5.5.2PGP-identificaties
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1]
Ennetcom
Aan [verdachte 1] wordt het Ennetcom-account ‘935v735886@ennetcom.com’ toegeschreven.
Uit het dossier volgt dat [verdachte 2] dit account in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 heeft gebruikt. Op 28 april 2013 zei [verdachte 2] tegen ‘Jutter’ dat hij deze telefoon aan “ouwe” gaat geven. Ouwe betreft een bijnaam van [verdachte 1] .
Vanaf 9 mei 2013 heeft ‘Jutter’ dit account opgeslagen als ‘Walter’. Uit het dossier volgt dat ook de gebruiker van het Encrochat-account ‘borneos’ ( [verdachte 18] ), het account van [verdachte 1] (‘outdoorfeline’) heeft opgeslagen als ‘Walter’.
[betrokkene 8] heeft voorts verklaard dat hij contact heeft gehad met ene ‘Walter’ over de handel in cocaïne en dat de echte naam van ‘Walter’ [verdachte 1] is. Tijdens zijn verhoor zijn foto’s getoond van [verdachte 1] en [betrokkene 8] heeft hem herkend als [verdachte 1] /Walter.
Op 9 mei 2013 vroeg ‘Jutter’ aan ‘Walter’ of hij hem morgen nog ergens heen moest brengen. Walter reageerde daarop dat dit niet hoefde, maar dat hij morgen jarig was en dat ‘Jutter’ welkom was. [verdachte 1] is op 10 mei jarig.
Tot slot is het taalgebruik van ‘Walter’ herkenbaar, bijvoorbeeld doordat hij het woord “moet” schrijft als “moed”. Dit komt ook naar voren bij de gesprekken die door [verdachte 1] worden gevoerd via zijn Encrochat-account ‘outdoorfeline’ (zie hierna).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 9 mei 2013 de gebruiker is geweest van het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com.
PGP-Safe
Aan [verdachte 1] wordt het PGP-Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’ toegeschreven.
Dit account stond bij een andere PGP-Safe gebruiker, te weten ‘mwcv265v@pgpsafe.net’ opgeslagen als “ouwe ouwe”. Zoals hiervoor overwogen is ‘ouwe’ een bijnaam van [verdachte 1] .
Uit de gesprekken tussen hen in de periode van 30 april 2017 tot en met 1 mei 2017 volgt dat ‘ouwe ouwe’ een zanger nodig heeft voor een begrafenis op 4 april 2017 om 13.00 uur. Uit verdere tapgesprekken blijkt dat een bekende van [verdachte 1] euthanasie heeft gepleegd en dat de begrafenis plaatsvond op 4 mei 2017 om 13.00 uur.
Op 1 mei 2017 zei ‘ouwe ouwe’ dat hij bij De Lier was en daarna in het ziekenhuis bij zijn zus in Voorburg. In die periode lag de zus van [verdachte 1] in het ziekenhuis.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het PGP Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’.
Encrochat
Aan [verdachte 1] wordt het Encrochat-account ‘outdoorfeline’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarmee vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account “outdoorfeline”.
SkyECC
Aan [verdachte 1] wordt het SkyECC-account ‘O12QLT’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de berichtendienst SkyECC.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 1] in Spanje is een telefoon aangetroffen met de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als [nummer 1] . Uit de Sky ECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘O12QLT’ gebruik heeft gemaakt van voornoemd IMEI-nummer.
Dit SkyECC-account maakte gebruik van de naam ‘ouwe’, een bijnaam van [verdachte 1] .
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Sky ECC-account ‘O12QLT”.
Te
n aanzien van alle accounts
De berichten die met al deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 1] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2]
Ennetcom
Aan [verdachte 2] wordt het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com toegeschreven. Dit account zou hij in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 hebben gebruikt.
Uit het dossier volgt dat dit account bij een ander Ennetcom-account staat opgeslagen als ‘pik’. ‘Pik’ is een bijnaam van [verdachte 2] . Het account heeft op enig moment contact met iemand die staat opgeslagen als ‘jutter’. Zij voeren op 25 april 2013 gesprekken waaruit kan worden opgemaakt dat zij beiden op zoek zijn naar ‘ouwe’, de vader van ‘pik’. ‘Ouwe’ is een bijnaam voor [verdachte 1] , de vader van [verdachte 2] .
Door ‘pik’ en ‘jutter’ werden op 25 en 26 april 2013 verder gesprekken gevoerd over de aanhouding van ‘ouwe’. Op 25 april 2013 is [verdachte 1] aangehouden in Delft voor overtreding van de Opiumwet.
Op 28 april 2013 zegt ‘pik’ dat hij deze telefoon (met het account 935v735886@ennetcom.com) aan ‘ouwe’ gaat geven. Vanaf 9 mei 2013 staat het account in de telefoon van ‘jutter’ opgeslagen onder de naam ‘walter’. Dat is een andere bijnaam van [verdachte 1] .
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com in de periode van 13 maart 2013 tot en met 8 mei 2013 toebehoorde aan [verdachte 2] . Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account gedurende deze periode door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
Encrochat
Aan [verdachte 2] worden de Encrochat-accounts ’ancientpuppy’ en ‘infamousvest’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over af willen leggen.
Het account ‘ancientpuppy’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het [nummer 2] . Dit IMEI-nummer was actief in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020. Dit IMEI-nummer maakte in deze periode het vaakst verbinding met een basisstation aan de [locatie 9] te Den Haag. De woning van [verdachte 2] aan de [locatie 10] in Den Haag valt binnen het bereik van dit basisstation. Het IMEI-nummer verplaatste zich ook tegelijk met de mobiele telefoon van [verdachte 2] met het [telefoonnummer] .
Voor het account ‘infamousvest’ werd een mobiele telefoon gebruikt met het [nummer 3] . Dit nummer was actief van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. Het basisstation aan de [locatie 9] te Den Haag, waaronder ook de woning van [verdachte 2] valt, werd in die periode het meest aangestraald door het toestel.
Uit Encrochatgesprekken tussen ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) en ‘inanimatemuffin’ (het Encrochat-account van [verdachte 10] ) volgt dat zij het over ‘pik’ hebben als zij het hebben over het account ‘ancientpuppy’. Tegen ‘secretram’ (het Encrochat-account van [verdachte 5] ) zegt ‘ancientpuppy’ zelf “dit is pik”.
Op 15 mei 2020 stuurt ‘ancientpuppy’ voorts een foto van de achterkant van een rijbewijs van [betrokkene 9] naar ‘secretram’ met de opmerking dat hij die persoon naar ‘secretram’ gaat brengen. Op die dag ziet het observatieteam dat [verdachte 2] en [betrokkene 9] vanaf de woning van [verdachte 2] in een auto vertrekken. Enige tijd later ziet het observatieteam dat [betrokkene 9] uit de auto van [verdachte 2] stapt en als bijrijder instapt bij [verdachte 5] .
Op 23 mei 2020 stuurde ‘inanimatemuffin’ de vraag: “wie?” naar Encrochat-gebruiker ‘infamousvest’. Deze laatste stuurde als antwoord ‘pik’. Vervolgens vroeg ‘inanimatemuffin’ of de oude mail weg kan. ‘infamousvest’ bevestigde dit.
Zowel het account van ‘ancientpuppy’ als ‘infamousvest’ zijn door anderen opgeslagen als ‘pik’. Het account ‘ancientpuppy’ staat ook opgeslagen als ‘slaapkop’ en het account ‘infamousvest’ als ‘zoon ouwe new’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘ancientpuppy’ in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020 en van het Encrochat-account ‘infamousvest’ in de periode van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 2] wordt het SkyECC-account ‘4CA2E3’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring voor gegeven.
Op 16 september 2020 is [verdachte 2] aangehouden in zijn woning aan de [locatie 10] te Den Haag. Deze woning is doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd een telefoon, een iPhone 7, aangetroffen. Op deze telefoon stond de SkyECC applicatie. Het SkyECC-account ‘4CA2E3’ maakte gebruik van deze telefoon. De bijnamen van het account ‘4CA2E3’ waren onder meer ‘pik’ en ‘zoon ouwe’. Zoals hiervoor al beschreven is een bijnaam van [verdachte 2] ‘pik’ en een bijnaam van zijn vader [verdachte 1] ‘ouwe’.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘4CA2E3’. De berichten die met dit account zijn verstuurd volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat dit account door meerdere personen werd gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 2] afkomstig waren.
ANOM
Aan [verdachte 2] wordt het ANOM-account ‘Linetool’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over willen afleggen.
De voorlopige hechtenis van [verdachte 2] is op 17 maart 2021 door de rechtbank geschorst en hij is die dag in vrijheid gesteld. Via dit account zijn op 23 maart 2021 voor het eerst berichten verstuurd.
De gebruiker van het account ‘Linetool’ ging op enig moment naar een camping. Uit het dossier volgt dat de telefoon van ‘Linetool’ op dat moment de telefoonmast aanstraalde in het gebied van de camping Duinhorst aan de [locatie 11] in Wassenaar. [verdachte 2] verblijft ook regelmatig op deze camping.
