal mobiele telefoons aangetroffen waaronder twee Google pixel 3a telefoons. Uit het digitaal onderzoek blijkt dat één van deze Google Pixel 3a telefoons is voorzien van voormeld IMEI-nummer.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] in de periode van 26 maart 2020 tot en met 16 september 2020 de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘1GN5RP’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen eveneens logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9]
Encrochat
Aan [verdachte 9] wordt het Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het IMEI [nummer 15] behoort bij een PGP-telefoon. Het userID ‘xxxmariokartxxx’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 april 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon verbinding met het basisstation gelegen aan [locatie 22] te Rotterdam. [verdachte 9] stond in die periode op [locatie 23] te Rotterdam ingeschreven. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 5 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘paribokartel’ en ‘xxxmariokartxxx’ dat ‘paribokartel’ langs wilde komen bij ‘xxxmariokartxxx’ en vroeg om diens adres, waarop ‘xxxmariokartxxx’ het adres ‘ [locatie 23] ’ en ‘Rotterdam zuif’ doorgaf. Op 30 april 2020 stuurde ‘xxxmariokartxxx’ op de vraag of hij een foto van zichzelf wilde sturen, een foto. Dit betreft een foto van [verdachte 9] .
Uit een chatgesprek van 14 mei 2020 tussen ‘xxxmariokartxxx’ en ‘don-pedro’ (het Encro-account van [verdachte 6] ) blijkt daarnaast dat zij elkaar zouden ontmoeten omstreeks 12.55 uur bij de locatie ‘Mastbos’. Uit een observatieverslag van 14 mei 2020 bleek dat [verdachte 9] rond 13.06 uur een ontmoeting had met [verdachte 6] op het parkeerterrein aan de [locatie 24] te Breda, hetgeen nabij het bosgebied ‘Mastbos’ ligt.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit voorgaande naar oordeel van de rechtbank dat [verdachte 9] wel degelijk de gebruiker is geweest van Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’. Dat iemand anders de foto van [verdachte 9] zou hebben gemaakt is volstrekt onlogisch gelet op de inhoud van het gesprek. Bovendien wijzen het adres van [verdachte 9] dat ‘xxxmariokartxxx’ stuurde en de observatie die is gedaan enkel in de richting van [verdachte 9] . De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. In tegendeel, in veel van de berichten worden steeds dezelfde soort spel- en tikfouten gemaakt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 9] wordt het SkyECC-account ‘M6MVPS’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is [verdachte 9] aangehouden op het adres [locatie 26] te Capelle aan den IJssel. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een mobiele telefoon, Apple iPhone 6, aangetroffen voorzien van de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI- [nummer 16] . Uit de SkyECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘M6MVPS’ gebruik heeft gemaakt van dit IMEI-nummer.
Deze Apple iPhone 6 was actief in de periode van 4 juni 2020 tot en met 23 augustus 2020 en maakte het meest verbinding met het basisstation gelegen op [locatie 25] te Capelle aan den IJssel. Het adres waar [verdachte 9] in die periode verbleef, te weten het adres [locatie 26] te Capelle aan den IJssel, valt binnen het theoretische bereik van dat basisstation.
Verder is uit een chatbericht van 5 september 2020 gebleken dat door de gebruiker van het SkyECC-account ‘M6MVPS’ twee foto's van een Belgische- en Nederlandse identiteitskaart op naam van [verdachte 9] zijn verstuurd naar het SkyECC-account ‘MUFG60’.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 9] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘M6MVPS’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11]
Encrochat
Aan [verdachte 11] worden de Encrochat-accounts ‘alecub’ en ‘richenergy’ toegeschreven. [verdachte 11] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 april 2020 stuurde ‘alecub’ aan ‘xxxmariokartxxx’ dat hij een nieuw Encrochat-account heeft, namelijk ‘richenergy’. Hiermee stelt de rechtbank allereerst vast dat de gebruiker van het account ‘alecub’ dezelfde persoon is als de gebruiker van het account ‘richtenergy’.
Op 9 juni 2020 had ‘richenergy’ een chatgesprek met de Encrochat-gebruiker ‘jadeblade’. In dit gesprek schreef ‘richenergy’ dat een dag eerder een rechtszaak had plaatsgevonden. Hierna stuurde ‘richenergy'' een plaatje van een artikel van de internetpagina ‘crimesite’. Dit betrof het artikel met de naam ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’. Vervolgens schreef ‘richenergy’ dat iedereen vrij was, maar dat hij nog gezocht werd omdat hij nog verhoord moest worden. Uit het genoemde artikel ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’ blijkt dat het om het strafrechtelijk onderzoek ‘Grant’ ging dat heeft gediend in de rechtbank te Arnhem. [verdachte 11] was verdachte in dat onderzoek. Uit navraag bij het onderzoek ‘Grant’ bleek dat men een aantal keren getracht had om [verdachte 11] aan te houden. Daarbij schreef ‘richenergy’ dat niemand had gepraat, ‘alleen in de auto’.
De rechtbank ziet hierin een stevige aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van dit account. Daarbij komt nog het volgende.
Door andere Encrochat-gebruikers stond het account van ‘richenergy’ onder andere opgeslagen als ‘turk’ en ‘denhaag’. Ook het account ‘alecub’ staat opgeslagen als ‘alecub(denhaag)’ door gebruiker ‘ultraflamingo’. Daaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van ‘richenergy’ een persoon is van Turkse afkomst die in Den Haag woont. [verdachte 11] is de enige verdachte van Turkse komaf uit Den Haag in het onderzoek Grant.
Ook staat ‘richenergy’ genoemd onder de namen ‘Ibba’ en ‘Ibus’. Deze afkortingen zijn bekend als bijnamen of afkortingen voor de naam Ibrahim. Ook in de chatgesprekken wordt ‘richenergy’ met regelmaat aangesproken als ‘Ib’, ‘Ibski’, ‘Ibba’ en ‘Ibsko’, waaruit eveneens kan worden afgeleid dat de gebruiker van het account ‘richenergy’ de voornaam Ibrahim heeft. Daarnaast is aan het account ‘richenergy’ de naam ‘supragga’ gegeven wat kan slaan op ‘agga’, zoals Den Haag in straattaal wordt genoemd.
Uit een gesprek tussen ‘richenergy’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) op 12 juni 2020 blijkt dat de zoon van ‘richenergy’ een geldbedrag van € 2.000,- heeft gebracht bij ‘don-pedro’. De zoon van ‘richenergy’ maakte gebruik van het Encrochat-account ‘wiseballoon’. ‘Wiseballoon’ stuurde op 9 juni 2020 om 19.33 uur een bericht naar ‘richenergy’ ‘Gelukt ben thuis’ . ‘Wiseballoon’ maakte gebruik van het IMEI- [nummer 17] . Dit IMEI-nummer straalde op 9 juni 2020 om 20.09 uur het basisstation aan de [locatie 27] in Den Haag aan. Onder dit basisstation valt het adres van de gezinsleden van [verdachte 11] en zijn zoon [betrokkene 15] aan de [locatie 28] in Den Haag. Het adres waar [betrokkene 15] stond ingeschreven, [locatie 29] in Den Haag, valt weliswaar niet onder het basisstation aan de [locatie 27] , maar de eigenaar van die woning heeft verklaard dat [betrokkene 15] hier niet woont.
Uit overige gesprekken tussen ‘wiseballoon’ en ‘richenergy’ volgt dat ‘wiseballoon’ onder behandeling is bij een kliniek voor ‘multi vitamine’. Uit de politiesystemen volgt dat [betrokkene 15] op 27 februari 2020 heeft verklaard dat hij iedere week een B12 injectie krijgt omdat hij in het verleden te veel lachgas heeft gebruikt.
Het account ‘richenergy’ heeft contacten met [verdachte 6] . Uit het onderzoek Chapada volgt dat [verdachte 11] [verdachte 6] kent en tevens [verdachte 19] die ook in het onderzoek Taxus voorkomt. Ook heeft ‘richenergy’ contact met [verdachte 6] over diens zus. [betrokkene 16] heeft verklaard [verdachte 11] te kennen en dat hij wel eens kwam eten bij [verdachte 6] thuis.
Dit alles bij elkaar leidt de rechtbank tot het oordeel dat de gebruiker van de Encrochat-accounts ‘richenergy’ en ‘alecub’ [verdachte 11] was. Zoals opgemerkt is met name de informatie over de zaak Grant een sterke aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van deze accounts. In het vonnis (ECLI:NL:RBGEL:2020:6215) in die zaak is te lezen dat gesprekken zijn afgeluisterd in auto’s. Deze informatie stond niet in de artikelen op ‘crimesite’, maar daar wist de gebruiker van ‘richenergy’ wel van. Dat het om iemand anders zou gaan, zoals door de verdediging is aangevoerd, blijkt verder nergens uit. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 11] geen toevallige voorbijganger is, maar dat hij een bekende is van [verdachte 6] , [verdachte 19] en [betrokkene 16] die allemaal voorkomen in het dossier Taxus. Dit tezamen met de overige genoemde feiten en omstandigheden maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft over de identiteit van de gebruiker van deze accounts, te weten [verdachte 11] . De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 11] afkomstig waren of voor hem bestemd. 5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17]
Encrochat
Aan [verdachte 17] worden de Encrochat-accounts ‘superturbolegend’ en ‘turbofullpower’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd.
Het Encrochat-account ‘superturbolegend’ verstuurde diverse foto’s van zichzelf. Op deze foto’s is [verdachte 17] te zien.
Op 29 april 2020 stuurde ‘superturbolegend’ voorts naar ‘outdoorfeline‘ de vraag “kan je contract maken voor leas 540 i op naam van mijn zwager’’. Vervolgens stuurde ‘outdoorfeline’ de user-ID ‘stylishgin’ door naar ‘superturbolegend’ en ontstond er contact tussen hen. Uit het gesprek tussen ‘stylishgin’ en superturbolegend’ bleek dat het contract gescand en via de mail verstuurd diende te worden. Door ‘superturbolegend’ werd vervolgens het [e-mailadres] naar ‘stylyshgin‘ verstuurd. Dit e-mailadres is in gebruik te zijn bij [betrokkene 17] . Hij was getrouwd met [betrokkene 18] , zijnde de zus van [verdachte 17] . [betrokkene 17] is dus de zwager van [verdachte 17] .
Door verschillende Encrochat-gebruikers is ‘superturbolegend’ bovendien opgeslagen als ‘Belg’, ‘belg 2020’ of ‘belg sp’. [verdachte 17] bezit de Belgische nationaliteit. De bijnaam ‘belg’ past bij de identiteit van [verdachte 17] .
Uit berichten van ‘superturbolegend’ van 30 april 2020 tussen ‘hierzijnweweerzus’ en ‘superturbolegend’ bleek dat de moeder van ‘superturbolegend’ op 30 april 2020 jarig was. De moeder van [verdachte 17] is op 30 april jarig is. Verder bleek uit berichten van ‘hierzijnweweerzus’ en ‘largecardinal’ dat zij de gebruiker van ‘superturbolegend’ aanspraken als ‘Tom.’
Op 24 mei 2020 stuurde de gebruiker van ‘superturbolegend’ voorts naar 17 contactpersonen het bericht dat ‘turbofullpower’ het opvolgende account was van ‘superturbolegend’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 17] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘superturbolegend’ en opvolgend van het Encrochat-account ‘turbofullpower’. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 17] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13]
Encrochat
Aan [verdachte 13] worden de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ toegeschreven. [verdachte 13] heeft hierover geen verklaring willen afleggen.
Het account ‘sportsvr’ maakte gebruik van het IMEI- [nummer 18] . Dit nummer was actief in de periode van 8 januari 2020 tot en met 22 april 2020. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon met dit IMEI-nummer zich op een aantal momenten naar het buitenland verplaatste. Zo maakte de telefoon op verschillende momenten verbinding in Nederland en Spanje. De momenten waarop dit gebeurde kwamen overeen met de vluchtgegevens van [verdachte 13] van en naar Spanje. Ook maakte de telefoon op enig moment verbinding met een basisstation op Curaçao, op het moment dat [verdachte 13] volgens de vluchtgegevens op Curaçao was aangekomen.
Vanaf 8 mei 2020 stuurde ‘sportsvr’ naar verschillende accounts dat hij een nieuw Encrochat-account had, namelijk ‘audirszes’. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ door dezelfde persoon werden gebruikt.
De accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ staan voorts bij andere accounts onder andere opgeslagen als ‘marco’, ‘den bosch 1’, ‘rolex’, ‘oog’, ‘Popeye’, ‘1 oog’, ‘schele’, ‘satu’, ‘boxer’, ‘capellania2020’ en ‘rs6’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 13] . Zo verwijst Marco naar de voornaam van [verdachte 13] en was hij woonachtig in Den Bosch. Op een politiefoto uit 2018 is bovendien een afwijking te zien aan een oog van [verdachte 13] . ‘Satu’ kan voorts verwijzen naar motorclub Satudarah. Uit het bedrijfsprocessysteem van de politie volgt dat [verdachte 13] lid was van Satudarah MC.
Boxer kan verwijzen naar het feit dat [verdachte 13] boksles geeft en uit de gesprekken die ‘sportsvr’ voert volgt ook dat hij bokst. Capellania is een wijk in de gemeente Benalmádena in Spanje waar [verdachte 13] woonachtig was. Verder volgt uit gesprekken van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 dat [verdachte 1] en [verdachte 10] het over ‘Rolex’ hebben als zij het hebben over [verdachte 13] . Op de telefoon van [verdachte 13] zijn ook diverse afbeeldingen van horloges van het merk Rolex aangetroffen, waaruit kan volgen dat hij een voorliefde heeft voor horloges van dit merk. Tot slot wordt in meerdere bijnamen van de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ verwezen naar een Audi of specifiek een Audi RS6. [verdachte 13] heeft in de periode van 6 mei 2020 tot en met 15 september 2020 een Audi SQ7 op naam gehad. Een Spaans observatieteam heeft op 3 januari 2019 gezien dat [verdachte 13] en [verdachte 1] in Spanje gebruik maakten van een Audi RS6.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar. De rechtbank oordeelt dat alle berichten van [verdachte 13] afkomstig waren of voor hem bestemd, tenzij de gebruiker expliciet aangaf Tyson te zijn.
SkyECC
Aan [verdachte 13] worden de SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ toegeschreven. Ook hierover heeft hij geen verklaring willen afleggen.
Uit een gesprek dat [verdachte 13] met het Encrochat-account ‘sportsvr’ op 18 april 2020 voerde met ‘palacepizza’ volgt dat hij vanaf dat moment in het bezit was van een Sky-telefoon. Op 22 april 2020 voerde [verdachte 13] een gesprek met ‘malletshore’ en zegt hij dat ‘CF8AFP’ zijn SkyECC-account is. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker was van het SkyECC account ‘ CF8AFP’. Dit account werd tot en met 6 juli 2020 vrijwel dagelijks gebruikt. Daarna alleen nog op 15, 16 en 17 juli 2020.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 13] op 16 september 2020 is een IPhone 7 aangetroffen met het IMEI- [nummer 19] . Deze telefoon werd gebruikt door het SkyECC-account ‘4GCKSH’. De telefoon straalde vanaf 24 juni 2020 de basisstations in de omgeving van de woning van [verdachte 13] aan [locatie 6] in Den Bosch het meest aan. De SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ hadden 24 overeenkomstige contacten. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] ook de gebruiker was van het SkyECC-account ‘4GCKSH’.
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18]
Aan [verdachte 18] wordt het Encrochat-account ‘borneos’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Encrochat
Het Encrochat-account ‘borneos’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 20] . Dit IMEI-nummer straalde over de periode 1 januari 2020 tot en met 13 juni 2020 de KPN basisstations gelegen aan [locatie 30] te Amsterdam en aan [locatie 31] te Amsterdam, het vaakst aan. Het verblijfadres van [verdachte 18] , [locatie 32] te Amsterdam, valt binnen de theoretische zendrichting en bereik van deze basisstations.
Andere Encrochat-gebruikers hadden het Encrochat-account ‘borneos’ opgeslagen als ‘Tolk’. [verdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 maart 2023 verklaard dat hij contact had met [verdachte 18] die voor hem als tolk optrad in de berichtgeving tussen een persoon genaamd [betrokkene 38] en hem. [verdachte 1] heeft daarbij verklaard dat het contact tussen hem en [betrokkene 38] bijna altijd via [verdachte 18] liep. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat het steeds ‘borneos’ was die contact had met enerzijds [verdachte 1] en anderzijds ‘ [betrokkene 38] ’ (het Encrochat-account Rubbercake).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘borneos’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 18] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 18] wordt het SkyECC-account ‘Q6E549’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichten van het Encrochat-account ‘borneos’ van [verdachte 18] blijkt dat hij ook de beschikking heeft over het SkyECC-account ‘Q6E549’. Uit een aantal berichten blijkt voorts dat de gebruiker van het SkyECC-account ‘Q6E549’ ‘chili’ of ‘tolk’ wordt genoemd. Verder blijkt uit de berichten zoals gevoerd door het SkyECC-account ‘Q6E549’ dat de gebruiker optreedt als tolk en berichten uitwisselt met [betrokkene 38] en dat de informatie moet worden doorgegeven aan ‘ouwe’.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] ook de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘Q6E549’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 18] afkomstig waren.
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4]
Encrochat
Aan [verdachte 4] wordt het Encrochat-account ‘stylishgin’ toegeschreven.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 4] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘stylishgin’.
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat ook andere personen van de PGP-telefoon van [verdachte 4] gebruik hebben kunnen maken overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte 4] heeft niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 4] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 4] of met iemand anders te maken hebben. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 4] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12]
Encrochat
Aan [verdachte 12] wordt het Encrochat-account ‘hetty’ toegeschreven. [verdachte 12] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘hetty’ is gebruikt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 in een telefoon met IMEI- [nummer 21] . Op 27 april 2020 stuurde ‘hetty’ een bericht waarin hij twee telefoonnummers noemde, waarbij hij het [telefoonnummer 3] als privénummer opgaf. In de politiesystemen werd dit nummer teruggevonden als het telefoonnummer waarvan [betrokkene 19] heeft verklaard dat dit het telefoonnummer was van haar vriend, [verdachte 12] , en dat hij zou werken in Cuijk. [betrokkene 19] en [verdachte 12] hebben samen een dochter.
Voornoemd telefoonnummer, [telefoonnummer 3] , was in de periode van 15 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 actief in een telefoon met IMEI- [nummer 22] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 12] in Spanje op 16 september 2020 is een mobiele telefoon aangetroffen met een duo-sim en was voorzien van de IMEI- [nummer 23] en voormeld IMEI-nummer.
In chats tussen de gebruikers ‘hetty’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) komen berichten voor over het [bedrijf 4] te Cuijk. Het account van ‘hetty’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘ Rene bv Spanje’, ‘Renee’ en ‘autobv’.
Deze namen kunnen slaan op de voornaam van [verdachte 12] . [verdachte 12] is voorts sinds 4 januari 2017 woonachtig in Spanje. Daarbij was [betrokkene 19] in de periode van 4 oktober 2018 tot en met 1 april 2020 enig aandeelhouder van [bedrijf 4] In een ander politieonderzoek werd op 19 oktober 2019 de beheerder van autohandel [bedrijf 4] gehoord als getuige en dit betrof [verdachte 12] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het Encrochat-account ‘hetty’ toebehoort aan [verdachte 12] . De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 12] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25]
Encrochat
Aan [verdachte 25] worden de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’ toegeschreven. [verdachte 25] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichtenverkeer tussen de Encrochat-accounts ‘pgpmaster’ en ‘zippylord’ van 3 april 2020 blijkt dat zij een afspraak maken om elkaar te zien. ‘Zippylord’ stuurt dat hij thuis in Rijswijk is en geeft [locatie 33] in Rijswijk door. [verdachte 25] staat ingeschreven op dit adres. Bij andere Encrochat-gebruikers is het Encrochat-account ‘zippylord’ bovendien opgeslagen als ‘kale agga’, ‘kale m’ en ‘kale’. Deze bijnamen passen bij (het uiterlijk van) [verdachte 25] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘zippylord’.
Op [geboortedag 2] 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘masrur’ naar ‘horridhedge’ het bericht: “hoe gaat het vriend met zippylord, dit is nieuw’. De rechtbank leidt hieruit af dat ‘masrur’ het opvolgende Encrochat-account is van ‘zippylord’ en aldus ook in gebruik is geweest bij [verdachte 25] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van Marco Werhmann afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19]
Encrochat
Aan [verdachte 19] worden de Encrochat-accounts ‘falconetti’ en ‘pietpiraat’ toegeschreven. [verdachte 19] heeft zich ter zitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘falconetti’ is bij andere Encrochat-gebruikers opgeslagen als ‘tedteretedketed’, ‘teddie’ en ‘Ted Bolle’. Deze namen kunnen wijzen op (verbasteringen van) de naam Ted.
Vanaf 9 april 2020 is er contact tussen de accounts ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) en ‘blondesmurf’ (o.a. [betrokkene 16] ). ‘Don-pedro’ stuurde naar ‘blondesmurf’: “Ted appt je komt eraan”, waarop ‘blondesmurf’ reageerde met: “Ja heb hem”. ‘Blondesmurf’ had op dat moment al contact met ‘falconetti’, die dit account had opgeslagen als ‘teddie’.
Op 16 april 2020 vroeg ‘xxxmariokartxxx’ ( [verdachte 9] ) voorts aan ‘falconetti’ een adres voor het laden van dozen. Hierbij gaf ‘falconetti’ het volgende [adres 3] te Den Hoorn. Dit adres is het BRP-adres van [verdachte 19] .
Op 22 april 2020 stuurde ‘falconetti’ verder aan het Encrochat-account ‘kale-boer’ dat “deze er zo uit gaat, van de week komen de nieuwe telfs uit, daar wacht ik op, je kan mij altijd via bolle bereiken”. Op 16 mei 2020 om 10:05 uur stuurde ‘pietpiraat’ het volgende bericht naar ‘don-pedro’: "Annetje ook mij toevoegen". Diezelfde dag stuurde het Encrochat-account ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] , bijnaam Bolle) naar ‘blondesmurf’: “dit is ted, pietpiraat”.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank is van oordeel dat [verdachte 19] de gebruiker is geweest van de Encrochat-account ‘falconetti’.
Nu ‘falconetti’ aangaf dat dit account eruit ging, dat hij wachtte op een nieuwe telefoon en via ‘bolle’ te bereiken was, rechtvaardigt dat de conclusie dat het account ‘falconetti’ ophield en dat [verdachte 19] te bereiken was via [verdachte 6] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat ‘pietpiraat’ een paar weken later aan diezelfde [verdachte 6] vroeg om ‘Annetje’ ook hem toe te laten voegen en [verdachte 6] vervolgens dit account met de naam ‘Ted’ aan zijn zus, [betrokkene 16] , doorstuurt, voldoende bewijs oplevert dat dit het nieuwe account van [verdachte 19] was. In het dossier is immers geen enkele aanwijzing te vinden dat sprake is van nog een andere ‘Ted’ met een PGP-telefoon die een connectie is van [verdachte 6] én ‘blondesmurf’. Het was ook juist [verdachte 19] wiens PGP-account ophield te bestaan waarna hij via [verdachte 6] te bereiken was.
De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 19] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.3B.1 Verdovende middelen (feiten 1 en 2)
5.5.3.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen
De volgende begrippen komen hierna in dit vonnis veelvuldig voor. Daarom zet de rechtbank reeds hier de juridische kaders daarvan uiteen.
Voorbereidingshandelingen
Er is sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet indien de verdachte opzettelijk (1) een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daar daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid middelen of lichtingen te verschaffen (2), zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, en/of (3) voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstig moet vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Er moet worden beoordeeld of deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met deze handelingen voor ogen had. Een voornemen en/of vraag uitzetten kan al een dergelijke strafbare handeling opleveren indien deze handeling concreet op het doel is gericht.
Medeplegen
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) bij het plegen van een strafbaar feit en moet de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan het feit hebben geleverd. De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar ook voor of na het plegen van het strafbare feit. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen is niet vereist dat de verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij het plegen van het feit. Ook hoeft niet elke medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s). De vraag of er sprake is van medeplegen ziet op de mate waarin door de verdachten is samengewerkt en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking komt waarde toe aan de volgende factoren: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in de voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling van het delict en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en de aanwezigheid op de beslissende momenten.
5.5.3.2 Duiding van chatberichten
Door de verdediging is betoogd dat op basis van het procesdossier geen eenduidige betekenis kan worden gegeven aan veelvoorkomende termen, afkortingen en benamingen uit de chatgesprekken. De inhoud van de chatgesprekken is daarmee te onduidelijk om de conclusie te dragen dat de gesprekken gingen over (het voorbereiden van) de handel in en/of productie van verdovende middelen.
De rechtbank stelt vast dat in de chatgesprekken regelmatig afkortingen of versluierd taalgebruik worden gebruikt. Het betreffen afkortingen die kunnen duiden op verdovende middelen, kwaliteitsaanduidingen voor verdovende middelen, de productie van synthetische verdovende middelen, maar ook termen die personen aanduiden.
De politie heeft op basis van openbaar toegankelijke bronnen, feiten van algemene bekendheid en onderzoek naar prijzen van verdovende middelen en (pre)precursoren duiding gegeven aan verschillende termen en begrippen die in de chatgesprekken zijn gebruikt. De rechtbank verenigt zich met die uitleg van de politie. Zo is deze duiding in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is geworden uit andere Opiumwetzaken. Daarbij komt dat deze duiding doorgaans past bij de context van de gevoerde gesprekken en de samenhang tussen chatberichten en afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn verstuurd. [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben ter terechtzitting een deel van deze duiding ook bevestigd, te weten dat ‘tp’ staat voor transport, ‘pap’ voor geld, ‘bruin’ voor heroïne en ‘m’ voor MDMA. [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat met “streep” een douaneambtenaar of havenmedewerker wordt bedoeld. Uit de context van sommige chatgesprekken kan voorts worden afgeleid dat met “strepen” ook - zoals de politie ook concludeert - de kwaliteit van de verdovende middelen wordt aangeduid.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken werd gesproken dan de handel in of het bereiden van (synthetische/hard) drugs ontbreken vrijwel volledig in het dossier. Bovendien hebben de verschillende verdachten zich over de inhoud van de chatberichten veelal beroepen op hun zwijgrecht, hetgeen voor de rechtbank geen aanleiding geeft om een andere betekenis toe te kennen aan die inhoud dan de meest voor hand liggende. Dat neemt niet weg dat de rechtbank per hierna te bespreken zaaksdossier steeds zal beoordelen of die meest voor de hand liggende betekenis op basis van de (context van de) chatberichten ook echt kan worden aangenomen.
5.5.3.4.1 B1 4.4.4 26Sassenheim
Inleiding
26Sassenheim is een onderzoek van de Landelijke Eenheid. Uit dit onderzoek is informatie ter beschikking gesteld aan het onderzoek Taxus. Het betreft chatberichten van de aanbieder PGP-safe, die strekken over een periode van 18 april 2017 tot en met 2 mei 2017 van onder andere de accounts die werden gebruikt door [verdachte 1] , [verdachte 6] , [betrokkene 31] , [verdachte 3] en [verdachte 6] junior.
Tenlastelegging
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 6] is ten laste gelegd dat zij in de periode van 18 april 2017 tot en met 2 mei 2017 voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen (lijst I) hebben gepleegd omdat zij (pre)precursoren en/of grondstoffen voor de productie van synthetische drugs hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of aanwezig hebben gehad.
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 6] is verder ten laste gelegd de productie en het aanwezig hebben van MDMA en (meth)amfetamine in de periode van 18 april tot en met 2 mei 2017.
Voorbereidingshandelingen
Lijst I stoffen: A-olie, “m” en “a”
Uit de chatberichten blijkt dat [verdachte 6] op 24 april 2017 bij [betrokkene 31] informeerde of hij nog A-olie had staan. In dit chatgesprek werden verder termen gebruikt als “apaan” en “af te draaien”. Vervolgens stuurde [verdachte 6] aan [betrokkene 31] het bericht “als je vandaag cash wil 20 liter A olie staan?”.
Gezien de context concludeert de rechtbank dat hier werd gesproken over amfetamine-olie. Amfetamine-olie is een grondstof voor de productie van (meth)amfetamine.
Door de verdediging is aangevoerd dat het enkele informeren naar de beschikbaarheid van (grondstoffen voor) verdovende middelen onvoldoende is om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank kan het uitzetten van een dergelijke vraag onder omstandigheden wel degelijk een strafbare voorbereidingshandeling opleveren indien deze handeling concreet op een misdadig doel is gericht. Gelet op de context van de berichten is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 6] meer deed dan een oriënterende vraag uitzetten. Zijn vraag was concreet gericht op de daadwerkelijke aankoop van de A-olie en aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met een ander voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in de zin van de Opiumwet.
In één ander chatgesprek werd tussen [betrokkene 31] en [verdachte 6] gesproken over het sturen van “m en a dit weekend”. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te weinig om te duiden wat hier wordt bedoeld en levert dit chatgesprek geen concrete voorbereidingshandeling op.
Grondstoffen: azijnzuuranhydride (water), caustic soda, vloeibaar waterstofgas en zoutzuur
[betrokkene 31] , [verdachte 6] en [verdachte 1]
Uit de chatberichten tussen [betrokkene 31] en [verdachte 6] blijkt voorts van een intensief contact tussen beiden over onder meer drie transporten azijnzuuranhydride naar Turkije in de periode van 20 tot en met 28 april 2017. Deze grondstof, ook aangeduid als “water”, wordt gebruikt voor de productie van BMK. Dat ze dit ook daarvoor wilde gaan gebruiken vindt bevestiging in het gegeven dat in dezelfde gesprekken en context over apaan wordt gesproken, eveneens een grondstof voor BMK.
Deze berichten leveren concrete handelingen op die gericht waren op de uitvoer van grondstoffen voor de productie van BMK en aldus heeft [verdachte 6] samen met een ander voorbereidingshandelingen gepleegd in de zin van de Opiumwet (lijst I) .
De chatgesprekken tussen [betrokkene 31] en ‘Baba’ waarin [betrokkene 31] aangeeft niks te doen zonder toestemming van “die ouwe” is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor concrete betrokkenheid van [verdachte 1] bij dit transport. Dit geldt eveneens voor het gesprek tussen [betrokkene 31] en ‘Baba’ over “4 water” waarvoor al dan niet toestemming zou zijn gekregen. [verdachte 1] zal dan ook van dit onderdeel van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
[betrokkene 31] en [verdachte 3]
Uit de chatberichten blijkt verder dat [betrokkene 31] op 20 april 2017 aan [verdachte 3] vroeg of hij nog “caustik”, “ZZ”, “calsium” of “borit” nodig had. [verdachte 3] antwoordde dat hij alleen caustic soda nodig had. Hij bestelde deze bij [betrokkene 31] . [betrokkene 31] informeerde op zijn beurt bij [verdachte 6] naar “500 caustik”. [verdachte 6] verwees [betrokkene 31] door naar “ [betrokkene 32] ”. Via hem regelde [betrokkene 31] dat [verdachte 3] 750 “caustik” kon ophalen in Breda. Dit heeft hij op 26 april 2017 gedaan. Uit de context van deze gesprekken waarin onder meer werd gesproken over “pudding afmaken naar B” en “base olie klaar staan om te kristalieseren” leidt de rechtbank af dat de caustic soda bedoeld was voor de productie van (meth)amfetamine.
Uit het chatgesprek van 2 mei 2017 tussen [verdachte 3] en [betrokkene 31] blijkt dat [verdachte 3] ook een grote partij zoutzuur had en bezig was “P” en “B” weg te werken. Ook dit duidt op de productie van amfetamine.
Aldus heeft [verdachte 3] concrete handelingen verricht die waren gericht op het produceren van (meth)amfetamine en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in de zin van de Opiumwet (lijst I). Dat het zoutzuur bedoeld zou zijn voor het ontroesten van landbouwmachines, zoals door [verdachte 3] ter terechtzitting is verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de context van het gesprek en de besproken hoeveelheden.
Het enige chatgesprek waarin waterstofgas wordt genoemd bevat – ook in de context – te weinig informatie om conclusies uit te kunnen trekken.