Op 22 april 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht dat hij al een week ziek op bed lag met vermoedelijk corona. Uit een telefoongesprek op 24 april 2021 tussen [verdachte 1] en zijn [zus] volgt dat meerdere familieleden corona hebben en dat [verdachte 2] ook ziek op bed ligt.
Op 10 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht met de vraag “Al wat van auto gehoord word gek van dat afhankelijk zijn”. De auto van [verdachte 2] is op 13 april 2021 in beslag genomen door de politie.
Op 11 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ vervolgens een bericht dat hij “gisteren pa zijn verjaardag [heeft] gevierd met [een] vuurwerkshow bij de gevangenis”. [verdachte 1] is op 10 mei jarig en zat op dat moment gedetineerd.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANOM-account ‘Linetool’. Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3]
Encrochat
Aan [verdachte 3] wordt het Encrochat-account ‘risky.business’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte.
De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 3] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘risky.business’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 3] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 3] wordt het SkyECC-account ‘B8IL4S’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft hier geen verklaring over afgelegd.
Het SkyECC-account ‘B8IL4S’ wordt gebruikt door een telefoon met het [nummer 4] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Apple, model iPhone 6S. Het SkyECC-account maakte gebruik van een simkaart met [nummer 5] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 3] op 16 september 2020 is een iPhone 6S aangetroffen met een simkaart met dit IMSI-nummer.
Het account ‘B8IL4S’ is bij andere SkyECC gebruikers onder andere opgeslagen als ‘bril’. Dit is een bijnaam van [verdachte 3] .
Daarnaast heeft de gebruiker van het SkyECC -account ‘B8IL4S’ dezelfde manier van schrijven als de gebruiker van voornoemd Encrochat-account ‘risky.business’. Zo beginnen beiden hun berichten regelmatig met “Gdm” (goedemorgen) of “Gda” (goedenavond).
Tot slot geeft de gebruiker van ‘B8IL4S’ op 9 september 2020 om 15:44 uur aan dat hij bij Deil is en onderweg is naar Utrecht. Op 9 september 2020 om 15:40 uur straalde de mobiele telefoon van [verdachte 3] met [telefoonnummer 1] aan op een basisstation aan de [locatie 12] in Deil.
Gelet op vorenstaande omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] de gebruiker is van het SkyECC-account ‘B8IL4S’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 3] afkomstig waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 3] wordt het PGP Safe-account ‘c937xk@exclusivePGP.com’ toegeschreven.
De gebruiker van het account c937xk@exclusivePGP.com staat bij PGP Safe-gebruiker mwcy265v@PGPsafe.net opgeslagen als ‘bril’. Dit betreft een bijnaam van [verdachte 3] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verklaard over de berichten die zijn verstuurd met het genoemde PGP-Safe account en heeft hij niet ontkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5]
Encrochat
Aan [verdachte 5] worden de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ toegeschreven. [verdachte 5] heeft geen verklaring afgelegd ten aanzien van het gebruik van deze Encrochat-accounts.
Ten aanzien van ‘secretram’
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het [telefoonnummer 2] op naam stond van [verdachte 5] en dat hij dit telefoonnummer ook daadwerkelijk in gebruik had. Tevens staat vast dat het userID ‘secretram’ gekoppeld was aan het [nummer 6] en in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 actief was en in deze periode verbinding maakte met het basisstation op de [locatie 13] Spaarndam. Het adres van [verdachte 5] , [locatie 14] Spaarndam, valt binnen het bereik van dit basisstation.
Op 15 april 2020 vond voorts een gesprek plaats tussen ‘secretram’ en ‘ancientpuppy’ ( [verdachte 2] ), waaruit volgde dat [betrokkene 9] naar ‘secretram’ zou komen. Door ‘secretram’ werd het adres [locatie 15] opgegeven. Vervolgens werd eerst om 15:00 uur afgesproken bij het ‘oude pand zwanenburg’. Uit observatiegegevens bleek dat die dag een voertuig met [betrokkene 9] als bestuurder werd waargenomen op de Veneweg te Zwanenburg. [betrokkene 9] stapte vervolgens als bijrijder in een ander voertuig. De bestuurder van dit voertuig betrof [verdachte 5] . Na een tussenstop zijn [verdachte 5] en [betrokkene 9] naar het adres [locatie 15] te Lijnden gereden. Uit het dossier is bovendien gebleken dat voornoemd adres sinds 4 november 2019 op naam staat van [verdachte 5] .
Bij meerdere Encrochat-gebruikers stond ‘secretram’ opgeslagen onder de naam ‘Kuifje’. In meerdere chatgesprekken wordt gerefereerd aan ‘Kuifje’ waarmee kennelijk [verdachte 5] wordt bedoeld. [verdachte 1] verklaarde tevens (impliciet) dat hij met ‘Kuifje’ [verdachte 5] bedoelt.
Ten aanzien van ‘prizehunter’
Het userID ‘prizehunter’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met [nummer 7] . Uit de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer is gebleken dat de mobiele telefoon met dit IMEI-nummer actief was in de periode 9 juni 2020 tot en met 13 juni 2020. De mobiele telefoon straalde in deze periode het vaakst aan op het KPN-basisstation gelegen aan de [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen het bereik van dit basisstation.
Uit onderzoek van diverse andere Encrochat-gebruikers is gebleken dat ook ‘prizehunter’ stond opgeslagen als ‘Kuifje’. Op 9 juni 2020 stuurde ‘prizehunter’ naar ‘badbutter’ het bericht: ‘Hello mate my new mail’. Verder stuurde ‘prizehunter’ op 10 juni 2020 naar ‘outdoorfeline’ het bericht ‘Kuifje’.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ opvolgende accounts van elkaar zijn en door één en dezelfde persoon zijn gebruikt. Bij beide Encrochat-accounts werden immers overeenkomstige bijnamen gebruikt en de gebruiker van het account ‘prizehunter’ stelt zich ten aanzien van andere Encrochat-accounts voor met dezelfde bijnaam ‘kuifje’ die eerder was verbonden aan het Encrochat-account ‘secretram’.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’. De verdediging heeft aangevoerd dat de ontmoeting tussen [betrokkene 9] en [verdachte 5] niet heeft plaatsgevonden omdat [betrokkene 9] zegt dat hij geen ontmoeting heeft gehad. Dit volgt de rechtbank niet. Uit het observatieverslag volgt immers dat de verbalisanten [betrokkene 9] en [verdachte 5] herkend hebben van een foto van het tactisch team. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen. Daarbij komt dat diezelfde dag een screenshot van het rijbewijs van [betrokkene 9] aan ‘secretram’ gestuurd was met de mededeling dat deze naar ‘secretram’ zou komen én de gebruiker van ‘secretram’ een adres opgeeft dat bij [verdachte 5] in gebruik is. Bovendien wijzen de overige genoemde feiten en omstandigheden in de richting van [verdachte 5] . Dit alles tezamen maakt dat er bij de rechtbank geen twijfel is dat [verdachte 5] de gebruiker is van ‘secretram’. Nu ‘prizehunter’ het opvolgende account is, is [verdachte 5] ook de gebruiker van dat account.
De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 5] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan de verdachte wordt het SkyECC-account ‘TG7XF7’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over het gebruik van SkyECC-account ‘TG7XF7’. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek 26Argus volgt dat de mobiele telefoon met [nummer 8] was gekoppeld aan het SkyECC-account ‘TG7XF7’. Dit IMEI-nummer was gekoppeld aan een mobiele telefoon van het merk Apple, model IPhone 6. Bij de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking in de woning van de verdachte werd een Apple IPhone 6 met het [nummer 9] aangetroffen. Deze mobiele telefoon bleek voorzien van de SkyECC-applicatie.
Vervolgens zijn in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020 de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon met het [nummer 9] onderzocht. Hieruit bleek dat in voornoemde periode het meest aangestraalde basisstation was gelegen aan de [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen de zendrichting en het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Op grond van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘TG7XF7’ in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020.
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10]
Encrochat
Aan [verdachte 10] wordt het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het [nummer 10] behoort bij een PGP-telefoon. De user-ID ‘inanimatemuffin’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 3 maart 2020 tot met 11 juni 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon hoofdzakelijk verbinding met het basisstation gelegen aan het [locatie 17] te Rijswijk. [verdachte 10] stond in die periode ingeschreven op het adres [locatie 18] te 's-Gravenhage. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van dit basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 25 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘inanimatemuffin’ en ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) dat voor drie personen tickets waren geregeld en door ‘inanimatemuffin’ waren ontvangen op zijn privé telefoon. Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] bleek dat zij op 25 april 2020 spraken over het boeken van een vlucht van Malaga naar Dublin en vervolgens naar Amsterdam. Hierbij werd gesproken over drie tickets, waarbij ook een ticket voor ‘Ben’ moest worden besteld. Uit de Passagiers Informatie ten aanzien van [verdachte 1] bleek dat op 25 april 2020 drie vliegtickets waren geboekt voor [verdachte 1] , [betrokkene 12] en [verdachte 10] . Uit afgeluisterde telefoongesprekken van 29 april 2020 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] bleek de vlucht niet door te gaan. Op diezelfde dag liet ‘outdoorfeline’ aan ‘inanimatemuffin’ weten dat de vlucht niet door zou gaan en dat zij met de auto zouden vertrekken. In de IPhone van [verdachte 1] staat het gewone telefoonnummer van [verdachte 10] onder de naam ‘Ben Ali’ opgeslagen.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’. Daarbij zijn de berichten en het afgeluisterde gesprek aangaande de reis naar Spanje het meest in het oog springend. Daaruit volgt dat er voor onder andere [verdachte 10] en [verdachte 1] een vlucht was geboekt en dat aan ‘inanimatemuffin’ en het Encrochat-account van [verdachte 1] wordt doorgegeven dat de vlucht niet doorgaat. Hieruit volgt zonder twijfel dat ‘inanimatemuffin’ [verdachte 10] is. De aanwijzingen van de naam ‘Ben’ en het bereik van het basisstation vormen daarvoor bovendien steunbewijs.