Productie/aanwezig hebben mdma/(meth)amfetamine
[verdachte 1] en [verdachte 6]
Voor het medeplegen van de productie van synthetische drugs bevat deze zaaksparagraaf voor [verdachte 1] en [verdachte 6] onvoldoende aanwijzingen en zij zullen van dit onderdeel van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
[verdachte 3]
Uit de chatgesprekken tussen [verdachte 3] en [betrokkene 31] blijkt dat [verdachte 3] in de periode van 24 april 2017 tot en met 2 mei 2017 aanzienlijke hoeveelheden caustic soda en zoutzuur nodig had. Ook sprak hij over het verder gaan “met die ap” en het “wegwerken van P en B” en schreef hij aan [betrokkene 31] : “maar heb zelf ook mijn eigen spullen maat ik ben op 7 locaties bezig” Deze middelen passen bij de productie van (meth)amfetamine. Deze middelen zijn niet bekend bij de productie van ‘miauw miauw’, oftewel mefedron, zodat het verweer van de raadsvrouw het ging om de productie van mefedron wordt verworpen. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] bezig was met de productie van MDMA en/of (meth)amfetamine.
Voor de verklaring van [verdachte 3] dat het zou gaan om locaties waar hij van boeren ingekochte spullen opknapte, zoals hij ter terechtzitting verklaarde, vindt de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in de berichten en acht de rechtbank ook ongeloofwaardig in het licht van de door [verdachte 3] gebruikte termen en zijn contacten. Daarbij voerde [verdachte 3] deze gesprekken met een PGP-telefoon.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 3] in de periode van 24 april 2017 tot en met 2 mei 2017 in Nederland heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (meth)amfetamine.
5.5.3.4.2 B1 4.7.4.3.9 Handel 2CB
[verdachte 6] , [verdachte 1] , [verdachte 11] en [verdachte 19] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met betrekking tot de handel in 2-CB. [verdachte 6] wordt er ook nog van verdacht dat hij 2-CB in voornoemde periode voorhanden heeft gehad. Aan [verdachte 17] is voorts ten laste gelegd dat hij 2 kilo 2-CB heeft verstrekt.
Chatgesprekken
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit de periode van 29 maart 2020 tot en met 30 mei 2020. Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 29 maart 2020 ontving [verdachte 1] via Encrochat twee afbeeldingen van een roze substantie en hij stuurde deze afbeeldingen door naar ‘tastefullmallet’. Hij berichtte daarbij dat het ‘Pink Panther’ betrof en dat er ‘11 kilo en bruin in Val ligt’.
Op 5 april 2020 kwamen [verdachte 17] en [verdachte 6] blijkens de Encrochat-berichten een prijs overeen voor de levering van - onder andere - 2 kilo ‘tussi’. [verdachte 6] betaalde aan [verdachte 17] diverse klokken voor de ‘tussi’. Vervolgens vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 11] of hij ‘tushi’ kwijt kon. [verdachte 11] wilde weten wat het precies was, waarop [verdachte 6] antwoordde: “is 2CB gemengd met ketamine”. [verdachte 11] zou het navragen.
[verdachte 6] nam vervolgens met diverse andere Encrochat-gebruikers contact op om de ‘tushi’ te verkopen. Ook stuurde hij twee afbeeldingen van ‘partydrugs tusie’ naar [verdachte 19] , die deze afbeeldingen op zijn beurt weer doorstuurde naar diverse andere Encrochat-gebruikers.
[verdachte 19] en [verdachte 6] vroegen aan de gebruikers van diverse Encrochat-accounts of zij interesse hadden in 2-CB en wat zij ervoor zouden willen betalen. Op 15 april 2020 vroeg ‘Kaleboer-een’ aan [verdachte 19] of hij een sample mocht hebben. [verdachte 19] stuurde deze vraag door naar [verdachte 6] , die [verdachte 19] hiervoor toestemming gaf. Uit latere berichten bleek dat het sample ook daadwerkelijk was afgegeven. Ook [verdachte 6] zelf stelde ‘Dikkezakkevuller’ in de gelegenheid een sample af te nemen.
2-CB
In de Encrochat-berichten werd gesproken over ‘tushi’, ‘tussie’, ‘tusie, ‘pink flamingo’ en ‘2CB’. De verschillende termen verwijzen allemaal naar hetzelfde soort verdovende middel, te weten 2-CB, hetgeen een synthetische drug is en vermeld staat op lijst I van de Opiumwet.
Rollen verdachten
De rechtbank is van oordeel dat voor [verdachte 1] en [verdachte 11] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat sprake is van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, nu zij niet meer dan een enkel bericht doorgestuurd hebben waarvan niet blijkt dat daar enig vervolg aan is gegeven. Zij worden dan ook van dit zaaksdossier vrijgesproken.
[verdachte 17] en [verdachte 6] maakten blijkens de chatberichten concrete afspraken over de betaling voor de overname van onder - andere – 2 kilo 2-CB. [verdachte 17] verstrekt de 2-CB en [verdachte 6] nam deze af. [verdachte 17] heeft aldus 2-CB vertrekt en [verdachte 6] heeft de 2-CB voorhanden gehad.
[verdachte 6] informeerde ook samen met [verdachte 19] bij andere Encrochat-gebruikers naar potentiële kopers. Zij probeerden de partij 2-CB te verkopen en [verdachte 19] vroeg aan [verdachte 6] of hij een sample kon leveren. Deze handelingen waren concreet gericht op het verkopen van de 2-CB en aldus hebben zij samen voorbereidingshandelingen gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
5.5.3.4.3 B1 4.7.4.5.21 Versturen M en pillen
[verdachte 6] en [verdachte 11] worden er dit zaaksdossier van verdacht dat zij MDMA voorhanden hebben gehad en voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot het versturen van aanzienlijke hoeveelheden MDMA.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 10 april 2020 tot en met 13 april 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 10 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 11] of er nog een route was voor het versturen van ‘M’ naar Paraguay. [verdachte 11] vroeg aan [verdachte 6] of ze binnenhaal hadden in Paraguay, wat [verdachte 6] bevestigde. Vervolgens spraken [verdachte 11] en [verdachte 6] over het met [bedrijf 9] per postpakket versturen van ‘M’ en dat ze het overal naartoe konden sturen, zolang de eindbestemming maar binnenhaal had.
Op 11 april 2020 vroeg [verdachte 11] aan ‘scarytonic’ of wegsturen via [bedrijf 9] buiten de EU nog mogelijk was. ‘Scarytonic’ antwoordde dat dit mogelijk was, waarop [verdachte 11] vroeg wat dit kostte voor ‘M’. Vervolgens overlegden ‘scarytonic’ en [verdachte 11] over de te versturen hoeveelheid en kosten per verstuurd pakket. ‘Scarytonic’ vroeg aan [verdachte 11] waar hij de ‘M’ heen wilde sturen, waarop [verdachte 11] antwoordde: “Paraguay”. ‘Scarytonic’ stuurde [verdachte 11] dat versturen naar Paraguay mogelijk was vanuit Nederland en Duitsland. [verdachte 11] stuurde deze informatie op zijn beurt naar [verdachte 6] en vroeg [verdachte 6] hoeveel kilo hij de eerste keer wilde versturen. [verdachte 6] stelde voor om de eerste keer 25 tot 30 kilo te versturen.
Op 13 april 2020 stuurde [verdachte 11] aan [verdachte 6] dat ‘M’ en pillen klaar lagen als men snel wilde werken. [verdachte 6] vroeg welke pillen er klaar lagen, waarop [verdachte 11] antwoordde: “200 en 250mg”. [verdachte 6] berichtte [verdachte 11] dat Paraguay 2 dollar per pil opleverde. Vervolgens bespraken ze hoeveel pillen er in een kilo gingen en hoeveel pillen zij zouden versturen. [verdachte 11] stuurde: “zullen we begin maken?”, waarop [verdachte 6] antwoordde: “Ja met test 30-50.000”. [verdachte 11] stelde voor om eerst een test te versturen van 20.000 pillen en daarna twee pakketten van 20.000 pillen per keer te versturen.
Wat levert het op?
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 11] en [verdachte 6] ‘M’ en ‘pillen’ klaar hadden liggen om te versturen naar het buitenland. Daarmee hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] deze pillen samen voorhanden. Zij konden daar immers over beschikken om ze te versturen. Zoals eerder overwogen wordt met ‘M’ doorgaans MDMA bedoeld, behoudens contra-indicaties. Dat het hier ook daadwerkelijk om MDMA ging, volgt mede uit het gegeven dat [verdachte 11] sprak over ‘pillen van 200 en 250mg’, hetgeen duidt op de werkzame stof MDMA per pil en de prijzen per pil die worden genoemd. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 11] en [verdachte 6] samen MDMA (pillen) voorhanden hebben gehad.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat zij de mogelijkheden bespraken om aanzienlijke hoeveelheden MDMA (pillen) vanuit Nederland en/of Duitsland naar Paraguay te versturen. Zij bespraken de te sturen hoeveelheid, opbrengst en testzending. Deze handelingen waren concreet gericht op de uitvoer van de pillen. Deze onderlinge verhouding en communicatie geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking. Aldus hebben zij samen voorbereidingshandelingen gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
5.5.3.4.4 B1 4.7.4.2.3 Uitvoer Engeland
Het zaaksdossier 4.7.4.2.3 Uitvoer Engeland staat genoemd in de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 6] . [verdachte 6] komt echter in dit zaaksdossier geheel niet voor zodat de rechtbank hem van dit zaaksdossier vrijspreekt.
5.5.3.4.5 B1 4.7.4.2.4 Uitvoer Ierland
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen een hoeveelheid hennep naar Ierland heeft uitgevoerd (feit 1), dat hij samen met anderen MDMA heeft uitgevoerd naar Ierland (feit 2) en dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van cocaïne en MDMA naar Ierland (feit 3).
Aan [verdachte 1] (feit 3), [verdachte 3] (feit 3), [verdachte 6] (feit 2) en [verdachte 12] (feit 1) is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet naar Ierland.
Ketamine - [verdachte 6] en [verdachte 12]
Op 31 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar [verdachte 6] waarop een gesealde pallet te zien was en vroeg hij aan [verdachte 6] of hij een ontvangstadres had in Ierland. [verdachte 6] zei dat hij het ging vragen en nam vervolgens contact op met [verdachte 12] met de vraag of hij een ontvanger had in Ierland om wekelijks ketamine naartoe te sturen. Ketamine is geen middel dat op lijst I van de Opiumwet staat genoemd, zodat [verdachte 6] en [verdachte 12] worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.6 B1 4.7.4.2.8 Lijn Limoenen
Aan [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 18] is ten laste gelegd dat zij tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Inleiding
In de periode van 31 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 zijn er verschillende Encrochat-berichten verstuurd door en naar onder andere [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] , [verdachte 18] , [betrokkene 35] , [betrokkene 36] en de onbekend gebleven Encrochat-gebruikers ‘literaltooth’, ‘peoplesrules’ en ‘wombatpearl’.
Transport limoenen naar Zweden – [verdachte 6]
Op 14 en 15 mei 2020 hadden [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ contact over een transportlijn om limoenen naar Zweden te versturen. Zij bespraken wederom dat er eerst schone ladingen moesten worden verstuurd. [betrokkene 35] onderhield hierover eveneens contact met [verdachte 6] . [verdachte 6] had op zijn beurt weer contact met [betrokkene 36] over een Zweeds fruitbedrijf waar zij een prijsopgave konden doen voor een testcontainer met limoenen vanuit Colombia. [verdachte 6] zei dat het ging om “handel verwerkt in de limoenen”.
Op 25 mei 2020 hadden [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ weer contact over Zweden. [betrokkene 35] zei dat zijn vriend hem een screenshot zou sturen als die vriend had gemaild over de limoenen. Een dag later stuurde [verdachte 6] een screenshot van deze mail aan [betrokkene 35] . Uit dit screenshot volgt dat een bedrijf uit Stockholm, [bedrijf 5] , een prijsopgave deed voor limoenen bij het Colombiaanse [bedrijf 6] .
Beoordeling rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van deze gesprekken vast dat [verdachte 6] samen met [betrokkene 36] en [betrokkene 35] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om een transportlijn tussen Colombia en Zweden op te zetten. Dat dit een transportlijn voor verdovende middelen was leidt de rechtbank af uit het feit dat zij spraken over het eerst sturen van een schone lading en de opmerking van [verdachte 6] dat het ging om handel die verwerkt werd in de limoenen.
Dat het om verdovende middelen ging is evident. Uit de verstuurde berichten blijkt echter niet of het om middelen van lijst I of lijst II van de Opiumwet gaat. Zoals reeds eerder overwogen is het enkele feit dat de verdovende middelen uit Colombia komen, onvoldoende om vast te stellen dat het om cocaïne zou gaan en dus een lijst I middel gaat, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de invoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en spreekt hem hiervan ten aanzien van dit zaaksdossier vrij.
5.5.3.4.7 B1 4.7.4.2.10 Lijn shredders Australië
Aan [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 12] en [verdachte 1] zijn in dit zaaksdossier voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van verdovende middelen (op lijst I) naar Australië ten laste gelegd. Dit zaaksdossier is aan [verdachte 1] ook ten laste gelegd als voltooide uitvoer.
Chatberichten en observaties
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
In dit zaaksdossier werd in de periode van 19 maart 2020 tot en met 15 mei 2020 een zeer groot aantal chatberichten uitgewisseld tussen de verschillende verdachten. Ook werd contact onderhouden met [betrokkene 37] en de Encrochat-gebruikers Omelhor en Dxb-bkk.
De berichten vangen aan op 27 maart 2020 tussen [verdachte 9] en Omelhor. Daaruit volgt dat er gedoe was met de stashbouwer en over de vraag welke shredder was besteld. [betrokkene 37] was heel boos, hij had er geld in gestoken en hield [verdachte 9] verantwoordelijk voor het geld dat hij had geïnvesteerd. Een dag later bespraken [verdachte 9] en Omelhor dat ‘Don Pedro’ ( [verdachte 6] ) en de ‘grote P’ ( [verdachte 1] ) investeerders waren.
[verdachte 9] had op 29 maart 2020 een afspraak met [verdachte 6] . Hij vertelde Omelhor dat [verdachte 1] overal over ging en dat [betrokkene 37] voor de verkoop was. Ook met [verdachte 6] werd het gedoe met de stashbouwer besproken. Er was discussie over of [verdachte 1] ook wist wat er allemaal aan de hand was.
Op 30 maart 2020 berichtte [verdachte 9] aan Omelhor dat er een nieuwe machine was en een nieuwe stashbouwer. [verdachte 6] verzocht vervolgens aan [verdachte 9] zijn neef ‘toe te voegen’ en stuurde het PGP-ID van [verdachte 1] door. Daarop chatte [verdachte 9] naar [verdachte 1] wat er allemaal mis was gegaan en dat hij de chronologische volgorde zou geven. [verdachte 9] stuurde deze chats door aan [verdachte 6] .
[verdachte 9] en Omelhor bespraken vervolgens welk product erin zou gaan. [verdachte 9] chatte “M en Ice, blokken is niet gezegd”.
Op 31 maart 2020 bespraken [verdachte 1] en [verdachte 9] dat [verdachte 1] er voor een kwart in zat en welke mogelijkheden er verder waren voor stash met metaalshredders. Aan Omelhor liet [verdachte 9] weten dat Skip (Australië) had overgemaakt en dat [verdachte 1] dat had doorgedrukt. Diezelfde dag was [verdachte 9] bij de stashbouwer.
Op 2 april 2020 stuurde Omelhor een email door aan [verdachte 9] waarin alle kosten benoemd werden voor het transport van de shredder vanuit Nederland via Oporto en Gioia Tauro naar Sidney. Dit bericht werd door [verdachte 9] doorgestuurd naar [verdachte 6] en op 5 april 2020 ook naar [verdachte 1] .
Uit het chatgesprek op 4 april 2020 volgt dat [verdachte 6] en [verdachte 1] ieder voor 25% investeerders waren en dat er nog 2 anderen waren. Omelhor en [verdachte 9] bespraken vervolgens dat de stash voor 1000 stuks geschikt werd gemaakt, maar als men M stuurde dat het volume dan groter was dan Bricks formaat. Ice kilo’s in broodtrommels waren qua formaat mogelijk weer anders. De stash moest niet te klein zijn en [verdachte 9] ging ervan uit dat het M zou gaan worden. [verdachte 9] stuurde deze chat ook door naar [verdachte 6] .
Omelhor reageerde heel boos hierop omdat was afgesproken dat ze 5 % zouden krijgen en dat was afgesproken dat het Ice zou zijn. [verdachte 9] chatte over de ruimte van de stash en dat de maten van Ice en bricks anders waren en dat de hoogte, breedte en lengte van M aangehouden werd en dat het volume zeker 1000 stuks zou worden. Toen Omelhor wilde weten hoever [verdachte 1] hierin betrokken was, zei [verdachte 9] dat [verdachte 1] nu voor 50% investeerder was omdat er een investeerder was weggevallen.
[verdachte 9] chatte aan [verdachte 6] dat de machine klaar was en dat ze enkel de tweede machine wilden vullen en versturen. [verdachte 9] chatte vervolgens aan [verdachte 6] over een deal op 1000 of 2000 stuks Ice en dat als het M werd er gezeik zou komen. [verdachte 6] chatte dat of er nou Ice of M werd verstuurd er altijd een enorm bedrag aan percentage zou overblijven. [verdachte 6] chatte dat hij een afspraak had met [betrokkene 37] en [verdachte 1] .
[verdachte 6] chatte op 24 april 2020 dat hij met de stashbouwer zat en dat deze de stash kon maken, dat deze na demontage gevuld kon worden en er dan weer terug gemonteerd kon worden.
Op 30 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 12] of hij geld van een B.V. uit Nederland naar Portugal wilde sturen. [verdachte 12] vroeg of dat persé van een B.V. rekening moest en of het een 'klap bv' moest zijn. [verdachte 6] chatte dat hij het cash kreeg en dat hij 7% mag hebben.
Op 6 mei 2020 bespraken [verdachte 9] en [verdachte 6] dat de machine eind van de week zou vertrekken. Over de tweede machine moest nog nagedacht worden. Omelhor chatte vervolgens aan [verdachte 9] dat de machine op 15 mei 2020 weg zou gaan en dat bericht werd aan [verdachte 6] doorgestuurd.
Uit chatberichten op 11 mei 2020 volgt dat de lege machine naar Australië was verstuurd en dat als de route goed ging er over vijf weken een volle zou volgen. Er werd een foto meegestuurd waarop een shredder te zien was. Tussen [verdachte 6] en [betrokkene 37] werd vervolgens de aanbetaling voor de tweede machine besproken.
Op 22 mei 2020 had [verdachte 6] een afspraak met [verdachte 1] en [betrokkene 37] . Het observatieteam zag [verdachte 1] ook bij het woonwagenkamp waar [verdachte 6] woonde. In chatgesprekken tussen Omelhor en [verdachte 9] ging het over deze ontmoeting en dat die ging over een factuur die betaald moest worden en dat [verdachte 6] de rechterhand was van [verdachte 1] . [verdachte 1] was de hoofdinvesteerder volgens [verdachte 9] .
Vervolgens bleek dat de firma waaraan de shredder verstuurd werd een brievenbusfirma was van drie maanden oud. [verdachte 9] vertelde Omelhor dat hij weinig hoop had dat het zou gaan lukken. [verdachte 1] was er nu over aan het nadenken en [verdachte 9] dacht dat deze ermee wilde gaan stoppen.
Op 8 juni 2020 hadden [betrokkene 37] en [verdachte 1] contact met elkaar. [betrokkene 37] chatte dat het echt een goede B.V. was en dat als [verdachte 1] het niet vertrouwde ze de eerste keer M konden doen. [verdachte 1] chatte daarop dat hij het niet vertrouwde omdat de firma geen historie had. [betrokkene 37] bleef erop hameren dat ze toch M konden doen. [verdachte 1] chatte daarop dat het niks was als er niet al eerder import is geweest. [betrokkene 37] chatte nog: “maar mocht er twijfel zijn laten we afwachten hoe die lege aankomt en dan sturen M.” [verdachte 1] reageerde daarop met het bericht: “ik denk het niet ik heb bij mijn streep gevraagd”. [betrokkene 37] chatte toen nog naar een ander dat het hem niet ging worden en dat het [verdachte 1] blijkbaar niet om het geld ging, maar hij wilde de mensen in Porto niet in de problemen brengen.
Wat levert het op?
Uit bovenstaande leidt de rechtbank af dat de chatberichten gaan over het laten bouwen van een stashplek in een shredder en het versturen daarvan. Uit de chatberichten volgt dat in mei 2020 een lege shredder is verzonden naar Australië als test. Als die goed zou aankomen, zou de shredder de tweede keer gevuld worden met 1000 stuks/kilo verdovende middelen, te weten Ice, M of blokken. Hieruit leidt de rechtbank af dat ging om verdovende middelen vermeld op lijst I, in ieder geval Ice of MDMA. Het laten inbouwen van een stashplek, het versturen van de lege shredder als test en het voorbereiden van een tweede zending leveren handelingen op die direct gericht waren op de uitvoer van die verdovende middelen en leveren daarmee voorbereidingshandelingen op.
Rol [verdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 1] als (hoofd)investeerder betrokken was. [verdachte 1] werd door [verdachte 9] van de problemen met de shredder op de hoogte gebracht. [verdachte 1] wist dat er een stashplek werd gebouwd en heeft een betaling aan Australië doorgedrukt. Ook heeft hij in persoon gesprekken over de zaak gevoerd met [betrokkene 37] en [verdachte 6] . Verder kreeg hij de email van de hele route van de eerste zending doorgestuurd door [verdachte 9] . Hij nam uiteindelijk de beslissing dat de tweede zending niet doorging omdat de firma niet goed was. De anderen probeerden hem nog op andere gedachten te brengen, maar hij had het nagevraagd bij ‘zijn streep’ en zag het niet goedkomen. Hij had kennelijk de bevoegdheid om die beslissing te nemen.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting ontkend dat hij wist dat het ging om een stashplek voor verdovende middelen. De rechtbank kan zich evenwel moeilijk een andere reden voorstellen voor het inbouwen van een stashplek in een shredder die zou worden uitgevoerd. Daarbij komt dat uit de chatberichten tussen [verdachte 1] en [betrokkene 37] in juni 2020, nadat [verdachte 1] de stekker eruit had getrokken, volgt dat [betrokkene 37] hem daarin vroeg of ze toch niet eerst konden kijken hoe de lege aankwam en dat ze daarna M konden sturen. [verdachte 1] chatte daarop dat het echt niets was en dat hij het bij ‘zijn streep’ had nagevraagd. Kennelijk is [verdachte 1] niet verbaasd over de lege shredder en het versturen van M. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] ook al daarvoor wist dat er een lege shredder verstuurd was met de bedoeling later een volle met drugs te versturen. Zeker gezien het gegeven dat [verdachte 6] al in april 2020 met [verdachte 9] de soorten drugs besprak die in de shredder zouden gaan en daar direct bij zei dat hij een afspraak had met [verdachte 1] en [betrokkene 37] die daarna ook plaatsvond. Ook de beslissing van [verdachte 1] om de tweede zending niet door te laten gaan omdat de firma niet goed was, duidt erop dat [verdachte 1] wist dat er verdovende middelen in zouden gaan.
Dit alles maakt dat [verdachte 1] samen met de anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië. Nu geen sprake is geweest van een voltooide uitvoer wordt [verdachte 1] daarvan vrijgesproken.
Rol [verdachte 6]
en [verdachte 9] chatten uitgebreid over het laten bouwen van de stashplek, het versturen van de lege shredder en het voorbereiden van de tweede zending. Ze bespraken ook om welke drugs het zou gaan en welke percentages een ieder kon verdienen. [verdachte 6] was voor een kwart investeerder en werd de rechterhand van [verdachte 1] genoemd. Ook had hij besprekingen in persoon met [verdachte 1] en [betrokkene 37] . Dit alles maakt dat [verdachte 6] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië.
Rol [verdachte 9]
regelde de bestelling van de shredders, het inbouwen van de stash, het transport en het doen van betalingen en had hierover contact met diverse partijen die hierbij een rol speelden, zoals [verdachte 6] , [betrokkene 37] , Omelhor en [verdachte 1] . Bij problemen trad hij op als bemiddelaar en probleemoplosser. Hij besprak met Omelhor en [verdachte 6] de drugs waarmee de tweede shredder zou worden gevuld, de hoeveelheden en de percentages die dat zou opleveren voor een ieder. Aldus heeft [verdachte 9] een zeer actieve bijdrage geleverd en samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië.
Rol [verdachte 12]
Uit de chatberichten volgt dat dat [verdachte 12] door [verdachte 6] gevraagd werd een betaling te doen € 25.000,-- van een Nederlandse B.V. naar Portugal. Uit het dossier volgt wel dat deze betaling in relatie stond tot de shredders, maar uit niets blijkt dat [verdachte 12] dat wist. Dat hij vroeg of het een ‘klap bv’ moest zijn, hij het cash kreeg en dat hij 7% provisie zou ontvangen is daarvoor onvoldoende. De rechtbank spreekt [verdachte 12] dan ook vrij van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.8 B1 4.7.4.2.15 Lijn Costa Rica – Vlissingen
[verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 18] en [verdachte 9] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot het opzetten van een lijn voor de invoer van verdovende middelen vanuit Costa Rica naar Vlissingen.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 28 maart 2020 tot en met 23 april 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 28 maart 2020 vroeg ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ of hij “nog wat op Vlissingen wil doen via Costa”. ‘Haggardcider’ vroeg of het ‘lift’ was of ‘Bv-Bv’, waarop ‘fabledpants’ antwoordde: “Ik heb een uithaalploeg”. ‘Haggardcider’ stelde lift voor, waarop ‘fabledpants’ wilde weten of het in pallets gezet kon worden met Chiquita of Amigo bananen en of ‘haggardcider’ een palletnummer kon geven, dan konden de uithalers dit testen. [verdachte 9] stuurde screenshots van de gesprekken tussen ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ door naar [verdachte 6] , die het “goed vond klinken”. [verdachte 6] vroeg [verdachte 9] “wat ze rekenen voor het naar buiten brengen” en “pallets”. [verdachte 9] stuurde deze vragen op zijn beurt weer door naar ‘haggardcider’. Vervolgens stuurde ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ de volgende werkwijze: “Aan de kant waar de spullen in de pallets word gezet daar op de dozen zitten een sticker met een barcode en een nr, als ze die sticker een foto van maken dan kan ik die naar de uithaalgroep sturen en weten we 100% zeker dat die pallets bij hun aankomen.” In aanvulling op deze uitleg stuurde ‘fabledpants’ een foto van een sticker met diverse barcodes waarop het nummer 402 was omcirkeld.
De berichten over de werkwijze en de foto stuurde [verdachte 9] door naar [verdachte 6] , die dit doorstuurde naar [verdachte 1] . [verdachte 6] vroeg aan [verdachte 1] of “hij pallets naar Vlissingen kan, omdat hij ( [verdachte 6] ) nu uithaal heeft”. [verdachte 1] reageerde hierop dat het moest wachten tot half april, maar dat hij het had doorgestuurd. Intussen stuurde [verdachte 1] de foto’s en berichten door naar [verdachte 18] , die dit op zijn beurt doorstuurde naar ‘rubbercake’. [verdachte 18] vertaalde in de communicatie tussen [verdachte 1] en ‘rubbercake’. Daarnaast gaf [verdachte 1] [verdachte 18] de opdracht om aan ‘rubbercake’ te vragen “of hij niet 300 naar Valencia of Barcelona wil sturen liften droge bak, of 1700 Antwerpen ben ook bezig Vlissingen.” [verdachte 18] liet [verdachte 1] weten dat hij foto’s van de dozen die daar aan zouden komen moest sturen, dan kon ‘rubbercake’ ze daar controleren.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] en [verdachte 9] een duidelijke samenwerking bestond omtrent het opzetten van een lijn met deklading vanuit Zuid-Amerika naar Vlissingen. [verdachte 9] was op de hoogte van een mogelijke werkwijze middels een uithaalploeg en stuurde dit door naar [verdachte 6] . [verdachte 6] vroeg concreet naar de kosten en stuurde de werkwijze door naar [verdachte 1] , die op zijn beurt, middels de vertaling van [verdachte 18] , zijn contact in Zuid-Amerika op de hoogte bracht van de mogelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is evident sprake van het opzetten van een lijn met deklading om verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika naar Vlissingen te vervoeren. Immers, er wordt gesproken over liften droge bak, BV./B.V. en uithaalploeg. Uit de bewijsmiddelen kan evenwel onvoldoende concreet worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] en [verdachte 9] van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.9 B1 4.7.4.3.2 Productie synthetische drugs locatie onbekend, B1 4.7.4.3.11 Handel apaan en B1 4.7.4.3.13 Levering en Handel ‘nep-apaan’
Aan [verdachte 5] en [verdachte 1] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen (meth)amfetamine hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad en dat zij hiertoe voorbereidingshandelingen hebben getroffen.
Aan [verdachte 6] en [verdachte 11] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 27 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 zijn er gesprekken gevoerd tussen onder meer [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [betrokkene 34] en de Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 5] zei op 30 maart 2020 tegen ‘wintertijd’ dat hij een “ijsschuurtje” had.
[verdachte 5] en [betrokkene 34] hadden vervolgens contact over de stand van zaken en ‘alichemicali’ hield [verdachte 5] op de hoogte van de productie. [verdachte 5] zorgde voor de apaan. Uit de berichten volgt verder dat [verdachte 5] 700 kilogram apaan heeft gebruikt “van zijn ouwe en zijn neef uit Den Haag” om methamfetamine van te kunnen maken en dat hij op zoek was naar meer apaan op zout. Hierover had hij onder andere contact met [verdachte 6] op 31 maart 2020. Samen zorgden zij ervoor dat het contact van [verdachte 5] , ‘mister.vegetto’, 225 kilogram apaan kon ophalen bij het contact van [verdachte 6] in Den Haag.
Op 7 april 2020 stuurde [betrokkene 34] foto’s naar [verdachte 5] waarop een kristalachtige substantie te zien is met daarbij de tekst “is de onze”. [verdachte 5] reageerde daarop met “laat die zomer maar komen vriend ik ga alvast groter bootje bestellen denk”.
[verdachte 5] stuurde de foto’s van de reeds geproduceerde methamfetamine door aan [verdachte 6] .
Op 8 april 2020 vroeg [verdachte 5] of [verdachte 6] aan apaan op zout kon komen. [verdachte 6] zei dat hij dat kon bestellen en nam vervolgens contact op met [verdachte 11] . [verdachte 11] zei dat hij alles had verkocht en dat hij nu een wachtlijst had. Dit gaf [verdachte 6] door aan [verdachte 5] .
Vanaf 14 april 2020 ontstonden er problemen bij het laboratorium en wilde [verdachte 5] ermee stoppen omdat de productie tegen zat. [verdachte 5] wilde zijn geld en zijn spullen terug. Op 25 april 2020 begon [verdachte 1] zich met de situatie te bemoeien en zocht contact met Encrochat-gebruiker ‘injuredcheetah’. [verdachte 1] zei dat hij 700 kilogram apaan had geleverd.
Op 8 mei 2020 vertelde [verdachte 1] aan ‘injuredcheetah’ dat hij tegen [verdachte 5] had gezegd dat hij overal mee moest stoppen. ‘Injuredcheetah’ legde vervolgens aan [verdachte 1] uit hoe de samenwerking met [verdachte 5] tot stand was gekomen. ‘Injuredcheetah’ vertelde dat hij zelf met [betrokkene 34] en ‘Ali’ was begonnen met een lab om methamfetamine te maken en dat [betrokkene 34] [verdachte 5] daarbij betrokken had. Toen het niet liep zoals ze gedacht hadden wilde [verdachte 5] zijn inbreng en een deel van de winst terug. Dit heeft hij gekregen. [verdachte 1] reageerde daar nog op dat hij er € 200.000,- aan apaan in had geïnvesteerd.
Wat levert het op?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’ in opdracht van [verdachte 5] en [betrokkene 34] methamfetamine (ICE) produceerde.
Plaats?
Waar de methamfetamine werd geproduceerd volgt niet direct uit het dossier. Wel wordt er gesproken over het brengen van methamfetamine van Den Bosch naar Utrecht, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit in ieder geval in Nederland werd geproduceerd. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat dit in het buitenland werd gedaan.
Rollen verdachten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank af dat [verdachte 5] een leidende rol had bij het produceren van methamfetamine. Hij onderhield contact met [betrokkene 34] over de stand van zaken van de productie en hij zorgde voor de apaan als grondstof om de methamfetamine te kunnen maken. [verdachte 5] deelde ook mee in de winst. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet, vervaardigd en voorhanden heeft gehad en dat hij hiervoor voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat hij zelf bericht heeft dat hij apaan had geleverd voor de productie van methamfetamine en dat hij er veel geld aan apaan in had zitten. Daarnaast had [verdachte 1] contact met [verdachte 5] over de stand van zaken. Door apaan te leveren heeft [verdachte 1] samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de productie van methamfetamine. Dat [verdachte 1] een rol heeft gehad bij de daadwerkelijke productie van de methamfetamine blijkt onvoldoende uit het dossier, zodat hij van het vervaardigen van methamfetamine wordt vrijgesproken.