De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft onvoldoende aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Dat de gebruiker met verschillende namen in telefoons van anderen is opgeslagen is daarvoor geen aanwijzing. Anderen kunnen Baran immers op verschillende wijze opslaan. Daarbij is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 10] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 10] of met iemand anders te maken hebben. Dat iemand de bijnaam ‘Ben’ niet kent, maakt niet dat deze dacht dat verschillende gebruikers gebruik maakten van dit in account. Overigens zegt [verdachte 10] ook zelf niet welke berichten hij dan wel of niet zou hebben gestuurd en evenmin dat hij deze telefoon met meerderen (bijvoorbeeld met zijn broers zoals door de verdediging is betoogd) heeft gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 10] wordt het SkyECC-account ‘K617LO’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is uit een BMW voorzien van [kenteken 1] een Apple IPhone 7 mobiele telefoon in beslaggenomen. Deze auto was in gebruik bij [verdachte 10] . Deze mobiele telefoon is uitgelezen en daarop is de SKY-applicatie aangetroffen. Deze telefoon bevat gesprekken van het Sky ECC-account K617LO met gebruikersnaam ‘Plakband’. Uit het dossier blijkt dat Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ (zoals hiervoor is vastgesteld in gebruik bij [verdachte 10] ) door Encrochat-account ‘ancientpuppy’ ook was opgeslagen als ‘plakband’.
Verder volgt uit een chatgesprek in de periode van 23 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 tussen Sky-accounts ‘K617LO’ en ‘DK8UG2’ dat de gebruiker van ‘K617LO’ een werkgeversverklaring en een loonstrook naar de IND gaat sturen, waarop de burgerlijke staat ongehuwd staat vermeld, terwijl dit gehuwd moet zijn. Uit onderzoek bleek dat [verdachte 10] op 13 juli 2020 een ondertekende werkgeversverklaring en salarisstrook aan de IND heeft gestuurd waarop staat vermeld dat hij ongehuwd is. [verdachte 10] is gehuwd. De vrouw van [verdachte 10] , [betrokkene 13] , heeft de Turkse nationaliteit en beschikt over een verblijfsvergunning met als ingangsdatum 16 juni 2015. Deze verblijfsvergunning is met ingang van 14 juli 2020 verlengd tot 16 juni 2025.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘K617LO’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Voor het overige geldt hetzelfde als hiervoor is gerelateerd over het gebruik van het Encrochat-account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7]
Encrochat
Aan [verdachte 7] wordt het Encrochat-account ‘bravelemur’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Het account ‘bravelemur’ werd gebruikt op een telefoon voorzien van het [nummer 11] . Dit IMEI-nummer maakte het meest gebruik van het basisstation aan de [locatie 19] te Den Haag. Onder dit basisstation valt de woning van de vriendin van [verdachte 7] , [betrokkene 14] , aan het [locatie 20] in Den Haag.
Op 4 mei 2020 stuurde ‘bravelemur’ berichten aan [verdachte 1] waaruit kan volgen dat hij in Panama is geweest. In de periode vanaf 9 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 maakte de telefoon met voormeld IMEI-nummer verbinding in Panama. Op 14 maart 2020 tussen 13.02 uur en 15.24 uur maakte het toestel verbinding in Spanje en op 14 maart 2020 vanaf 17.14 uur maakte het toestel verbinding in Nederland. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] blijkt dat hij voor 14 maart 2020 een vlucht had geboekt van Madrid naar Amsterdam.
In de periode van januari 2020 tot en met maart 2020 straalde de telefoon voorts meerdere keren aan in het buitenland, waaronder Spanje. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] volgt dat hij op een aantal van die momenten ook vluchten had geboekt van en naar Spanje.
Het account ‘bravelemur’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘Hassan’, ‘Malaga’, ‘Soef/Souf/Zoef’, ‘Leiden’ en ‘Marok’. Deze bijnamen kunnen allemaal verwijzen naar [verdachte 7] . Uit diverse gesprekken is immers gebleken dat de gebruiker van het account ‘bravelemur’ de Arabische taal spreekt en van Marokkaanse origine zou zijn. Ook zou hij regelmatig in Leiden verblijven, dan wel daar woonachtig zijn. Per 14 december 2015 is [verdachte 7] geëmigreerd naar Malaga in Spanje. Tot slot blijkt uit de berichten van ‘bravelemur’ dat hij zichzelf ‘Souf’ noemt. Uit OVC-gesprekken bij Wiegermans volgt dat [verdachte 4] [verdachte 7] ‘Souf’ noemt.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘bravelemur’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 7] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 7] wordt het Sky ECC-account ‘5005A2’ toegeschreven. [verdachte 7] heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Zoals hiervoor beschreven was [verdachte 7] de gebruiker van het Encrochat-account ‘bravelemur’. Op 3 april 2020 en 18 mei 2020 vertelde [verdachte 7] via dit account aan verschillende personen dat zijn SkyECC-account ‘5005A2’ was.
Dit SkyECC-account maakte voorts gebruik van een Apple IPhone 6 met [nummer 12] . Deze telefoon is op 16 september 2020 aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [verdachte 7] .
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘5005A2’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 7] afkomstig waren.
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8]
Encrochat
Aan [verdachte 8] worden de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van deze accounts.
Uit de gesprekken van ‘sillyfly’ bleek dat op 30 april 2020 een bericht was verstuurd naar ‘outdoorfeline’ ( [verdachte 1] )
"Ik heb nieuwe mail : ik heb je uitgenodigd: ithran".Vanaf het account ‘ithran’ werd voorts op 30 april 2020 een bericht verstuurd naar ‘limpbeta’
“Met Mo torrequebrada. die is mijn niuwe mail”.Hieruit volgt dat ‘sillyfly’ en ‘ithran’ opeenvolgende accounts zijn en dat deze door dezelfde persoon zijn gebruikt.
Het Encrochat-account ‘sillyfly’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het [nummer 13] . De mobiele telefoon met dit IMEI-nummer was actief vanaf 1 december 2019 tot en met 1 mei 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon het vaakst verbinding met een viertal basisstations in Amsterdam. Het adres van [verdachte 8] , het [adres 1] Amsterdam ligt in de nabijheid van de vier aangestraalde basisstations.
Uit de berichten zoals verstuurd door ‘ithran’ blijkt deze uit Amsterdam en Benalmadena te komen, Spaans spreekt en zichzelf voorstelt als Mohamed en Mo Torrequebrada.
[verdachte 8] was woonachtig op het [adres 2] in Benalmádena. Het [adres 2] te Benalmádena is gelegen in de wijk Torrequebrada. Daarnaast hebben diverse Encrochat-gebruikers Spaanstalige berichten naar ‘sillyfly’ en ‘ithran’ gestuurd. [verdachte 8] heeft ter zitting verklaard de Spaanse taal te spreken.
Voorts bleek dat andere Encrochat-gebruikers ‘sillyfly’ en ‘ithran’ hebben opgeslagen onder de namen: ‘Holandes’, ‘Kees’, ‘Kees 2’, ‘Amsterdam’, ‘Mo kees’, ‘Holandes Nuevo’, ‘Mokees’, ‘Mohamed Keiss’, ‘Ithiyar Neu’, ‘Kees Spanje’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 8] . Hij verbleef immers zowel in Spanje als in Nederland en uit een politieregistratie uit 2013 is gebleken dat [verdachte 8] als bijnaam ‘Kees’, Mo kees’ of een combinatie daarvan gebruikte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 8] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 8] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6]
Encrochat
Aan [verdachte 6] wordt het Encrochat-account ‘don-pedro’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van dit Encrochat-account.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte 6] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘don-pedro’.