[verdachte 6] had contact met [verdachte 5] over de mogelijkheid om aan apaan op zout te komen voor de productie van methamfetamine. [verdachte 6] vroeg dit vervolgens na bij [verdachte 11] . Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende concrete handelingen die gericht waren op de productie van methamfetamine. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine door navraag te doen voor grondstoffen.
[verdachte 11] zei tegen [verdachte 6] dat hij zijn apaan reeds had verkocht. De rechtbank overweegt dat hij daarmee weliswaar een grondstof voor de productie van methamfetamine heeft verkocht wat als voorbereidingshandeling zou kunnen worden gekwalificeerd, maar dat onvoldoende duidelijk is wanneer hij dit heeft verkocht, aan wie en waar. De enkele vraag van [verdachte 6] aan hem voor apaan voor de productie van methamfetamine waarop hij zei dat alles al verkocht is onvoldoende om te spreken van strafbare voorbereidingshandelingen, zodat [verdachte 11] hiervan wordt vrijgesproken.
B1 4.7.4.3.13 levering en handel ‘nepapaan’
Aan [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 9] is voorts ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 28 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 zijn er chatgesprekken gevoerd door onder meer [verdachte 6] , [betrokkene 47] , [betrokkene 36] , [verdachte 9] , [verdachte 3] en Encrochat-gebruikers ‘rudemode’ en ‘peoplesrules’.
Uit die chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 6] en [betrokkene 36] hadden samen het plan bedacht om 1000 kilogram nepapaan te verkopen aan Encrochat-gebruiker ‘rudemode’. Toen ‘rudemode’ aangaf de kwaliteit eerst te willen testen, gaven [verdachte 6] en [betrokkene 36] hem eerst 100 kilogram echte apaan. Een paar dagen later nam ‘rudemode’ ook de nepapaan over. Deze lading werd opgehaald bij [verdachte 9] door [betrokkene 47] en moest richting Arnhem. Om te voorkomen dat ‘rudemode’ er achter zou komen dat het geen echte apaan betrof, werd er een anonieme melding gedaan bij de politie toen de overdracht had plaatsgevonden en werd er een inval gedaan door de politie op het adres in Zwolle waar de nepapaan was afgeleverd. Uit onderzoek naar de nepapaan door het NFI is gebleken dat de lading voornamelijk zetmeel bevatte, maar ook een kleine hoeveelheid apaan.
Uit gesprekken tussen [verdachte 3] en Encrochat-gebruiker ‘peoplesrules’ volgt dat [verdachte 3] op de hoogte was van het feit dat [verdachte 6] anderen aan het oplichten was door nepapaan aan hen te verkopen als echte apaan.
Rollen verdachten
De rechtbank overweegt ten aanzien van [verdachte 6] dat uit de bewijsmiddelen volgt dat hij een actieve rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan. Voorafgaand aan de verkoop van de nepapaan heeft hij 100 kilogram echte apaan verkocht zodat de kwaliteit kon worden getest. [verdachte 6] was op de hoogte dat de apaan werd gebruikt voor de productie van methamfetamine. Zodoende heeft [verdachte 6] apaan geleverd als grondstof voor methamfetamine. Ook de nepapaan bevatte echte apaan. De rechtbank verklaart daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met [betrokkene 36] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 9] overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet volgt dat hij op de hoogte was van het feit dat er voorafgaand aan de nepapaan ook 100 kilogram echte apaan is verkocht. Daarnaast volgt niet uit het dossier dat [verdachte 9] wist wat voor lading hij aan [betrokkene 47] overleverde, zodat [verdachte 9] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 3] overweegt de rechtbank dat de enkele wetenschap dat iemand anders nepapaan verkoopt onvoldoende is om van eigen voorbereidingshandelingen te kunnen spreken, zodat [verdachte 3] hiervan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat er aanwijzingen zijn dat de lading nepapaan van [verdachte 1] was, maar dit is onvoldoende vast komen te staan, zodat [verdachte 1] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van [verdachte 5] overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat hij enige rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan en de 100 kilogram echte apaan, zodat hij wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
5.5.4.5.10 B1 4.7.4.3.6 Handel 14 kilo bruin Valencia
[verdachte 1] , [verdachte 17] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 10] , [verdachte 2] en [verdachte 13] worden er in dit zaaksdossier van verdacht in de periode van
29 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 voorbereidingshandelingen te hebben gepleegd voor – kort gezegd – de handel in 14 kilo heroïne en [verdachte 17] en [verdachte 1] – kort gezegd – voor het aanwezig hebben en verkoop van die partij drugs.
Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit zaaksdossier inzake [verdachte 17] .
Ten laste gelegd?
Bij [verdachte 6] en [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet in de bijlage genoemd en evenmin is de 14 kilo heroïne expliciet genoemd in de tekst van de tenlastelegging. Dit betekent dat dit zaaksdossier niet aan hen is ten laste gelegd.
Chatberichten
De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 23 april 2020 stuurde [verdachte 17] naar [verdachte 1] “heb bruin en wat blokken nog als je klokken heb met stale band wil ik ruilen nog”. [verdachte 1] vroeg vervolgens aan [verdachte 4] of er nog klokken waren. [verdachte 4] stuurde daarop foto’s van horloges door aan [verdachte 1] . [verdachte 1] en [verdachte 17] onderhandelden over de prijs en kwamen eruit. Er werd afgesproken dat [verdachte 17] 14 stuks bruin gaf voor drie klokken van [verdachte 1] . [verdachte 17] stuurde dat hij 10 stuks goede bruine en 4 stuks donker sterke bruine in Valencia klaar zou leggen.
[verdachte 17] stuurde [verdachte 1] op zijn verzoek een aantal foto’s van de blokken. [verdachte 1] stuurde op 28 april 2020 één van deze foto’s (het donkere blok) door aan [verdachte 2] . Deze stuurde de foto op zijn beurt aan het account Megamarbz. Deze vond de prijs te hoog. [verdachte 2] stuurde vervolgens dat het in Valencia lag en hij dacht dat het goed was. [verdachte 2] liet toen aan [verdachte 1] weten dat “de jongen” door kreeg dat het te duur was. [verdachte 1] gaf [verdachte 2] door wat de prijzen waren en dat gaf [verdachte 2] dan weer door aan Megamarbz met daarbij de mededeling dat het van een bekende was.
[verdachte 1] stuurde ook aan [verdachte 6] dat hij klokken had geruild voor bruin met die Belg, waarop [verdachte 6] reageerde dat het lekker ging met de Belg.
Ook stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 13] dat hij de heroïne mocht kopen “voor 12 met garantie” en dat het is top spul was “boven de 9 strepen”. Op verzoek van [verdachte 13] stuurde [verdachte 1] twee van de foto’s die hij eerder van [verdachte 17] had gekregen. [verdachte 13] vroeg ook of het kon worden getest in Spanje. [verdachte 13] stuurde de foto’s door aan het account Grapepoint die vroeg welke stempel het was en of het om twee soorten bruin ging.
In gesprekken vanaf 17 mei 2020 had het account Ebi-vught voorts contact met [verdachte 10] . Hieruit volgt dat er een taalbarrière was met ‘ouwe’ en dat [verdachte 10] maar naar ‘de ouwe’ moest schrijven. Uit de gesprekken volgt dat Ebi-vught 10 kilo van ‘de lichte’ wilde hebben en ‘ze’ een kilo donkere wilden omruilen en dat hij geld had achtergelaten in de woning van ‘ouwe’. [verdachte 1] berichtte aan [verdachte 10] dat ruilen niet kon. Ebi-Vught berichtte vervolgens aan [verdachte 10] dat “De oude zei gisteren dat er 14 stuks zijn”. [verdachte 10] gaf door dat hij het zou gaan vragen en deed dit vervolgens ook bij [verdachte 1] .
Heroïne
De rechtbank leidt uit de berichten af dat met ‘bruin’ heroïne wordt bedoeld. Zoals reeds eerder is overwogen, wordt met bruin doorgaans heroïne bedoeld. Dat het hier ook daadwerkelijk over heroïne gaat volgt verder uit de foto’s van de blokken, de prijzen die moeten worden betaald voor de blokken en dat het gaat om een kwaliteit van 9 strepen.
Kilo’s?
In de chatberichten gaat het steeds over stuks. Gelet op de prijs die wordt genoemd voor de stuks in combinatie met het gegeven dat in de gesprekken tussen Ebi-Vught en [verdachte 10] stuks en kilo’s door elkaar worden gebruikt stelt de rechtbank vast dat het hier over 14 kilo gaat.
Verklaring [verdachte 1]
Uit de chatberichten kan op geen enkele manier worden afgeleid dat deze deal iets te maken had met een schuld die [verdachte 1] zou hebben overgenomen, wat daar verder ook van zij. De rechtbank gaat aan de verklaring van [verdachte 1] op dit punt dan ook voorbij.
Rol [verdachte 1]
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte 1] de 14 kilo heroïne van [verdachte 17] heeft gekocht en deze aldus voorhanden heeft gehad. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen gepleegd voor de doorverkoop van de blokken door gesprekken te voeren met [verdachte 2] en [verdachte 13] die zeer concreet gericht waren op die verkoop.
Rol [verdachte 2]
heeft geprobeerd de blokken te verkopen aan Megamarbz en daar concrete gesprekken over gevoerd en hij heeft die informatie teruggekoppeld aan [verdachte 1] . Aldus heeft [verdachte 2] voorbereidingshandelingen gepleegd voor de verkoop van de 14 kilo heroïne.
Rol [verdachte 13]
Ook [verdachte 13] heeft actief handelingen verricht die gericht waren op de verkoop van de 14 kilo heroïne. Zo heeft hij contact met een account gehad over de blokken en stuurde hij de foto’s die hij van [verdachte 1] kreeg door. Ook nam hij bij vragen opnieuw contact op met [verdachte 1] en vroeg hij hem of het kon worden getest. Dit levert voldoende concreet bewijs op dat [verdachte 13] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de verkoop van de blokken.
Rol [verdachte 10]
Ten aanzien van [verdachte 10] geldt dat deze weliswaar bezig lijkt te zijn met de drugshandel, maar onduidelijk blijft of de 10 kilo die Ebi-Vught wil hebben direct te maken hebben met de 14 kilo heroïne van [verdachte 1] . Het enkele bericht van Ebi-Vught dat hij van ‘de ouwe’ had gehoord dat deze 14 stuks had, is daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat [verdachte 10] zal worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.11 B1 4.7.4.3.8 Handel blokken cocaïne [verdachte 6]
Aan [verdachte 6] , [verdachte 19] , [verdachte 9] en [verdachte 5] zijn voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) ten laste gelegd met betrekking tot de handel in blokken cocaïne. De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten zoals verstuurd in de periode van 21 maart 2020 tot en met 18 april 2020.
Chatberichten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
In de periode van 21 maart 2020 tot 30 maart 2020 vonden Encrochat-gesprekken plaats tussen [verdachte 6] , [verdachte 19] en [verdachte 9] . [verdachte 19] en [verdachte 6] spraken vanaf 21 maart 2020 over de ‘blokken van 9 streep’ die bij ‘de jongen’ in Den Helder lagen. Hierbij stuurde [verdachte 19] een foto van een in plastic verpakt blok met opdruk naar [verdachte 6] . Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 6] naar [verdachte 19] dat ‘Pablo’ hem nodig had om blokken te verkopen en stuurde hierbij de Encrochat-naam ‘xxxmariokartxxx’, het Encrochat-account van [verdachte 9] .
Vanaf 30 maart 2020 overlegden [verdachte 19] , [verdachte 6] en [verdachte 9] uitvoerig over de handel in blokken. [verdachte 9] zou een koper hebben en overlegde met [verdachte 19] over de koopprijs en de hoeveelheid die men wilde afnemen. Er werd gesproken over ‘eerst 50 en in delen vooruit’ en ‘200/300 in de week’. [verdachte 19] stuurde dat zij ‘28.000’ vroegen, terwijl [verdachte 9] ‘26.000’ bood. [verdachte 19] overlegde hierop met [verdachte 6] of de prijs ‘26.000’ niet te laag was. [verdachte 6] bevestigde dit en besprak intussen met andere Encrochat-gebruikers de prijs van blokken. Op 1 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan ‘euro-jackpot’ wat blokken bij hem in de buurt kostten. Deze stuurde een foto van een wit geperst blok en ‘28’. [verdachte 6] vroeg of hij morgen twee blokken op kon halen om te versturen naar de Balkan. ‘Euro-jackpot’ stuurde dat dit wel moest lukken. ‘Fertilebee’ stuurde op 5 april 2020 een foto van een wit geperst blok en vroeg of blokken nu ‘28’ stonden, [verdachte 6] bevestigde dit.
Op 10 april 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘Blondesmurf’ twee foto’s van een wit geperst blok met daarbij ‘27’ en ‘misschien kun je er wat mee’. [verdachte 6] vroeg hoeveel het er waren en van welke kwaliteit dit was. ‘Blondesmurf’ stuurde dat het ‘colo’ was en dat het er 200 waren. Op 18 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 5] wat hij momenteel gaf voor blokken. [verdachte 5] antwoordde ‘27 voor goeie’.
Wat levert het op?
Op grond van voornoemde stelt de rechtbank vast dat tussen [verdachte 9] , [verdachte 19] en [verdachte 6] over en weer werd gesproken over de handel in verdovende middelen. Uit de term ‘blokken’ en de in de berichten genoemde prijzen en verstuurde foto’s leidt de rechtbank af dat het hier ging om blokken cocaïne. Dit was voor alle gespreksdeelnemers evident.
Rollen verdachten
[verdachte 9] maakte concrete afspraken met [verdachte 19] over de frequentie en hoeveelheid van de af te nemen cocaïne. [verdachte 19] en [verdachte 6] overlegden concreet over de prijs en [verdachte 6] informeerde vervolgens naar potentiële kopers. Aldus hebben zij concrete handelingen verricht die gericht waren op de handel in cocaïne en is wettig en overtuigend bewezen dat zij daarmee samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I). Dat is anders voor [verdachte 5] . Hij zei alleen wat hij zou geven voor blokken. Dat is onvoldoende voor het plegen van voorbereidingshandelingen van verdovende middelen zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet, zodat hij van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.12 B1 4.7.4.3.16 Handel wijnsteenzuur
[verdachte 1] , [verdachte 6] en [verdachte 11] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot de invoer van wijnsteenzuur.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 30 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 30 maart 2020 berichtte [verdachte 11] aan [verdachte 6] dat hij met China had gesproken over de betaling van GBL en dat er nog $ 15.000,- op de rekening stond. Hij kon dit laten terugstorten of er een ander product mee kopen. [verdachte 11] stelde voor om er 5000 kg wijnsteenzuur mee te kopen, voor naar de ‘Port Koper’. Dit zou in NL € 30,- de kilo opleveren. [verdachte 6] vond dit goed. Vervolgens hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] over een weer contact dat dit naar ‘Koper slovenie haven’ gestuurd kon worden, met ‘dezelfde gegevens als GBL’. Verder chatte [verdachte 11] dat ‘Icelabs’ de wijnsteenzuur kopen. [verdachte 11] en [verdachte 6] bespraken mogelijke invoerperikelen, maar volgens [verdachte 11] kon het niet fout gaan, omdat wijnsteenzuur legaal was en niet op de lijst van drugsprecursoren van de douane stond.
Op 31 maart 2020 hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] wederom contact over de wijnsteenzuur, aangezien voor de invoer in de EU een dumping-taks betaald zou moeten worden. Volgens [verdachte 11] wilde China wel de helft meebetalen. [verdachte 6] ging navragen hoe hoog de heffing zou zijn in BUD.
Op 2 april 2020 stuurde [verdachte 11] dat de container op 15 april geboekt was voor wijnsteenzuur naar Koper. Op 12 juni 2020 stuurde [verdachte 6] naar [verdachte 11] dat hij met ‘Luca’ zat en de 4500 kilo wijnsteenzuur in zijn magazijn was. [verdachte 11] antwoordde dat het 5000 kilo moest zijn.
NFI rapport 30 december 2022
Uit het NFI-rapport volgt dat er meerdere methoden zijn om methamfetamine te produceren. In de praktijk wordt bij de illegale productie van methamfetamine in Nederland doorgaans dezelfde chemicaliën en (globaal) dezelfde productieprocessen toegepast. Eén van deze chemicaliën is wijnsteenzuur.
Wat levert het op?
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 11] en [verdachte 6] gezamenlijk wijnsteenzuur van China naar Slovenië hebben vervoerd. Uit voornoemde berichten blijkt dat [verdachte 11] en [verdachte 6] wijnsteenzuur hebben vervoerd omdat ‘icelabs’ dit kopen. Uit het NFI rapport leidt de rechtbank af dat wijnsteenzuur wordt gebruikt voor de productie van methamfetamine, ofwel ‘ice’. Daarmee staat vast dat de eindbestemming van deze 5000 kilogram wijnsteenzuur de productie van een middel zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet was en daarmee strafbaar op grond van 10a van de Opiumwet.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 11] en [verdachte 6] voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte 1] bij deze feiten heeft de rechtbank niet vastgesteld. [verdachte 1] wordt in zoverre vrijgesproken.
5.5.3.4.13 B1 4.7.4.3.17 Transporten B [verdachte 6] , [verdachte 9] en [verdachte 11]
[verdachte 6] , [verdachte 11] en [verdachte 9] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd door het invoeren van ‘B’. In dit zaaksdossier wordt [verdachte 11] er ook nog van verdacht bitcoins en $ 125.400,-- te hebben witgewassen (feit 2 van 09/767369-20).
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 31 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 31 maart 2020 berichtte [verdachte 11] aan [verdachte 6] dat morgen 1500 ‘B’ zou landen in BUD en de volgende dag berichtte [verdachte 11] dat de 1500 ‘B’ inderdaad was aangekomen in BUD. Zij bespraken de inklaring van de goederen, de betaling van een derde lading ‘B’ met bitcoins en de mogelijkheid om de lading op te laten halen. Volgens [verdachte 6] zou ‘Pablo’ dit wel kunnen verzorgen, hij had immers een sprinterbus met 1800 laadvermogen.
Op 6 april 2020 stuurde [verdachte 11] aan [verdachte 6] dat de 1500 ‘B’ was betaald. Er werd verder gesproken over een nieuwe lading ‘B’. Daarna vroeg [verdachte 11] aan [verdachte 6] of het transport al vanuit Budapest naar Nederland was vertrokken. [verdachte 6] berichtte dat hij het ging regelen. [verdachte 11] chatte dat er nog een lading ‘B’ onderweg was en vroeg of die dan met aparte transporten mee zouden gaan. [verdachte 6] ging regelen dat er een keer extra gereden ging worden om de ‘B’ in Budapest op te halen.
Op 9 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 9] of hij nog een ritje Hongarije kon doen. Er werd gesproken over het ophalen 1250 kilo per bus vanuit Budapest naar Nederland. [verdachte 6] en [verdachte 9] hadden veelvuldig contact over de invulling van het transport, het huren van een bus, de goederen die mee moesten worden gevoerd - in dit geval gereedschapskisten of medic tools - en de betaling voor de chauffeur. Zij kwamen uiteindelijk een prijs overeen van € 2.500,- voor de chauffeur.
Dit geldbedrag werd verstopt in de wand van de bus, de chauffeur was hier niet van op de hoogte en kreeg dit pas in Budapest te horen. [verdachte 9] stuurde hiervan foto’s naar [verdachte 6] . [verdachte 9] hield [verdachte 6] in aanloop naar en gedurende het verdere verloop van het transport op de hoogte van de ontwikkelingen.
Uiteindelijk stuurde [verdachte 9] op 3 mei 2020 dat de chauffeurs op maandag in de namiddag waren vertrokken en vermoedelijk de volgende ochtend de grens tussen Nederland en Duitsland zouden passeren.
Op 11 en 12 juni 2020 hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] wederom contact over het inkopen van een lading 1500 ‘B’ om naar BUD te versturen. Om 06.41 uur stuurde [verdachte 11] dat hij net de 1500B betaald had voor $ 44,- per kilo, de vrachtkosten betalen ze als de vlucht geboekt is Ibrahim. [verdachte 11] had ook de tweede lading betaald van 1350 kilogram. [verdachte 11] vroeg of de gegevens naar Budapest hetzelfde gebleven waren, [verdachte 6] bevestigde dit.
Conclusie
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 11] en [verdachte 6] gezamenlijk ‘B’ hebben ingevoerd in Budapest en daarna vervoerd naar Nederland. Zoals eerder overwogen wordt met ‘B’ doorgaans de grondstof BMK of B-olie bedoeld, een precursor voor de productie van (meth)amfetamine, behoudens contra-indicaties. Dat hier inderdaad werd gesproken over het vervoer van de grondstof BMK, leidt de rechtbank af uit de context van de berichten zoals de mee te sturen deklading en de aanzienlijke vergoeding voor de chauffeur. [verdachte 6] en [verdachte 11] hebben hier ook geen andere verklaring tegenover gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 6] en [verdachte 11] een duidelijke samenwerking bestond voor de aanschaf van meerdere ladingen grondstoffen en het verdere transport voor die grondstoffen naar Nederland. De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] en [verdachte 11] samen handelingen hebben verricht die zagen op het concrete transport van grondstoffen voor de productie van middelen op lijst I van de Opiumwet en aldus voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet hebben gepleegd.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de grondstof in Budapest was aangekomen en vanuit Budapest werd vervoerd naar Nederland. [verdachte 6] had hierover veelvuldig contact met [verdachte 9] . Voor [verdachte 9] was evident dat sprake was van het vervoer van (grondstoffen voor) verdovende middelen. Uit de bewijsmiddelen kan evenwel onvoldoende concreet worden afgeleid dat voor hem duidelijk was dat sprake was van het vervoeren van grondstoffen voor de productie van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 9] van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen kan verder worden opgemaakt dat [verdachte 11] in totaal voor
$ 125.400,-- heeft uitgegeven aan in totaal 2850 kilo B. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat dit bedrag zijn herkomst heeft in een concreet misdrijf. [verdachte 11] had evenwel destijds geen legale bron van inkomsten en hij heeft met dit geld grondstoffen voor drugs aangeschaft. Hieruit volgt een vermoeden van witwassen. [verdachte 11] heeft hier vervolgens geen enkele verklaring tegenover gesteld. Dat maakt dat het niet anders kan zijn dan dat de $ 125.400,-- (on)middellijk van misdrijf afkomstig was. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 11] dit bedrag heeft witgewassen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake was van gewoontewitwassen en in zoverre wordt hij vrijgesproken.
Ten aanzien van het witwassen van bitcoins is de rechtbank van oordeel dat daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor in het dossier voorhanden is zodat [verdachte 11] daarvan wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.14 B1 4.7.4.3.18 Overige transporten van grondstoffen / precursoren
[verdachte 6] , [verdachte 11] en [verdachte 9] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot de im- en export van GBL en (grond)stoffen voor Miauw Miauw.
De verschillende transportlijnen zullen afzonderlijk worden besproken.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten zoals verstuurd in de periode van 29 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
GBL
Op [geboortedag 2] 2020 had [verdachte 6] contact met de gebruiker van het Encrochat-account Gnoee, die aan [verdachte 6] vroeg of hij alles had om te ontvangen in Melbourne. [verdachte 6] berichtte dat hij Melbourne kon regelen en Gnoee enkel een aantal en prijs moest noemen.
Op 14 mei 2020 had [verdachte 6] ook met Dxb-bkk contact over het bestellen of ontvangen voor ‘chemi firma’ in Australië. [verdachte 6] chatte dat hij zelf binnen kon halen in Australië. De volgende dag berichtte [verdachte 6] naar Dxb-bkk dat 5000 liter GBL onderweg was naar Australië. [verdachte 6] stuurde: “cas-nummer 96-48-0 en zuiverheid 99.72%”. Dxb-bkk vroeg hoeveel [verdachte 6] ervoor wilde hebben, [verdachte 6] antwoordde 250 euro per liter.
Op 16 mei 2020 vroeg [verdachte 6] aan Gnoee of hij niet nog een klant had voor GBL in Australië. Gnoee vroeg wat GBL precies is, waarop [verdachte 6] antwoordde: “GHB”.
In de daaropvolgende dagen probeerde [verdachte 6] de GBL ook nog te verkopen aan [betrokkene 36] en de gebruiker van het Encrochat-account scalpracer.
Op 1 juni 2020 stuurde [verdachte 3] aan [verdachte 6] dat hij heel goed tp naar Aussie en Nieuw-Zeeland had en vroeg of [verdachte 6] daar klanten had, [verdachte 6] bevestigde dit. [verdachte 3] en [verdachte 6] spraken af om morgen met elkaar te zitten om het te bespreken.
Op 3 juni 2020 vroeg [verdachte 3] aan [verdachte 6] of de GBL in Aussie of in Canada stond. [verdachte 6] stuurde dat het in Melbourne stond en dat hij door heel het land kon laten bezorgen.
Op 10 juni 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 11] of hij kon regelen dat ze morgen een 200 liter vat GBL konden ophalen in Melbourne om te testen. Volgens [verdachte 11] was dit niet mogelijk omdat de GBL nog niet in Melbourne was en zag hij het ook niet zitten om 5000 liter te sturen en 200 liter te laten testen, voordat de test werd afgekeurd en ze met de GBL bleven zitten.
Wat levert het op?
Op grond van voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 6] en [verdachte 11] gezamenlijk de beschikking hebben gehad over een partij van 5000 liter GBL om GHB mee te maken. [verdachte 6] probeerde dit aan diverse personen te verkopen en vroeg aan [verdachte 11] of er een test afgegeven kon worden. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de GBL op 19 mei 2020 nog onderweg was naar Melbourne en daar in ieder geval op 3 juni 2020 was aangekomen.
Deze handelingen waren concreet gericht op het vervoer en de verkoop van de GBL, een grondstof voor GHB. De rechtbank is daarmee van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte 6] en [verdachte 11] voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Chatberichten
De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Grondstoffen voor Miauw Miauw
Op 8 april 2020 vroeg [verdachte 11] aan [verdachte 6] of hij een ritje Neuss kon doen. Er lag namelijk 500 kg Miauw grondstof voor test. Verder vroeg [verdachte 11] of het morgen al kon worden opgehaald en wat op de CMR geschreven moest worden. [verdachte 6] zou het zo laten weten.
Nog diezelfde dag vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 9] of hij morgen een ritje Neuss kon doen. Het ging om 500 kilogram dus het kon per kleine bus. [verdachte 9] vroeg aan [verdachte 6] de gegevens, die [verdachte 6] op zijn beurt opvroeg bij [verdachte 11] . Nog diezelfde dag stuurde [verdachte 11] de CMR - de vrachtbrief voor het transport - met de gegevens van een chauffeur en gegevens van een bedrijf. [verdachte 11] zei daarbij dat het bedrijf van niets wist. [verdachte 11] vroeg aan [verdachte 6] welke gegevens hij door kon geven aan China. [verdachte 6] stuurde deze vragen door naar [verdachte 9] , die de gegevens van Inkt Control BV doorstuurde. Dat betrof een bedrijf op zijn naam. Hij stuurde ook twee telefoonnummers die enkel morgen actief zouden zijn voor het transport. [verdachte 6] gaf deze gegevens door aan [verdachte 11] , die op zijn beurt doorstuurde dat donderdag 9 april om 10.00 uur 20 dozen van 25 kilogram elk konden worden opgehaald op een adres in Neuss. Verder stuurde [verdachte 11] het adres waar de dozen konden worden afgeleverd, te weten op de parkeerplaats van de Albert Heijn in Druten.
Op 9 april 2020 rond 10.00 uur stuurde [verdachte 9] aan [verdachte 6] dat ‘het tp neus er was’ en niet veel later dat ‘ze op de ah parkeerplek stonden’ en dat ‘ze de spullen hebben ontvangen’.
Wat levert het op?
Op grond van voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 6] en [verdachte 11] 500 kilogram van een grondstof voor Miauw Miauw voorhanden hebben gehad en vanuit Duitsland hebben laten vervoeren naar Nederland. Miauw Miauw is een andere benaming voor 4-MMC, dat is opgenomen op lijst I van de Opiumwet. Door grondstoffen voor de productie hiervan de vervoeren hebben zij voorbereidingshandelingen gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
De onderlinge verhouding en communicatie tussen [verdachte 11] en [verdachte 6] geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit betekent dat wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen.
Voor [verdachte 9] was evident dat sprake was van het vervoer van (grondstoffen van) verdovende middelen. Uit de bewijsmiddelen kan evenwel onvoldoende concreet worden afgeleid dat voor hem duidelijk was dat sprake was van het vervoeren van grondstoffen voor verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 9] van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.15 B1 4.7.4.2.18 Voorbereiding uitvoer drones Australië
Aan [verdachte 1] , [verdachte 6] en [verdachte 11] is ten laste gelegd dat zij samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om methamfetamine (ICE) uit te voeren naar Australië. Aan [verdachte 1] is dit zaaksdossier ook als voltooide uitvoer ten laste gelegd.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-chatberichten die op 11 en 12 juni 2020 onder andere zijn verstuurd en ontvangen door [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 11] , [betrokkene 37] en de onbekende gebruiker van het Encrochat-account ‘dxb-bkk’.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 11 juni 2020 stuurde ‘dxb-bkk’ naar [betrokkene 37] een foto van een koffer met daarin een drone en de bijbehorende benodigdheden. ‘Dxb-bkk’ zei daarbij dat er een kilo ICE in zat en dat dit niet te zien was op een scan.
[betrokkene 37] stuurde de foto van de koffer met de drone direct door naar [verdachte 1] en zei daarbij: “zit 1 kg ice in kan je niet zien, gaat door scan en hondenvrij”. [verdachte 1] reageerde daarop met het bericht: “wij kunnen versturen ook en ontv”. [betrokkene 37] stelde daarna voor om met 15 stuks te beginnen en dat ze “skip” voor een deel mee konden laten doen. [betrokkene 37] zei dat hij onderdelen kon bestellen en ze binnen 2 à 3 weken klaar kon hebben. “Oké” antwoordde [verdachte 1] . [betrokkene 37] koppelde dit terug aan ‘dxb-bkk’ en zij bespraken verder de verdeling, de voorbereiding en de wijze van transport. De verdeling zou worden: [verdachte 1] 40, [betrokkene 37] 20 en ‘dxb-bkk’ 20. [betrokkene 37] sprak op
12 juni 2020 met Piet af om hierover te praten.
[betrokkene 37] stuurde de foto van de drone op 11 juni 2020 ook door naar [verdachte 6] . [verdachte 6] was hierin geïnteresseerd en er werd meteen over aantallen gesproken om te versturen. [verdachte 6] stuurde de foto van de koffer met de drone door naar [verdachte 11] . [verdachte 11] reageerde hierop: “is drone toch, gelijk wegvliegen bij de douane, zit in de koffer? Dubbelbodem?”. [verdachte 11] zei dat Ice hoog stond in “AU” en zij chatten vervolgens over de mogelijke opbrengst in Australië. De volgende dag zei [verdachte 11] dat het versturen en ontvangen geen probleem was en dat hij een pallet via [bedrijf 9] kon versturen en dat hij daarvoor een bedrijf in Lelystad kon gebruiken.
Voorbereidingshandelingen [betrokkene 37] en [verdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 37] en [verdachte 1] plannen maakten om drones met daarin Ice (methamfetamine) te versturen naar Australië. Er werd gesproken over het laten meedoen van ‘Skip’. ‘Skip’ is een gangbare benaming voor Australië, zoals ook volgt uit de bewijsmiddelen bij het zaaksdossier Shredders. De rechtbank stelt dan ook vast dat het de bedoeling was de drones met Ice uit Nederland naar Australië uit te voeren. Kennelijk wist [verdachte 1] ook wat de bedoeling was, aangezien hij meteen aangaf dat hij het kon versturen en ontvangen. Dat het zou moeten worden uitgevoerd volgt uit het feit dat werd gezegd dat het door de scan kon en hondenvrij was. [verdachte 1] had dan ook wetenschap dat de drones naar Australië zouden worden verstuurd. Dat hij alleen nieuwsgierig was acht de rechtbank niet aannemelijk. Immers, [betrokkene 37] deed een zeer concreet voorstel, [verdachte 1] ging daarmee direct akkoord. Bovendien werd zeer concreet over een aandeel gesproken in de verdeling en zou [betrokkene 37] zelfs al onderdelen gaan bestellen. Dit zou allemaal zeer onlogisch zijn, als [verdachte 1] enkel uit nieuwsgierigheid informatie wilde inwinnen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze verklaring van [verdachte 1] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] samen met een ander voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om methamfetamine in drones vanuit Nederland naar Australië uit te voeren. Nu van een voltooide uitvoer geen sprake is, zal [verdachte 1] daarvan worden vrijgesproken.