[verdachte 6] heeft voorts verklaard dat hij anderen gebruik liet maken van zijn PGP-telefoon en dat hij dus niet alle gesprekken via het genoemde account heeft gevoerd. [verdachte 6] heeft evenwel niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 6] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 6] of met iemand anders te maken hebben. Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, verschillende gebruikers dit in persoon of via een ander communicatiemiddel kunnen hebben afgesproken, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Daar komt bij dat [verdachte 6] dit zelf ook helemaal niet verklaard heeft. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 6] wordt het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens gebruik heeft gemaakt van dit PGP-Safe-account, maar dat hij niet in het bezit was van de mobiele telefoon waar dit account op stond geïnstalleerd en dat anderen ook gebruik van maakten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’. Niet alleen zegt [verdachte 6] zelf dat hij er gebruik van heeft gemaakt, maar ook uit de bewijsmiddelen volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 6] de gebruiker was van dat account. Ten aanzien van het verweer dat anderen ook gebruik zouden hebben gemaakt van dit account geldt ook voor dit account dat [verdachte 6] niet concreet verklaart wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Uit de gesprekken met dit account volgt evenmin enige verwarring tussen gespreksdeelnemers over de identiteit van de persoon met wie gesproken wordt. Voor het overige geldt ook ten aanzien van dit account het hiervoor genoemde ten aanzien van het Encrochat-account ‘don pedro’. De rechtbank oordeelt daarmee dat alle berichten van en naar het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 6] wordt het SkyECC-account ‘1GN5RP’ toegeschreven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij van dit SkyECC-account gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier is gebleken dat het Encrochat-account ‘don-pedro’ op 26 maart 2020 van een andere Encrochat-account de vraag krijgt of hij al Sky heeft, ‘don-pedro’ antwoordt bevestigend en stuurt daarbij een afbeelding van SkyECC-account ‘1GN5RP’, waarbij staat vermeld dat de status beschikbaar is en het account nog 176 dagen geldig is.
Uit de SkyECC-metadata blijkt dat het SkyECC-account ‘1GN5RP’ gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon met [nummer 14] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Google, model G020F Pixel 3a. Op 16 september 2020 heeft er tijdens de aanhouding van [verdachte 6] op het Spaanse [locatie 21] te Benalmadena (Spanje) een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij werden een aantal mobiele telefoons aangetroffen waaronder twee Google pixel 3a telefoons. Uit het digitaal onderzoek blijkt dat één van deze Google Pixel 3a telefoons is voorzien van voormeld IMEI-nummer.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] in de periode van 26 maart 2020 tot en met 16 september 2020 de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘1GN5RP’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen eveneens logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9]
Encrochat
Aan [verdachte 9] wordt het Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het [locatie 21] behoort bij een PGP-telefoon. Het userID ‘xxxmariokartxxx’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 april 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon verbinding met het basisstation gelegen aan de [locatie 22] te Rotterdam. [verdachte 9] stond in die periode op het [locatie 23] te Rotterdam ingeschreven. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 5 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘paribokartel’ en ‘xxxmariokartxxx’ dat ‘paribokartel’ langs wilde komen bij ‘xxxmariokartxxx’ en vroeg om diens adres, waarop ‘xxxmariokartxxx’ het [locatie 23] ’ en ‘Rotterdam zuif’ doorgaf. Op 30 april 2020 stuurde ‘xxxmariokartxxx’ op de vraag of hij een foto van zichzelf wilde sturen, een foto. Dit betreft een foto van [verdachte 9] .
Uit een chatgesprek van 14 mei 2020 tussen ‘xxxmariokartxxx’ en ‘don-pedro’ (het Encro-account van [verdachte 6] ) blijkt daarnaast dat zij elkaar zouden ontmoeten omstreeks 12.55 uur bij de locatie ‘Mastbos’. Uit een observatieverslag van 14 mei 2020 bleek dat [verdachte 9] rond 13.06 uur een ontmoeting had met [verdachte 6] op het parkeerterrein aan de Huisdreef te Breda, hetgeen nabij het bosgebied ‘Mastbos’ ligt.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit voorgaande naar oordeel van de rechtbank dat [verdachte 9] wel degelijk de gebruiker is geweest van Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’. Dat iemand anders de foto van [verdachte 9] zou hebben gemaakt is volstrekt onlogisch gelet op de inhoud van het gesprek. Bovendien wijzen het adres van [verdachte 9] dat ‘xxxmariokartxxx’ stuurde en de observatie die is gedaan enkel in de richting van [verdachte 9] . De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. In tegendeel, in veel van de berichten worden steeds dezelfde soort spel- en tikfouten gemaakt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 9] wordt het SkyECC-account ‘M6MVPS’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is [verdachte 9] aangehouden op het [locatie 26] te Capelle aan den IJssel. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een mobiele telefoon, Apple iPhone 6, aangetroffen voorzien van de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als [nummer 16] . Uit de SkyECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘M6MVPS’ gebruik heeft gemaakt van dit IMEI-nummer.
Deze Apple iPhone 6 was actief in de periode van 4 juni 2020 tot en met 23 augustus 2020 en maakte het meest verbinding met het basisstation gelegen op de [locatie 25] te Capelle aan den IJssel. Het adres waar [verdachte 9] in die periode verbleef, te weten het [locatie 26] te Capelle aan den IJssel, valt binnen het theoretische bereik van dat basisstation.
Verder is uit een chatbericht van 5 september 2020 gebleken dat door de gebruiker van het SkyECC-account ‘M6MVPS’ twee foto's van een Belgische- en Nederlandse identiteitskaart op naam van Eric Frans Boenders zijn verstuurd naar het SkyECC-account ‘MUFG60’.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 9] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘M6MVPS’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11]
Encrochat
Aan [verdachte 11] worden de Encrochat-accounts ‘alecub’ en ‘richenergy’ toegeschreven. [verdachte 11] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 april 2020 stuurde ‘alecub’ aan ‘xxxmariokartxxx’ dat hij een nieuw Encrochat-account heeft, namelijk ‘richenergy’. Hiermee stelt de rechtbank allereerst vast dat de gebruiker van het account ‘alecub’ dezelfde persoon is als de gebruiker van het account ‘richtenergy’.
Op 9 juni 2020 had ‘richenergy’ een chatgesprek met de Encrochat-gebruiker ‘jadeblade’. In dit gesprek schreef ‘richenergy’ dat een dag eerder een rechtszaak had plaatsgevonden. Hierna stuurde ‘richenergy'' een plaatje van een artikel van de internetpagina ‘crimesite’. Dit betrof het artikel met de naam ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’. Vervolgens schreef ‘richenergy’ dat iedereen vrij was, maar dat hij nog gezocht werd omdat hij nog verhoord moest worden. Uit het genoemde artikel ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’ blijkt dat het om het strafrechtelijk onderzoek ‘Grant’ ging dat heeft gediend in de rechtbank te Arnhem. [verdachte 11] was verdachte in dat onderzoek. Uit navraag bij het onderzoek ‘Grant’ bleek dat men een aantal keren getracht had om [verdachte 11] aan te houden. Daarbij schreef ‘richenergy’ dat niemand had gepraat, ‘alleen in de auto’.
De rechtbank ziet hierin een stevige aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van dit account. Daarbij komt nog het volgende.
Door andere Encrochat-gebruikers stond het account van ‘richenergy’ onder andere opgeslagen als ‘turk’ en ‘denhaag’. Ook het account ‘alecub’ staat opgeslagen als ‘alecub(denhaag)’ door gebruiker ‘ultraflamingo’. Daaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van ‘richenergy’ een persoon is van Turkse afkomst die in Den Haag woont. [verdachte 11] is de enige verdachte van Turkse komaf uit Den Haag in het onderzoek Grant.
Ook staat ‘richenergy’ genoemd onder de namen ‘Ibba’ en ‘Ibus’. Deze afkortingen zijn bekend als bijnamen of afkortingen voor de naam Ibrahim. Ook in de chatgesprekken wordt ‘richenergy’ met regelmaat aangesproken als ‘Ib’, ‘Ibski’, ‘Ibba’ en ‘Ibsko’, waaruit eveneens kan worden afgeleid dat de gebruiker van het account ‘richenergy’ de voornaam Ibrahim heeft. Daarnaast is aan het account ‘richenergy’ de naam ‘supragga’ gegeven wat kan slaan op ‘agga’, zoals Den Haag in straattaal wordt genoemd.
Uit een gesprek tussen ‘richenergy’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) op 12 juni 2020 blijkt dat de zoon van ‘richenergy’ een geldbedrag van € 2.000,- heeft gebracht bij ‘don-pedro’. De zoon van ‘richenergy’ maakte gebruik van het Encrochat-account ‘wiseballoon’. ‘Wiseballoon’ stuurde op 9 juni 2020 om 19.33 uur een bericht naar ‘richenergy’ ‘Gelukt ben thuis’ . ‘Wiseballoon’ maakte gebruik van het [nummer 17] . Dit IMEI-nummer straalde op 9 juni 2020 om 20.09 uur het basisstation aan [locatie 27] in Den Haag aan. Onder dit basisstation valt het adres van de gezinsleden van [verdachte 11] en zijn zoon [betrokkene 15] aan de [locatie 28] in Den Haag. Het adres waar [betrokkene 15] stond ingeschreven, [locatie 29] in Den Haag, valt weliswaar niet onder het basisstation aan [locatie 27] , maar de eigenaar van die woning heeft verklaard dat [betrokkene 15] hier niet woont.
Uit overige gesprekken tussen ‘wiseballoon’ en ‘richenergy’ volgt dat ‘wiseballoon’ onder behandeling is bij een kliniek voor ‘multi vitamine’. Uit de politiesystemen volgt dat [betrokkene 15] op 27 februari 2020 heeft verklaard dat hij iedere week een B12 injectie krijgt omdat hij in het verleden te veel lachgas heeft gebruikt.
Het account ‘richenergy’ heeft contacten met [verdachte 6] . Uit het onderzoek Chapada volgt dat [verdachte 11] [verdachte 6] kent en tevens [verdachte 19] die ook in het onderzoek Taxus voorkomt. Ook heeft ‘richenergy’ contact met [verdachte 6] over diens zus. [betrokkene 16] heeft verklaard [verdachte 11] te kennen en dat hij wel eens kwam eten bij [verdachte 6] thuis.
Dit alles bij elkaar leidt de rechtbank tot het oordeel dat de gebruiker van de Encrochat-accounts ‘richenergy’ en ‘alecub’ [verdachte 11] was. Zoals opgemerkt is met name de informatie over de zaak Grant een sterke aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van deze accounts. In het vonnis (ECLI:NL:RBGEL:2020:6215) in die zaak is te lezen dat gesprekken zijn afgeluisterd in auto’s. Deze informatie stond niet in de artikelen op ‘crimesite’, maar daar wist de gebruiker van ‘richenergy’ wel van. Dat het om iemand anders zou gaan, zoals door de verdediging is aangevoerd, blijkt verder nergens uit. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 11] geen toevallige voorbijganger is, maar dat hij een bekende is van [verdachte 6] , [verdachte 19] en [betrokkene 16] die allemaal voorkomen in het dossier Taxus. Dit tezamen met de overige genoemde feiten en omstandigheden maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft over de identiteit van de gebruiker van deze accounts, te weten [verdachte 11] . De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 11] afkomstig waren of voor hem bestemd. 5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17]
Encrochat
Aan [verdachte 17] worden de Encrochat-accounts ‘superturbolegend’ en ‘turbofullpower’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd.
Het Encrochat-account ‘superturbolegend’ verstuurde diverse foto’s van zichzelf. Op deze foto’s is [verdachte 17] te zien.
Op 29 april 2020 stuurde ‘superturbolegend’ voorts naar ‘outdoorfeline‘ de vraag “kan je contract maken voor leas 540 i op naam van mijn zwager’’. Vervolgens stuurde ‘outdoorfeline’ de user-ID ‘stylishgin’ door naar ‘superturbolegend’ en ontstond er contact tussen hen. Uit het gesprek tussen ‘stylishgin’ en superturbolegend’ bleek dat het contract gescand en via de mail verstuurd diende te worden. Door ‘superturbolegend’ werd vervolgens het e-mailadres [e-mailadres] naar ‘stylyshgin‘ verstuurd. Dit e-mailadres is in gebruik te zijn bij [betrokkene 17] . Hij was getrouwd met [betrokkene 18] , zijnde de zus van [verdachte 17] . [betrokkene 17] is dus de zwager van [verdachte 17] .
Door verschillende Encrochat-gebruikers is ‘superturbolegend’ bovendien opgeslagen als ‘Belg’, ‘belg 2020’ of ‘belg sp’. [verdachte 17] bezit de Belgische nationaliteit. De bijnaam ‘belg’ past bij de identiteit van [verdachte 17] .
Uit berichten van ‘superturbolegend’ van 30 april 2020 tussen ‘hierzijnweweerzus’ en ‘superturbolegend’ bleek dat de moeder van ‘superturbolegend’ op 30 april 2020 jarig was. De moeder van [verdachte 17] is op 30 april jarig is. Verder bleek uit berichten van ‘hierzijnweweerzus’ en ‘largecardinal’ dat zij de gebruiker van ‘superturbolegend’ aanspraken als ‘ [verdachte 17] .’
Op 24 mei 2020 stuurde de gebruiker van ‘superturbolegend’ voorts naar 17 contactpersonen het bericht dat ‘turbofullpower’ het opvolgende account was van ‘superturbolegend’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 17] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘superturbolegend’ en opvolgend van het Encrochat-account ‘turbofullpower’. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 17] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13]
Encrochat
Aan [verdachte 13] worden de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ toegeschreven. [verdachte 13] heeft hierover geen verklaring willen afleggen.
Het account ‘sportsvr’ maakte gebruik van het [nummer 18] . Dit nummer was actief in de periode van 8 januari 2020 tot en met 22 april 2020. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon met dit IMEI-nummer zich op een aantal momenten naar het buitenland verplaatste. Zo maakte de telefoon op verschillende momenten verbinding in Nederland en Spanje. De momenten waarop dit gebeurde kwamen overeen met de vluchtgegevens van [verdachte 13] van en naar Spanje. Ook maakte de telefoon op enig moment verbinding met een basisstation op Curaçao, op het moment dat [verdachte 13] volgens de vluchtgegevens op Curaçao was aangekomen.
Vanaf 8 mei 2020 stuurde ‘sportsvr’ naar verschillende accounts dat hij een nieuw Encrochat-account had, namelijk ‘audirszes’. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ door dezelfde persoon werden gebruikt.
De accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ staan voorts bij andere accounts onder andere opgeslagen als ‘ [verdachte 25] ’, ‘den bosch 1’, ‘rolex’, ‘oog’, ‘Popeye’, ‘1 oog’, ‘schele’, ‘satu’, ‘boxer’, ‘capellania2020’ en ‘rs6’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 13] . Zo verwijst [verdachte 25] naar de voornaam van [verdachte 13] en was hij woonachtig in Den Bosch. Op een politiefoto uit 2018 is bovendien een afwijking te zien aan een oog van [verdachte 13] . ‘Satu’ kan voorts verwijzen naar [motorclub] . Uit het bedrijfsprocessysteem van de politie volgt dat [verdachte 13] lid was van [motorclub] .
Boxer kan verwijzen naar het feit dat [verdachte 13] boksles geeft en uit de gesprekken die ‘sportsvr’ voert volgt ook dat hij bokst. Capellania is een wijk in de gemeente Benalmádena in Spanje waar [verdachte 13] woonachtig was. Verder volgt uit gesprekken van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 dat [verdachte 1] en [verdachte 10] het over ‘Rolex’ hebben als zij het hebben over [verdachte 13] . Op de telefoon van [verdachte 13] zijn ook diverse afbeeldingen van horloges van het merk Rolex aangetroffen, waaruit kan volgen dat hij een voorliefde heeft voor horloges van dit merk. Tot slot wordt in meerdere bijnamen van de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ verwezen naar een Audi of specifiek een Audi RS6. [verdachte 13] heeft in de periode van 6 mei 2020 tot en met 15 september 2020 een Audi SQ7 op naam gehad. Een Spaans observatieteam heeft op 3 januari 2019 gezien dat [verdachte 13] en [verdachte 1] in Spanje gebruik maakten van een Audi RS6.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar. Tenzij de gebruiker aangaf “Ik ben Tyson” blijkt verder niet dat anderen van deze accounts gebruik maakten. Daarmee oordeelt de rechtbank dat de berichten waarin niet werd gezegd dat Tyson op dat moment de gebruiker was, van [verdachte 13] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan [verdachte 13] worden de SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ toegeschreven. Ook hierover heeft hij geen verklaring willen afleggen.
Uit een gesprek dat [verdachte 13] met het Encrochat-account ‘sportsvr’ op 18 april 2020 voerde met ‘palacepizza’ volgt dat hij vanaf dat moment in het bezit was van een Sky-telefoon. Op 22 april 2020 voerde [verdachte 13] een gesprek met ‘malletshore’ en zegt hij dat ‘CF8AFP’ zijn SkyECC-account is. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker was van het SkyECC account ‘ CF8AFP’. Dit account werd tot en met 6 juli 2020 vrijwel dagelijks gebruikt. Daarna alleen nog op 15, 16 en 17 juli 2020.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 13] op 16 september 2020 is een IPhone 7 aangetroffen met het [nummer 19] . Deze telefoon werd gebruikt door het SkyECC-account ‘4GCKSH’. De telefoon straalde vanaf 24 juni 2020 de basisstations in de omgeving van de woning van [verdachte 13] aan [locatie 6] in Den Bosch het meest aan. De SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ hadden 24 overeenkomstige contacten. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] ook de gebruiker was van het SkyECC-account ‘4GCKSH’.
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18]
Aan [verdachte 18] wordt het Encrochat-account ‘borneos’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Encrochat
Het Encrochat-account ‘borneos’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het [nummer 20] . Dit IMEI-nummer straalde over de periode 1 januari 2020 tot en met 13 juni 2020 de KPN basisstations gelegen aan de [locatie 30] te Amsterdam en aan de [locatie 31] te Amsterdam, het vaakst aan. Het verblijfadres van [verdachte 18] , [locatie 32] te Amsterdam, valt binnen de theoretische zendrichting en bereik van deze basisstations.
Andere Encrochat-gebruikers hadden het Encrochat-account ‘borneos’ opgeslagen als ‘Tolk’. [verdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 maart 2023 verklaard dat hij contact had met [verdachte 18] die voor hem als tolk optrad in de berichtgeving tussen een persoon genaamd [betrokkene 38] en hem. [verdachte 1] heeft daarbij verklaard dat het contact tussen hem en [betrokkene 38] bijna altijd via [verdachte 18] ) liep. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat het steeds ‘borneos’ was die contact had met enerzijds [verdachte 1] en anderzijds ‘ [betrokkene 38] ’ (het Encrochat-account Rubbercake).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘borneos’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 18] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 18] wordt het SkyECC-account ‘Q6E549’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichten van het Encrochat-account ‘borneos’ van [verdachte 18] blijkt dat hij ook de beschikking heeft over het SkyECC-account ‘Q6E549’. Uit een aantal berichten blijkt voorts dat de gebruiker van het SkyECC-account ‘Q6E549’ ‘chili’ of ‘tolk’ wordt genoemd. Verder blijkt uit de berichten zoals gevoerd door het SkyECC-account ‘Q6E549’ dat de gebruiker optreedt als tolk en berichten uitwisselt met [betrokkene 38] en dat de informatie moet worden doorgegeven aan ‘ouwe’.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] ook de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘Q6E549’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 18] afkomstig waren.