Voorbereidingshandelingen [betrokkene 37] , [verdachte 6] en [verdachte 11]
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat [verdachte 6] en [verdachte 11] ook plannen maakten om drones met Ice (methamfetamine) uit te voeren naar Australië. Nadat [verdachte 6] de informatie van [betrokkene 37] had gekregen over de drones bespraken zij op welke wijze zij drones konden uitvoeren en wat het zou opbrengen. Zodoende is wettig en overtuigend bewezen dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen in de zin van Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd.
5.5.3.4.16 B1 4.7.4.4.1 Gebruik, betalingen en verlengingen PGP’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I), door onder meer PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen te (laten) bestellen, (laten) betalen of te gebruiken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
Aan [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet afzonderlijk in de bijlage bij de tenlastelegging genoemd. Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken wordt genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Aan [verdachte 9] is dit zaaksdossier alleen in de bijlage bij zijn tenlastelegging genoemd in het kader van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet en niet onder feit 1. In de tekst van de tenlastelegging onder feit 1 worden expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken genoemd. Dit maakt dat de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald acht en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Gebruik PGP-telefoons
Zoals hiervoor is overwogen (onder PGP-identificatie) hebben alle verdachten gebruik gemaakt van één of meer PGP-telefoons. [verdachte 1] , [verdachte 7] , [verdachte 6] , [verdachte 9] en [verdachte 12] hebben van deze telefoons gebruik gemaakt bij het plegen van voorbereidingshandelingen voor - kort gezegd - handel in verdovende middelen op lijst I, dan wel voor voltooide drugsdelicten. Hiervoor wordt verwezen naar al hetgeen hiervoor is opgenomen.
Chatberichten
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 1] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen van het SkyECC-account van [verdachte 18] . Ook liet [verdachte 1] [verdachte 4] PGP-accounts verlengen.
Voorts had [verdachte 1] contact met [verdachte 7] over het leveren van een SkyECC-telefoon bij de eigenaar van een B.V. [verdachte 7] zou deze aan die eigenaar afleveren.
Uit de chatberichten volgt verder dat [verdachte 6] PGP-accounts heeft verlengd, onder andere dat van [verdachte 12] , en daar geld voor heeft betaald.
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 4] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen en betalen van een aantal Encrochat- en SkyECC-accounts, waaronder dat van hemzelf, [verdachte 18] en [verdachte 1] .
Conclusie
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte 1] en [verdachte 6] het bestellen, betalen en gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart voorts het gebruik van PGP-telefoons door [verdachte 7] en [verdachte 9] wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van [verdachte 12] verklaart de rechtbank het laten bestellen en laten betalen en het gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ten aanzien van [verdachte 4] niet dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 4] bij het verlengen van de PGP-abonnementen wist dat dit dienstig zou zijn aan - kort gezegd - de handel in harddrugs. De rechtbank spreekt [verdachte 4] dan ook vrij van dit zaaksdossier.
Ten aanzien van [verdachte 18] overweegt de rechtbank dat zij op grond van de zaaksdossiers niet kan vaststellen dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, zodat hij ook van dit zaaksdossier zal worden vrijgesproken.
5.5.3.4.17 B1 4.7.4.7.3 Stashauto’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en daarbij gebruik te maken van (voertuigen met) stashplekken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In de zaaksdossiers worden deze voorbereidingshandelingen ook aan [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] verweten. Deze zaaksdossiers staan echter niet genoemd op de bijlagen bij de tenlasteleggingen van [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] . Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet stashauto’s worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staan deze zaaksdossiers niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat deze zaaksdossiers niet aan hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van stashplekken.
[verdachte 9]
Op 7 april 2020 had [verdachte 9] contact met ‘meneer Dalton’ over het versturen van ‘vieze’ naar Liverpool in stash. Zij spraken over aantallen en het vervoer via [bedrijf 9] in stash.
Op 13 april 2020 had [verdachte 9] contact met goldspeedy over de kosten van het versturen van onder andere 10 “bruin” naar Engeland via een stash transport.
Zoals eerder overwogen wordt met vieze en bruin doorgaans heroïne bedoeld, behoudens contra-indicaties, en deze termen worden afwisselend gebruikt met “bottems”. [verdachte 9] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 9] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 11]
Op 6 juni 2020 had [verdachte 11] contact met snailsoldier over een transport ‘miauw’ in een stashplek. Zoals eerder overwogen wordt met miauw miauw doorgaans mefedron bedoeld, behoudens contra-indicaties. [verdachte 11] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven.
Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 11] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7]
Uit de chatgesprekken volgt dat deze verdachten gebruik hebben gemaakt van stashplekken en voertuigen met stashplekken. Uit de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers volgt dat [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7] daarvan gebruik hebben gemaakt voor de (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs. Aldus stelt de rechtbank vast dat deze verachten door daarover te beschikken en gebruik te maken voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Dat is anders voor [verdachte 4] . Onvoldoende kan worden vastgesteld dat de voertuigen met stashplekken waarover hij beschikte, bestemd waren voor handel in harddrugs. Hij wordt van dit zaaksdossier in zoverre dan ook vrijgesproken.
5.5.3.4.18 B1 4.7.4.7.4 Corruptie - betrokkenheid externen
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 6] , [verdachte 11] , [verdachte 9] en [verdachte 7] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet door daarbij gebruik te maken van personen als corrupte douanemedewerkers of havenmedewerkers. Dit feit is aan [verdachte 1] ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In dit zaaksdossier wordt dit ook aan [verdachte 18] , [verdachte 7] en [verdachte 8] verweten. Dit zaaksdossier staat echter niet genoemd op de bijlagen van de tenlasteleggingen. Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet douanemedewerkers/havenmedewerkers worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staat dit zaaksdossier niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat dit zaaksdossier niet aan hem ten laste is gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van corrupte douanemedewerkers of havenmedewerkers.
Beoordeling
Uit de chatgesprekken in dit zaaksdossier volgt dat voornoemde verdachten contacten hadden met dan wel de beschikking hadden over corruptie douanemedewerkers of havenmedewerkers die behulpzaam waren bij de handel in verdovende middelen door bijvoorbeeld containers door te laten zonder controle of bij aankomst de verdovende middelen uit de containers haalden. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers met betrekking tot [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] waarin het ook hierover gaat
in het kader vande (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs, stelt de rechtbank vast dat al deze verdachten aldus met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Ten aanzien van [verdachte 18] is dat anders nu hij in alle zaaksdossiers van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) wordt vrijgesproken. Hij zal dan ook van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.19 B1.4 zaaksdossier Chapada
In zaaksdossier Chapada zijn naar aanleiding van observaties en afgeluisterde telefoongesprekken diverse locaties in beeld gekomen die zouden dienen als opslaglocaties voor (pre-)precursoren voor de productie van verdovende middelen. Dit betroffen twee garageboxen aan de [locatie 34] te Den Hoorn, een loods op het adres [locatie 35] te Beverwijk en een loods aan de [locatie 36] te Bergschenkhoek.
Tenlastelegging
Aan [verdachte 19] is ten laste gelegd het aanwezig hebben van verdovende middelen (lijst I en II) en het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Aan [verdachte 11] is ten laste gelegd het opzettelijk aanwezig hebben van hennepolie. Aan [verdachte 6] en [verdachte 4] is ten laste gelegd het (mede) plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen.
[locatie 34] Den Hoorn
Uit een observatie van 9 augustus 2019 bleek dat [verdachte 19] aanwezig was bij twee garageboxen aan de [locatie 34] te Den Hoorn. Hij was op dat moment alleen en betrad de garageboxen. Na zijn aanhouding op 12 september 2019 werden in zijn voertuig sleutels aangetroffen die bleken te passen bij de garageboxen van nummers 1 en 4 van de [locatie 34] te Den Hoorn.
Uit een observatie van 26 augustus 2019 bleek dat [verdachte 19] in totaal 29 dozen in de garageboxen aan de [locatie 34] in Den Hoorn plaatste. In deze garageboxen werden vervolgens tijdens de doorzoekingen op 13 september 2019 en 17 september 2019 - onder andere - vijf liter fenylacetronotril, 2820 kilogram BMK-glycidezuur en 822,5 gram marihuana aangetroffen.
[locatie 36] Bergschenhoek
Uit een observatie van 11 september 2019 bleek dat [verdachte 19] aan de [locatie 36] in Bergschenhoek diverse dozen verplaatste vanuit een loods naar een voertuig. In deze loods werd vervolgens tijdens de doorzoeking op 12 september 2019 – onder andere – diverse flesjes en slangetjes, mallen voor de productie van zetpillen en zes liter hennepolie aangetroffen. De loods werd gehuurd door Videmic, een bedrijf op naam van [verdachte 11] .
[locatie 35] Beverwijk
Uit een observatie van 12 september 2019 bleek dat [verdachte 19] met [betrokkene 48] aanwezig was bij een loods op het adres [locatie 35] te Beverwijk. [verdachte 19] verplaatste een doos vanuit de loods in de kofferruimte van een voertuig.
In deze loods werd vervolgens tijdens de doorzoeking op 12 september 2019 in diverse dozen in totaal 1625 kilogram magnesiumsulfaat en 25 kilogram calciumcarbonaat aangetroffen. De dozen waren vastgebonden met tie-wraps en werden bemonsterd op DNA. Uit het DNA-onderzoek van het NFI bleek dat – kort gezegd – het DNA van [verdachte 19] aanwezig was op de tie-wraps. Verder bleek uit de getuigenverklaring van [getuige] dat hij op 4 september 2019 telefonisch contact heeft gehad met [verdachte 19] voor de aanschaf van 1500 kilogram bitterzout, ook wel bekend als magnesiumsulfaat. Deze partij magnesiumsulfaat was op 7 september 2019 bij [getuige] opgehaald.
[verdachte 11]
huurde via zijn [bedrijf 10] de loods aan de [locatie 36] in Bergschenhoek. Op 19 september 2019 voerde [verdachte 6] met een onbekend gebleven persoon een gesprek in de ‘mancave’ van [betrokkene 4] . In dit OVC-gesprek sprak [verdachte 6] over de aanhouding van ‘Ted’ met betrekking tot het in opdracht van de eigenaar opruimen van een loods. De huurder van deze loods verbleef in het buitenland en was niet van plan zich te melden. In deze loods stond “een chemisch of laborantengebeuren, voor zetpillen te maken” en “allemaal flesjes om te vullen met THC-olie”.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het OVC-gesprek op diverse punten overeen komt met wat in de loods aan de [locatie 36] in Bergschenhoek is aangetroffen. De huurder van deze loods, [verdachte 11] , verbleef in het buitenland. Daarmee stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] het had over [verdachte 11] . Gelet op het gegeven dat [verdachte 19] een dag na zijn bezoek aan deze loods aangehouden werd en het DNA van [verdachte 19] in deze loods is aangetroffen, stelt de rechtbank tevens vast dat [verdachte 6] met ‘Ted’ doelt op [verdachte 19] . Er zijn ook geen aanwijzingen in het dossier dat een andere ‘Ted’ in de loods aanwezig is geweest.
Gelet op het voornoemde gaat de rechtbank ervanuit dat [verdachte 19] de loods te Bergschenhoek aan het opruimen was voor [verdachte 11] . De meest voor de hand liggende conclusie is dan ook dat [verdachte 11] en [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moeten zijn geweest van de in de loods aangetroffen goederen, waaronder zes liter hennepolie en dit opzettelijk voorhanden hebben gehad. [verdachte 11] en [verdachte 19] hebben hier geen enkele verklaring tegenover gesteld.
De raadsman van [verdachte 11] heeft betoogd dat op basis van het dossier niet is vast te stellen of sprake is geweest van strafbare hennepolie, nu geen informatie beschikbaar is over de concentratie THC in de aangetroffen hennepolie.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststelling van de concentratie THC in hennepolie is geen vereiste volgens de Opiumwet. ‘Hennepolie’ is immers in de Opiumwet gedefinieerd als ‘een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep), verkregen door extractie van hennep en hasjiesj, al dan niet vermengd met olie’. De aangetroffen stof is blijkens het onderzoek van het NFI hennepolie en daarmee een middel als bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van zes liter hennepolie.
[verdachte 19]
Met betrekking tot de aangetroffen BMK-glycidezuur, fenylacetronotril en marihuana overweegt de rechtbank als volgt. Voornoemde middelen zijn aangetroffen in de garageboxen van de [locatie 34] in Den Hoorn. [verdachte 19] huurde deze garageboxen, was in het bezit van de sleutels van deze garageboxen en heeft zich blijkens de observatie de toegang verschaft tot de garageboxen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de in de garagebox aangetroffen middelen. Hij heeft ook geen enkele verklaring afgelegd waaruit zou kunnen volgen dat dit niet zo is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het opzettelijk voorhanden hebben van deze middelen.
Ten aanzien van de aangetroffen gedroogde marihuana stelt de rechtbank vast dat dit valt onder het begrip hennep van de Opiumwet. Dat de marihuana vervuild was, maakt dit niet anders. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is daarmee alsnog sprake van 822,5 gram van een stof bevattende hennep.
Verder heeft de raadsman betoogd dat de marihuana werd aangetroffen bij een doorzoeking op 17 september 2019 en dat aldus niet bewezen kan worden dat [verdachte 19] deze marihuana, zoals ten laste gelegd, op 13 september 2019 voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 19] op 12 september 2019 voor het laatst aanwezig is geweest in de garagebox en op die dag werd aangehouden. Na zijn aanhouding hebben op 13 en 17 september 2019 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Er is geen enkele aanwijzing dat de marihuana in de tussenliggende periode in de loods is geplaatst. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het omstreeks 13 september 2019 opzettelijk voorhanden hebben van 822,5 gram van een stof bevattende hennep.
Wat betreft de aangetroffen magnesiumsulfaat en calciumcarbonaat overweegt de rechtbank als volgt. Voornoemde chemicaliën zijn aangetroffen in een loods aan de [locatie 35] Beverwijk. [verdachte 19] heeft zich - blijkens observaties - op de dag van de doorzoeking de toegang tot deze loods verschaft. Bovendien is het DNA van [verdachte 19] aangetroffen op de dozen waarin deze middelen werden aangetroffen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de in de loods aangetroffen middelen. Hij heeft ook geen enkele verklaring afgelegd waaruit zou kunnen volgen dat dit niet zo is. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het opzettelijk voorhanden hebben van deze middelen.
Daarnaast heeft [verdachte 19] samen met [verdachte 11] zes liter hennepolie voorhanden gehad in de loods aan de [locatie 36] in Bergschenhoek . De rechtbank verwijs hiervoor naar hetgeen hierover bij [verdachte 11] is overwogen.
Op basis van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 19] - naast hennepolie en marihuana - magnesiumsulfaat, calciumcarbonaat, BMK-glycidezuur en fenylacetronotril opzettelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde chemicaliën dienden als (pre)precursor voor de productie van synthetische verdovende middelen zoals amfetamine. De rechtbank acht hiervoor de (combinatie van) aanzienlijke aangetroffen hoeveelheden van voornoemde chemicaliën relevant. Daarnaast werden in de garageboxen aan de [locatie 34] in Den Hoorn elf farmaceutische boeken en één catalogus met laboratoriumbenodigdheden aangetroffen. Bovendien bestaat voor BMK-glycidezuur geen significant legaal gebruik. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische verdovende middelen.
[verdachte 6]
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 6] blijkens het dossier betrokkenheid heeft bij de handel in (partij)goederen via het [bedrijf 11] . Blijkens de Facebookpagina van dit bedrijf werden (partij)goederen aangeboden vanuit een loods op het adres [locatie 35] te Beverwijk. Het procesdossier bevat niet meer dan dat [verdachte 6] voor het laatst op 13 maart 2019 (partij)goederen via Facebook heeft aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat het dossier daarmee onvoldoende aanknopingspunten biedt voor voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Dit betekent dat [verdachte 6] ten aanzien van dit onderdeel van het onder feit 2 ten laste gelegde feit partieel wordt vrijgesproken.