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4]
Encrochat
Aan [verdachte 4] wordt het Encrochat-account ‘stylishgin’ toegeschreven.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 4] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘stylishgin’.
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat ook andere personen van de PGP-telefoon van [verdachte 4] gebruik hebben kunnen maken overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte 4] heeft niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 4] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 4] of met iemand anders te maken hebben. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 4] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12]
Encrochat
Aan [verdachte 12] wordt het Encrochat-account ‘hetty’ toegeschreven. [verdachte 12] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘hetty’ is gebruikt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 in een telefoon met [nummer 21] . Op 27 april 2020 stuurde ‘hetty’ een bericht waarin hij twee telefoonnummers noemde, waarbij hij het nummer [telefoonnummer 3] als privénummer opgaf. In de politiesystemen werd dit nummer teruggevonden als het telefoonnummer waarvan [betrokkene 19] heeft verklaard dat dit het telefoonnummer was van haar vriend, [verdachte 12] , en dat hij zou werken in Cuijk. [betrokkene 19] en [verdachte 12] hebben samen een dochter.
Voornoemd telefoonnummer, [telefoonnummer 3] , was in de periode van 15 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 actief in een telefoon met [nummer 22] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 12] in Spanje op 16 september 2020 is een mobiele telefoon aangetroffen met een duo-sim en was voorzien van de [nummer 23] en voormeld IMEI-nummer.
In chats tussen de gebruikers ‘hetty’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) komen berichten voor over het [bedrijf 4] te Cuijk. Het account van ‘hetty’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘ Rene bv Spanje’, ‘Renee’ en ‘autobv’.
Deze namen kunnen slaan op de voornaam van [verdachte 12] . [verdachte 12] is voorts sinds 4 januari 2017 woonachtig in Spanje. Daarbij was [betrokkene 19] in de periode van 4 oktober 2018 tot en met 1 april 2020 enig aandeelhouder van [bedrijf 4] In een ander politieonderzoek werd op 19 oktober 2019 de beheerder van autohandel [bedrijf 4] gehoord als getuige en dit betrof [verdachte 12] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het Encrochat-account ‘hetty’ toebehoort aan [verdachte 12] . De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 12] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25]
Encrochat
Aan [verdachte 25] worden de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’ toegeschreven. [verdachte 25] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichtenverkeer tussen de Encrochat-accounts ‘pgpmaster’ en ‘zippylord’ van 3 april 2020 blijkt dat zij een afspraak maken om elkaar te zien. ‘Zippylord’ stuurt dat hij thuis in Rijswijk is en geeft het adres [locatie 33] in Rijswijk door. [verdachte 25] staat ingeschreven op dit adres. Bij andere Encrochat-gebruikers is het Encrochat-account ‘zippylord’ bovendien opgeslagen als ‘kale agga’, ‘kale m’ en ‘kale’. Deze bijnamen passen bij (het uiterlijk van) [verdachte 25] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘zippylord’.
Op 10 mei 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘masrur’ naar ‘horridhedge’ het bericht: “hoe gaat het vriend met zippylord, dit is nieuw’. De rechtbank leidt hieruit af dat ‘masrur’ het opvolgende Encrochat-account is van ‘zippylord’ en aldus ook in gebruik is geweest bij [verdachte 25] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van Marco Werhmann afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19]
Encrochat
Aan [verdachte 19] worden de Encrochat-accounts ‘falconetti’ en ‘pietpiraat’ toegeschreven. [verdachte 19] heeft zich ter zitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘falconetti’ is bij andere Encrochat-gebruikers opgeslagen als ‘tedteretedketed’, ‘teddie’ en ‘Ted Bolle’. Deze namen kunnen wijzen op (verbasteringen van) de naam [verdachte 19] .
Vanaf 9 april 2020 is er contact tussen de accounts ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) en ‘blondesmurf’ (o.a. [betrokkene 16] ). ‘Don-pedro’ stuurde naar ‘blondesmurf’: “Ted appt je komt eraan”, waarop ‘blondesmurf’ reageerde met: “Ja heb hem”. ‘Blondesmurf’ had op dat moment al contact met ‘falconetti’, die dit account had opgeslagen als ‘teddie’.
Op 16 april 2020 vroeg ‘xxxmariokartxxx’ ( [verdachte 9] ) voorts aan ‘falconetti’ een adres voor het laden van dozen. Hierbij gaf ‘falconetti’ het volgende adres: [adres 3] te Den Hoorn. Dit adres is het BRP-adres van [verdachte 19] .
Op 22 april 2020 stuurde ‘falconetti’ verder aan het Encrochat-account ‘kale-boer’ dat “deze er zo uit gaat, van de week komen de nieuwe telfs uit, daar wacht ik op, je kan mij altijd via bolle bereiken”. Op 16 mei 2020 om 10:05 uur stuurde ‘pietpiraat’ het volgende bericht naar ‘don-pedro’: "Annetje ook mij toevoegen". Diezelfde dag stuurde het Encrochat-account ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] , bijnaam Bolle) naar ‘blondesmurf’: “dit is ted, pietpiraat”.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank is van oordeel dat [verdachte 19] de gebruiker is geweest van de Encrochat-account ‘falconetti’.
Nu ‘falconetti’ aangaf dat dit account eruit ging, dat hij wachtte op een nieuwe telefoon en via ‘bolle’ te bereiken was, rechtvaardigt dat de conclusie dat het account ‘falconetti’ ophield en dat [verdachte 19] te bereiken was via [verdachte 6] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat ‘pietpiraat’ een paar weken later aan diezelfde [verdachte 6] vroeg om ‘Annetje’ ook hem toe te laten voegen en [verdachte 6] vervolgens dit account met de naam ‘Ted’ aan zijn zus, [betrokkene 16] , doorstuurt, voldoende bewijs oplevert dat dit het nieuwe account van [verdachte 19] was. In het dossier is immers geen enkele aanwijzing te vinden dat sprake is van nog een andere ‘ [verdachte 19] ’ met een PGP-telefoon die een connectie is van [verdachte 6] én ‘blondesmurf’. Het was ook juist [verdachte 19] wiens PGP-account ophield te bestaan waarna hij via [verdachte 6] te bereiken was.
De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 19] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.3B.1 Verdovende middelen (feiten 1, 2 en 3)
5.5.3.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen
De volgende begrippen komen hierna in dit vonnis veelvuldig voor. Daarom zet de rechtbank reeds hier de juridische kaders daarvan uiteen.
Voorbereidingshandelingen
Er is sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet indien de verdachte opzettelijk (1) een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daar daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid middelen of lichtingen te verschaffen (2), zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, en/of (3) voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstig moet vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Er moet worden beoordeeld of deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met deze handelingen voor ogen had. Een voornemen en/of vraag uitzetten kan al een dergelijke strafbare handeling opleveren indien deze handeling concreet op het doel is gericht.
Medeplegen
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) bij het plegen van een strafbaar feit en moet de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan het feit hebben geleverd. De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar ook voor of na het plegen van het strafbare feit. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen is niet vereist dat de verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij het plegen van het feit. Ook hoeft niet elke medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s). De vraag of er sprake is van medeplegen ziet op de mate waarin door de verdachten is samengewerkt en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking komt waarde toe aan de volgende factoren: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in de voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling van het delict en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en de aanwezigheid op de beslissende momenten.
5.5.3.2 Duiding van chatberichten
Door de verdediging is betoogd dat op basis van het procesdossier geen eenduidige betekenis kan worden gegeven aan veelvoorkomende termen, afkortingen en benamingen uit de chatgesprekken. De inhoud van de chatgesprekken is daarmee te onduidelijk om de conclusie te dragen dat de gesprekken gingen over (het voorbereiden van) de handel in en/of productie van verdovende middelen.
De rechtbank stelt vast dat in de chatgesprekken regelmatig afkortingen of versluierd taalgebruik worden gebruikt. Het betreffen afkortingen die kunnen duiden op verdovende middelen, kwaliteitsaanduidingen voor verdovende middelen, de productie van synthetische verdovende middelen, maar ook termen die personen aanduiden.
De politie heeft op basis van openbaar toegankelijke bronnen, feiten van algemene bekendheid en onderzoek naar prijzen van verdovende middelen en (pre)precursoren duiding gegeven aan verschillende termen en begrippen die in de chatgesprekken zijn gebruikt. De rechtbank verenigt zich met die uitleg van de politie. Zo is deze duiding in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is geworden uit andere Opiumwetzaken. Daarbij komt dat deze duiding doorgaans past bij de context van de gevoerde gesprekken en de samenhang tussen chatberichten en afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn verstuurd. [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben ter terechtzitting een deel van deze duiding ook bevestigd, te weten dat ‘tp’ staat voor transport, ‘pap’ voor geld, ‘bruin’ voor heroïne en ‘m’ voor MDMA. [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat met “streep” een douaneambtenaar of havenmedewerker wordt bedoeld. Uit de context van sommige chatgesprekken kan voorts worden afgeleid dat met “strepen” ook - zoals de politie ook concludeert - de kwaliteit van de verdovende middelen wordt aangeduid.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken werd gesproken dan de handel in of het bereiden van (synthetische/hard) drugs ontbreken vrijwel volledig in het dossier. Bovendien hebben de verschillende verdachten zich over de inhoud van de chatberichten veelal beroepen op hun zwijgrecht, hetgeen voor de rechtbank geen aanleiding geeft om een andere betekenis toe te kennen aan die inhoud dan de meest voor hand liggende. Dat neemt niet weg dat de rechtbank per hierna te bespreken zaaksdossier steeds zal beoordelen of die meest voor de hand liggende betekenis op basis van de (context van de) chatberichten ook echt kan worden aangenomen.
5.5.3.3.1 B1 4.7.4.2.3 Uitvoer Engeland
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen cocaïne, heroïne, MDMA, amfetamine en/of methamfetamine heeft uitgevoerd naar Engeland dan wel heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of aanwezig heeft gehad (feit 2) en dat hij hiervoor samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen (feit 3).
Chatberichten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
In de periode van 26 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 had [verdachte 5] onder meer contact met de gebruikers van de Encrochat-accounts hellacash, reputablejade en bvust. In deze gesprekken werd gesproken over het vervoeren van “vieze”, “dure”, “tops”, “M”, “blokken” en “bottems” naar Engeland. Uit de chatgesprekken volgt dat vijf zendingen naar Engeland zijn verstuurd.
Zending 31 maart 2020
De eerste zending is op 31 maart 2020 naar Engeland verstuurd. Dit volgt onder andere uit de berichten van zondag 29 maart 2020 tussen hellacash en [verdachte 5] waarin werd besproken dat de spullen “morgen gedropt” moeten worden voor dinsdag. [verdachte 5] zei dat hij dinsdag naar Londen ging met 5 ‘bottems’. Op een vraag van bvust wat [verdachte 5] met snicker wilde doen, reageerde hij “5 bot en 3 fops”. Bvust vroeg vervolgens of [verdachte 5] wilde doorgeven aan zijn jongen dat hij er nog “3 tops” bij deed.
Op 31 maart 2020 stuurde bvust een foto van gesealde dozen op een pallet en zei dat de spullen waren afgegeven. Op 1 april 2020 vroeg ‘slybird’ aan [verdachte 5] of zijn “tp” nog werkte. [verdachte 5] stuurde als reactie de foto die bvust de dag ervoor stuurde door en zei daarbij “gisteren nog gegaan”. Op donderdag 2 april 2020 stuurde bvust naar [verdachte 5] dat de spullen waren afgegeven bij snicker. [verdachte 5] stuurde op 2 april 2020 de foto van de pallets naar mister.vegetto en zei daarbij: “net aangepakt in Londen, dinsdag weggestuurd”. Op de vraag van mister.vegetto wat Jan had gestuurd zei hij “vieze en dure ja. 5 br en 3 w”.
Zending 6 april 2020
Ook op 6 april 2020 zijn spullen naar Engeland verstuurd. [verdachte 5] vroeg op zaterdag 4 april 2020 aan bvust of hij die maandag een of twee naar Liverpool wilde sturen. Op een vraag van bvust hoeveel er totaal gingen, reageerde [verdachte 5] “hun 11 en wij 2 per man, dus 4. In totaal 15 dan”. Bvust reageerde met “top, dan doen we 2 de man”. [verdachte 5] vroeg vervolgens aan reputablejade of “er genoeg inpak is voor 15. Blokken”. Reputablejade stuurde later naar [verdachte 5] dat hij die 15 alvast gaat inpakken en stuurde op verzoek van [verdachte 5] een foto. Op die foto is een blok te zien met de tekst “Givenchy” erop. Bvust vroeg aan [verdachte 5] of ze er wat bij konden doen, “dan kunnen hun in UK afgeven aan hun mensen en het scheelt hun werk”. Hieruit volgt dat ook deze zending naar Engeland is gegaan. Op 9 april 2020 zei [verdachte 5] tegen reputablejade “die 15. Zijn er. Vandaag die andere.”. Hieruit volgt dat de zending is aangekomen in Engeland.
Zending 7 april 2020
Op 7 april 2020 is nogmaals een zending naar Engeland verstuurd. Op 4 april 2020 stuurde [verdachte 5] naar reputablejade dat de “M en 10 vieze dinsdag gaan”. Naar bvust stuurde hij “50 m 10 bot”. Ook op 6 april 2020 zei hellacash tegen [verdachte 5] : “dus morgen gaan M en bottem” waarop [verdachte 5] reageerde met “yes”. Op 8 april 2020 vroeg bvust aan [verdachte 5] of hij een seintje wil geven als Liverpool zijn spullen heeft. [verdachte 5] stuurde dit bericht vervolgens aan hellacash die daar op reageerde dat hij het gelijk zou horen als ze het hadden aangepakt. Even later stuurde hellacash aan [verdachte 5] “hij heb hem broerr”. Op 10 april 2020 had [verdachte 5] contact met hellacash over de betaling. [verdachte 5] zei dat hij had gezegd dat het 50 M was, maar ‘sleutel’ had 15 zakken van 3 kilogram verstuurd, dus 45 M.
Zending 14 april 2020
Uit de chatgesprekken van 7 april 2020 tussen bvust en [verdachte 5] volgt dat de volgende zending stond gepland voor dinsdag 14 april 2020. Op 9 april 2020 hadden [verdachte 5] en hellacash contact over het adres voor dinsdag. Hellacash zei “Jaa dinsdag adres van die m ja. Daar gaan nu tops heen”. Op 13 april 2020 zei [verdachte 5] tegen ‘slybird’ “ik ga morgen met 22 stuks. Zitten er 4 voor mij en me maatje op. Dus. Dan weet jij wel hoe weinig er te verdelen is”. Op 14 april 2020 vroeg [verdachte 5] aan reputablejade of het goed was gegaan met die 4 in een doos doen. bvust zei vervolgens “pallet is opgehaald maat” en later “Pallet is aan de overkant”.
Zending 20 april 2020
Op 18 april 2020 vroeg [verdachte 5] aan reputablejade of hij genoeg inpak had, want “gaan morgen 26”. Op 19 april 2020 stuurde reputablejade een foto naar [verdachte 5] en zei dat ze klaar zijn. Op 20 april 2020 stuurde reputablejade aan [verdachte 5] “hij heeft opgehaalt”. [verdachte 5] vroeg vervolgens hoeveel het er precies waren, waarop reputablejade antwoordde: “25 dure en 1 vieze”. Op 22 april 2020 stuurde hellacash aan [verdachte 5] “ze hebben hem”.
Op 22 april 2020 hadden [verdachte 5] en hellacash contact over wat er in totaal was verstuurd. Uit deze chatberichten volgt dat er eerst 15 “dure” is verstuurd, waarvan 11 van de klant en 4 van [verdachte 5] . Daarna is er 45 “M” en 10 “vieze” verstuurd. Daarna waren er 22 “dure” verstuurd, waarvan 18 voor de klant en 4 van [verdachte 5] . Tot slot waren er 25 “dure” verstuurd, waarvan 21 voor de klant en 4 van [verdachte 5] .
Uit de chatgesprekken volgt verder dat [verdachte 5] £ 173.000,- had die gewisseld moesten worden. In eerste instantie kon er maar £ 150.000,- gewisseld worden en de overige £ 23.000,- moesten later nog gewisseld worden. Op 23 april 2020 stuurde [verdachte 5] aan ‘nachtmerrie’ “waar ik mee stuur had 23 d bij hem bij de pomp osdorp. Controle”. Op 23 april 2020 zijn [betrokkene 34] en [betrokkene 25] gecontroleerd bij de Shell in Amsterdam en werd bij hen een geldbedrag van € 26.190,- aangetroffen.
Verdovende middelen van lijst I?
De rechtbank kan deze berichten niet anders interpreteren dan dat [verdachte 5] zich samen met bvust, hellacash en reputablejade heeft bezig gehouden met de verkoop en uitvoer van verdovende middelen.
In de chatberichten werd gesproken over “vieze”, “dure”, “tops”, “M”, “blokken” en “bottems”. Zoals eerder overwogen worden hiermee verdovende middelen worden bedoeld. Met ‘vieze’, ‘bruin’ en ‘bottems’ wordt heroïne bedoeld. Immers, met bruin wordt doorgaans heroïne bedoeld, behoudens contra-indicaties, en deze term wordt afwisselend gebruikt met “vieze” en “bottems”. Met ‘tops’, ‘wit’, ‘blokken’ en ‘dure’ wordt cocaïne bedoeld. ‘Wit’ is een gebruikelijke term voor cocaïne, behoudens contra-indicaties, en deze term wordt afwisselend gebruikt met de andere termen. Ook komt dit overeen met de prijs van € 27.500,- per kilo die in de gesprekken wordt genoemd. Zoals eerder overwogen wordt met ‘M’ doorgaans MDMA bedoeld. [verdachte 5] heeft geen verklaring afgelegd wat hij naar Engeland heeft verstuurd en welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis - kan worden gegeven. De rechtbank stelt derhalve vast dat [verdachte 5] samen met anderen cocaïne, heroïne en MDMA verstuurd heeft naar Engeland.