[verdachte 4]
De rechtbank stelt vast dat voor [verdachte 4] op basis van het zaaksdossier Chapada geen enkele betrokkenheid volgt ten aanzien van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Dit betekent dat [verdachte 4] ten aanzien van dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde feit partieel wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.20 B1.6 zaaksdossier GBL Shanghai – Koper Slovenië
Aan [verdachte 6] , [verdachte 11] , [verdachte 12] en [verdachte 3] is tenlastegelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van een in de haven van Koper (Slovenië) aangetroffen partij van 12.720 kilogram GBL.
Chatberichten en onderzoeksresultaten van de Sloveense politie-eenheid
Op 22 mei 2020 kwam in de haven van Koper (Slovenië) aan boord van het schip [betrokkene 49] vanuit Shanghai (China), een container aan met [nummer 24] . Op basis van de zendingsdocumenten bevatte deze container onder andere 480 vaten met elk 26.5 kg bruto gewicht aan ‘diethylene glycol’, ook wel bekend als koelvloeistof. In totaal werd 12.720 kilogram koelvloeistof vervoerd. Uit onderzoek van de Sloveense autoriteiten van 29 mei 2020 bleken de vaten geen koelvloeistof, maar GBL te bevatten.
Uit de chatberichten in de periode van 29 maart 2020 tot en met 10 juni 2020 leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 11] en [verdachte 6] spraken over een transport van GBL vanuit China naar Koper. Zij bepaalden samen wat moest gebeuren met de partij GBL, de hoeveelheid die ingekocht zou moeten worden, wat ervoor betaald moest worden, op welke wijze de betaling plaats moest vinden en hoe het transport naar Koper verricht diende te worden. Ook bespraken zij dat op het etiket ‘glycol’ kwam te staan.
Op 24 mei 2020 stuurde [verdachte 6] naar [betrokkene 47] een foto van verzendingsinformatie van een container diethylene glycol van Shanghai (China) naar Koper (Slovenië). Het containernummer betrof [nummer 24] en de verwachte aankomstdatum was 25 mei 2020. Verder stond in de verzendingsinformatie dat 480 zogenoemde drums werden vervoerd met een totale lading van 12.720 kilogram.
Op 26 mei 2020 berichtte [verdachte 6] aan [verdachte 12] over het verdere transport van de container uit de haven van Koper. [verdachte 6] stuurde [verdachte 12] dat een container in de haven van Koper stond en dat deze opgehaald moest worden door een BV. [verdachte 12] vroeg wat hij hiervoor de transporteur mocht betalen, waar de container moest worden opgehaald en waar de container heengebracht moest worden. [verdachte 6] gaf aan dat er een transportvergoeding van €8.000,- kon worden betaald. [verdachte 12] had vervolgens contact met ‘osmanlifatih’ over de mogelijkheid van transport van koelvloeistof. Deze zei toen “ga die man niet in risico brengen”. [verdachte 12] gaf aan dat er geen risico was, want er waren papieren en een opdrachtbevestiging. De transporteur gaf aan dat er toch wat achter zat, waarop [verdachte 12] antwoordde dat er grondstoffen achter zaten. Vervolgens hadden [verdachte 6] en [verdachte 12] op 3 juni, 4 juni en 5 juni 2020 nog contact over de benodigde documenten en facturen voor het ophalen van een container.
Op 27 mei 2020 vroeg [verdachte 6] aan [betrokkene 36] of zijn Duitse ‘tp’ een container in Koper, Slovenië, kon ophalen. [betrokkene 36] bevestigde dit en vroeg wat erin zat. [verdachte 6] stuurde: “Zit glycol in (koelvloeistof) op papier. Maar is gbl. Voor ghb te maken.”
Op 30 mei 2020 berichtte [verdachte 6] ook [verdachte 3] met de vraag of hij iemand wist die transport van een container uit de haven van Koper kon regelen. [verdachte 3] zou dit navragen. [verdachte 6] liet [verdachte 3] weten dat de container was gecontroleerd en voorzien van een nieuwe seal en klaar om opgehaald te worden. Op 4 juni 2020 stuurde [verdachte 3] aan [verdachte 6] dat hij bij “tp-man is en dat hij wel wil”. Zij bespraken de mogelijkheid om de container te vervoeren naar een warehouse in Rotterdam. [verdachte 3] vroeg aan [verdachte 6] of deze met GBL was. [verdachte 6] bevestigde dit en stuurde dat op de papieren koelvloeistof stond vermeld.
In de periode 6 juni tot en met 11 juni 2020 spraken [verdachte 6] en [verdachte 11] in diverse chatgesprekken over een inbeslaggenomen partij formamide. [verdachte 11] stuurde vervolgens ‘als de GBL maar goed aankomt’. [verdachte 6] beaamde dit en vroeg hoe de GBL ook alweer op de papieren stond. [verdachte 11] stuurde: “Diethylene Glycol (koelvloeistof). Hetzelfde als forma”.
Hoeveelheid?
Ten aanzien van de hoeveelheid stelt de rechtbank op basis van het procesdossier, waaronder de zogenoemde
packing list, vast dat sprake was van 480 vaten met een brutogewicht van 26.5 kilogram en een nettogewicht van 25 kilogram. Dit betekent dat sprake is van een totale netto hoeveelheid van 12.000 kilogram GBL.
Rol van [verdachte 6] en [verdachte 11]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 6] en [verdachte 11] eigenaar waren van de partij GBL. Zij zijn samen vanaf het begin tot het einde betrokken bij het transport. Zij bespraken uitvoerig de in te voeren hoeveelheden, de prijs die hiervoor betaald moest worden, de betalingsmogelijkheden en de wijze van transport. Ook waren zij beide op de hoogte wat op het etiket van de vaten stond vermeld en dat dit niet overeen kwam met de inhoud van de vaten. Verder bleek dat [verdachte 6] diverse personen had benaderd voor het verdere transport van de partij GBL vanuit de haven van Koper en het doel was om GHB te produceren.
De onderlinge verhoudingen en communicatie tussen [verdachte 6] en [verdachte 11] geven blijk van gelijkwaardigheid. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor [verdachte 6] en [verdachte 11] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Rol van [verdachte 12]
werd door [verdachte 6] benaderd voor het transport van een container in de haven van Koper. Zij spraken over documenten, facturen en transportmogelijkheden en dat de chauffeur € 8.000,- voor een enkele rit betaald zou krijgen. [verdachte 12] had daar vervolgens contact over met de transporteur. Een dergelijke transportvergoeding duidt op vervoer van illegale goederen en [verdachte 12] gaf aan de transporteur aan dat het ging om grondstoffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte 12] wist dat er grondstoffen voor drugs moesten worden vervoerd. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 12] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het vervoeren van de GBL.
Rol van [verdachte 3]
Ook [verdachte 3] werd door [verdachte 6] benaderd voor het verdere transport van de container uit de haven van Koper. [verdachte 3] en [verdachte 6] hadden hierover uitvoerig contact en spraken over het concrete vervoer naar Nederland, namelijk naar Rotterdam. Daarnaast was het voor [verdachte 3] duidelijk dat GBL werd vervoerd en dat op de papieren koelvloeistof stond vermeld. Uit het feit dat een andere benaming werd gegeven op de vrachtpapieren dan er daadwerkelijk in zat, leidt de rechtbank af dat [verdachte 3] wist dat de GBL voor illegale doeleinden zou worden gebruikt. Gelet op de onderlinge communicatie tussen [verdachte 3] en [verdachte 6] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
5.5.3.4.21 B1.7 zaaksdossier Formamide Hamburg – IJmuiden
In dit zaaksdossier is aan [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 11] , [verdachte 3] en [verdachte 19] het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot een aangetroffen partij formamide van in totaal 16.000 liter.
Chatberichten en onderzoeksresultaten van het onderzoek ‘Definitive’
Op 5 juni 2020 werd een partij van 16.000 liter – naar later bleek – formamide in beslag genomen aan de [locatie 37] in IJmuiden. De formamide zat in 80 vaten van 200 liter per vat. Op de buitenkant van de vaten stond als inhoud koelvloeistof vermeld. Een deel van de vaten werd in een loods aangetroffen, een deel op een heftruck en een deel nog in een vrachtwagen van waaruit de vaten werden gelost. Formamide is een grondstof voor de productie van amfetamine. Deze aangetroffen hoeveelheid zou volgens de politie gemiddeld genomen 17.100 – 22.800 kilogram onversneden amfetaminepasta op kunnen leveren.
De rechtbank leidt uit de chatberichten in de periode van 30 maart 2020 en 6 juni 2020 het volgende af.
[verdachte 11] en [verdachte 6] regelden een transport van een partij 16.000 liter formamide vanuit Hamburg naar IJmuiden met de hulp van diverse personen. [verdachte 11] berichtte [verdachte 6] op 30 maart 2020 dat een ‘bak forma’ onderweg was en vroeg aan [verdachte 6] of hij een koper voor de forma wist. Vervolgens berichtte [verdachte 6] [verdachte 12] voor een factuur van een inklaarder voor het betaling van invoerrechten van een bak die binnenkort aan zou komen. Verder vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 12] om een opslag te vinden voor een container. [verdachte 12] stuurde aan [verdachte 6] dat hij het ging regelen en stuurde niet veel later screenshots van twee overboekingen. [verdachte 12] stuurde vervolgens screenshots van een gesprek waarin werd gesproken over een zending koelvloeistof. [verdachte 12] vroeg aan het account ‘osmanlifatih’ of hij niet een loods wist om twee dagen grondstoffen te stallen. Intussen vroeg [verdachte 12] aan [verdachte 6] hoeveel hij mocht betalen voor de opslag van de loods, waarop [verdachte 6] antwoordde: “2500”. [verdachte 6] benaderde ook [verdachte 19] om een loods met ruimte voor een container met 20 pallets onder te brengen. [verdachte 19] ging rondvragen. [verdachte 12] hield [verdachte 6] op de hoogte in welke loods de grondstoffen uiteindelijk werden opgeslagen.
Vervolgens berichtte [verdachte 6] [verdachte 5] en [betrokkene 29] of zij interesse hadden in een partij van 16.000 liter formamide. Uiteindelijk kwam [verdachte 6] met [betrokkene 29] een verkoopprijs overeen van € 88.000,- en een Rolex. [verdachte 6] zou de formamide naar [betrokkene 29] vervoeren en schakelde hiervoor [verdachte 3] in. [verdachte 3] stuurde hiervoor contactgegevens van het [transportbedrijf] door naar [verdachte 6] en stelde voor om de partij per bakwagen per 10 pallets in twee transporten te vervoeren. [verdachte 6] ontving vervolgens het telefoonnummer van de chauffeur en het adres [locatie 37] te IJmuiden en vroeg [verdachte 12] om deze gegevens door te geven aan [transportbedrijf] .
[verdachte 3] en [verdachte 6] hielden elkaar op 4 juni 2020 op de hoogte van het verloop van het eerste transport van 10 pallets waaronder de vertrektijd van het transport en de verwachtte aankomsttijd. Uiteindelijk stuurde [betrokkene 29] naar [verdachte 6] dat het transport gelukt was en stuurde daarbij het CAS- [nummer25] , zijnde het CAS-nummer van formamide. [verdachte 6] liet hierop aan [verdachte 1] weten dat het transport gelukt was, waarop [verdachte 1] stuurde: “top”.
Blijkens chatberichten vond de volgende dag - 5 juni 2020 - het tweede transport plaats. [betrokkene 29] liet [verdachte 6] weten dat het helemaal fout was, dat tijdens het uitladen van de vaten 18 man van het arrestatieteam aanwezig waren bij de loods. [verdachte 6] liet dit op zijn beurt aan [verdachte 3] en [verdachte 12] weten. [verdachte 12] vroeg aan [verdachte 6] of ze al wisten dat het geen koelvloeistof was wat in beslag was genomen. Daarnaast stuurde [verdachte 6] een afbeelding van een nieuwsartikel over aanhoudingen in IJmuiden naar [verdachte 11] en dat ‘de bak forma weg is’. [verdachte 11] stuurde op zijn beurt naar verschillende Encrochat-accounts dezelfde afbeelding van het nieuwsartikel en een foto van een ander nieuwsartikel met de titel: "Megadrugsvondsten in havengebied IJmuiden: 6 arrestaties” onder de begeleidende tekst “daar gaan mijn vaten, 16.000L formamide” en “80 vaten, bij tweede helft lossen er op geklapt” en sprak daarbij over “mijn vaten formamide”.
Rol [verdachte 11]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 11] zowel aan het begin als aan het einde betrokken was als (mede)eigenaar van de partij formamide. Hij voerde uitvoerig overleg met [verdachte 6] over de aanschafprijs van de partij formamide en de totale aan te schaffen hoeveelheid. Daarnaast bespraken zij de uiteindelijke verkoopprijs van de partij en het vervoer naar Hamburg. Ook hielden zij elkaar op de hoogte van het verloop van het transport. Nadat de partij formamide door de politie was gepakt, berichtte [verdachte 11] diverse personen en sprak daarbij over zijn vaten formamide.
Rol [verdachte 6]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 6] zowel aan het begin als aan het einde betrokken was als (mede)eigenaar van de partij formamide. Hij overlegde met [verdachte 11] over de aanschafprijs van de partij formamide en de totale aan te schaffen hoeveelheid. Daarnaast was [verdachte 6] actief op zoek naar afzetmogelijkheden. Zo bood hij de gehele partij aan [verdachte 5] aan en kwam hij uiteindelijk met [betrokkene 29] tot overeenstemming over de verkoopprijs. Verder benaderde hij [verdachte 12] en [verdachte 3] voor het verdere transport van de partij formamide vanuit de opslagplaats in Liempde naar de loods van de afnemer [betrokkene 29] in IJmuiden. Nadat de partij in beslag was genomen, bracht [verdachte 6] anderen hiervan op de hoogte.
Rol [verdachte 12]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 12] betrokken was bij de opslag van de formamide zodra de container in Nederland was aangekomen en het verdere transport van de partij formamide van Liempde naar IJmuiden. [verdachte 12] regelde opslag in en betaling van een loods voor de partij formamide. Hiervoor regelde hij offertes en betaalde de facturen. Verder stuurde hij de contactgegevens van de chauffeur door naar [verdachte 3] , opdat hij het verdere transport naar IJmuiden kon regelen. Verder stelde [verdachte 6] op de hoogte van het feit dat de partij formamide in IJmuiden gepakt was. Uit het gegeven dat [verdachte 12] aan [verdachte 6] vroeg of men al wist dat het geen koelvloeistof was, leidt de rechtbank af dat [verdachte 12] er dus wel van op de hoogte was dat iets anders werd vervoerd dan op de buitenkant van de vaten zichtbaar was.
Rol [verdachte 3]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 3] betrokken was bij het transport van de partij formamide van Liempde naar IJmuiden. Hij werd hiervoor benaderd door [verdachte 6] . [verdachte 3] stelde een transporteur én wijze van transport voor en heeft daarmee een aanzienlijke rol in het transport van de partij formamide naar de uiteindelijke afnemer. Verder hield [verdachte 3] [verdachte 6] op de hoogte van het verloop van het transport en hield [verdachte 6] op zijn beurt [verdachte 3] op de hoogte van de uiteindelijk inval in de loods in IJmuiden. Uit de gesprekken bleek dat [verdachte 3] wist dat ‘speciale troep’ werd vervoerd en dat de chauffeur in de veronderstelling was koelvloeistof te vervoeren.
Rol [verdachte 19]
Ten aanzien van de rol van [verdachte 19] overweegt de rechtbank dat hij enkel werd gevraagd om een loods te regelen. Nergens blijkt uit dat deze loods ook daadwerkelijk werd gebruikt voor de opslag van de partij formamide. Bovendien komt [verdachte 19] daarna niet meer voor in de chatgesprekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 19] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor enige strafbare betrokkenheid in het kader van voorbereidingshandelingen van de Opiumwet. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
Rol [verdachte 1]
is via een enkel bericht van [verdachte 6] op de hoogte gehouden van het geslaagde eerste transport van de formamide van Liempde naar IJmuiden. Uit de chatberichten is verder niet gebleken dat [verdachte 1] een bijdrage heeft gehad bij dat transport, de aankoop of verkoop van de partij formamide. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 1] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor enige strafbare betrokkenheid in het kader van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 11] , [verdachte 6] , [verdachte 12] en [verdachte 3] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van de productie van (meth)amfetamine .
De onderlinge verhoudingen en communicatie tussen [verdachte 11] en [verdachte 6] enerzijds en [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 12] anderzijds geven blijk van een concrete samenwerking. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van allen sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.