Rol [verdachte 5]
onderhield nauw contact met hellacash over wat er naar Engeland moest worden verstuurd. Hij nam vervolgens contact op met reputablejade die de zendingen inpakte. Hij werd op de hoogte gehouden van de status van de zendingen en kreeg een bevestiging als de een zending aangekomen in Engeland. Deze updates stuurde hij vervolgens ook weer door naar anderen.
[verdachte 5] was ook eigenaar van een deel van de zendingen. Dat hij slechts van een gedeelte eigenaar was doet niet af aan het feit dat hij het transport voor
de gehelezending organiseerde. [verdachte 5] kan dan ook als medepleger van de uitvoer van verdovende middelen naar Engeland worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat [verdachte 5] samen met anderen 15 kilogram heroïne, 65 kilogram cocaïne en 45 kilogram MDMA naar Engeland heeft uitgevoerd.
5.5.3.3.2 B1 4.7.4.2.4 Uitvoer Ierland
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen een hoeveelheid hennep naar Ierland heeft uitgevoerd (feit 1), dat hij samen met anderen MDMA heeft uitgevoerd naar Ierland (feit 2) en dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van cocaïne en MDMA naar Ierland (feit 3).
Aan [verdachte 1] (feit 3), [verdachte 3] (feit 3), [verdachte 6] (feit 2) en [verdachte 12] (feit 1) is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet naar Ierland.
Inleiding
[verdachte 5] , ‘nachtmerrie’ en ‘swordhand’ hadden contact met elkaar. ‘Nachtmerrie’ had een klant in Ierland, te weten ‘swordhand’, voor onder andere “keta” en “MDMA”. [verdachte 5] zei tegen ‘swordhand’ dat hij alles kon versturen naar Ierland, “tops bottems ket”, alles kon. Er werden vervolgens veel chatgesprekken gevoerd over verschillende soorten drugs.
Voorbereidingshandelingen transport Ierland
Op een vraag van ‘swordhand’ hoelang het transport naar Ierland zou duren zei [verdachte 5] dat zij het van maandag tot woensdag verzonden en het er dan voor het weekend was. Ze verzonden de dozen op pallets. ‘Swordhand’ wilde klein beginnen en afgesproken werd om eerst een dummy te versturen. [verdachte 5] had hierover verder ook contact gehad met ‘bvust’ en er werd besproken om wiet te versturen.
Op 29 maart 2020 vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] of hij transport naar Ierland had voor wiet. [verdachte 1] reageerde daarop dat hij transport had, maar dat hij niet wist of er wiet in ging en hij zei dat hij dit zou navragen. [verdachte 1] vroeg vervolgens aan [verdachte 3] of in het transport naar Ierland alles kon of alleen blokken. [verdachte 3] reageerde daarop dat alles mee kon en dat hij nog ging navragen hoe het precies ging.
De rechtbank overweegt dat [verdachte 5] en [verdachte 1] actief informatie inwonnen over de mogelijkheid van het transporteren van wiet naar Ierland. Wiet is evenwel een middel genoemd op lijst II van de Opiumwet en aldus kan niet bewezen worden dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van verdovende middelen op lijst I van de Opiumwet.
Aan [verdachte 3] vroeg [verdachte 1] alleen of alles mee kon of alleen blokken. Aan hem werd niet gezegd dat het ging om wiet. Gelet op de referentie naar alles of alleen blokken is het opzet van [verdachte 3] gericht geweest op het inwinnen van informatie voor de mogelijkheid van uitvoer naar Ierland alle soorten verdovende middelen, niet specifiek wiet, zodat [verdachte 3] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor uitvoer naar Ierland van middelen ook zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Uitvoer hennep
Op 26 maart 2020 stuurde [verdachte 5] aan ‘swordhand’ dat hij 30 kilogram “gras” had en even later dat er nog 18 over waren. Op 20 april 2020 stuurde [verdachte 5] naar ‘bvust’ dat hij woensdag wiet ging sturen naar de Ier (‘swordhand’) en dat als het goed ging, de Ier geld terug zou sturen plus geld van hem om te gaan beginnen. Op 30 mei 2020 stuurde [verdachte 5] aan [verdachte 1] dat “groen alleen maar drama is” en dat hij nu 18 stuks in Ierland had, maar dat dit een geluk was. Op 4 juni 2020 stuurde ‘badbutter’ (dezelfde persoon als ‘swordhand’) een bericht waaruit volgde dat hij € 150.000,- ging opsturen, waarvan € 5.000,- per stuk voor [verdachte 5] . Het ging om 18 stuks dus stuurde hij € 90.000,- voor [verdachte 5] . Hij stuurde, zoals eerder gezegd, ook € 60.000,- mee om te beginnen.
Het is de rechtbank bekend dat hennep ook wordt aangeduid als “gras” of “groen”. Mede gelet ook op de prijzen die worden genoemd acht de rechtbank aannemelijk dat over hennep werd gesproken. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen (18 kilogram) hennep heeft uitgevoerd naar Ierland.
Uitvoer MDMA
Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar ‘swordhand’ waarbij hij zei dat het MDMA was en dat ze 30 kilogram hadden. Er werd verder gesproken over de hoeveelheid en de kwaliteit. Swordhand vroeg daarop of [verdachte 5] Extacy-pillen klaar had en [verdachte 5] antwoordde bevestigend. [verdachte 5] zei dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had gemaakt en dat hij nog 100.000 over had. [verdachte 5] stuurde een foto van twee pillen en zei daarbij dat het om ‘philip plein’ pillen ging, waar aan de ene kant van de pil ‘PP’ stond en aan de andere kant van de pil een doodshoofd.
Op 4 juni 2020 stuurde ‘badbutter’ een rekeningoverzicht naar [verdachte 5] dat zag op de verstuurde hennep. Dit overzicht stuurde [verdachte 5] door aan ‘nachtmerrie’ en hij zei daarbij dat het een beetje jammer was dat de pillen hier nog niet in waren meegenomen. [verdachte 5] zei tegen ‘nachtmerrie’ dat hij een ‘encro’ had gestuurd en 10.000 pillen.
Op 11 juni 2020 vroeg ‘reputablejade’ aan [verdachte 5] of de Ier de “PP” al had betaald, waarop [verdachte 5] ontkennend antwoordde.
Uit het vorenstaande volgt dat [verdachte 5] samen met anderen 10.000 MDMA pillen heeft uitgevoerd naar Ierland. Uit de context van het gesprek blijkt evident dat het om MDMA pillen ging en niet om afslankpillen zoals door de verdediging als mogelijkheid naar voren is gebracht.
Voorbereidingshandelingen uitvoer cocaïne naar Ierland
Op 7 april 2020 stuurde [verdachte 5] foto’s naar ‘swordhand’ waarop een blok met de tekst “Givency” te zien was. [verdachte 5] zei daarbij dat het “collo” was. Later vroeg ‘Swordhand’ of het allemaal al weg was, want hij had een groep die 30-50 per keer kocht als de prijs en het product goed waren. [verdachte 5] gaf dit vervolgens door aan ‘hellacash’.
[verdachte 5] zei ook tegen [betrokkene 33] dat hij een klant had voor 30 “collo” en vroeg of hij misschien iets wist. [betrokkene 33] zei dat hij het ging regelen en stuurde een foto mee waarop meerdere blokken te zien waren en dat hij ze kon “pakken” voor
€ 27.750,-. [betrokkene 33] zei dat dit “bolli” en “collo” was. [verdachte 5] stuurde de foto door naar ‘swordhand’ en zei daarbij dat het “bolli” en “collo” was en dat het € 28.500,- kostte.
Zoals eerder overwogen wordt met ‘colo/collo’ cocaïne afkomstig uit Colombia bedoeld en met “boli/bolli” cocaïne afkomstig uit Bolivia. Gelet ook op de gestuurde foto’s van witte blokken en de genoemde prijs staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het gaat om cocaïne.
[verdachte 5] heeft actief gezocht naar klanten in Ierland voor een concrete partij cocaïne, heeft daarbij de prijzen besproken en contact gehad met een potentiële leverancier. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van cocaïne naar Ierland.
Hasj
Op 12 april 2020 sprak [verdachte 5] met ‘swordhand’ over het versturen van hasj naar Ierland en vroeg aan ‘bvust’ een foto van de hasj die hier in Nederland lag.
[verdachte 5] vroeg ook aan [verdachte 1] of er nog iets van hasj was. [verdachte 1] reageerde hierop dat “jager van de camping” 80 kilo wist.
Op 13 april 2020 hadden [verdachte 5] en ‘swordhand’ contact over de locatie waar het naartoe moest worden verzonden. Vervolgens had [verdachte 5] contact met ‘swordhand’, ‘hellacash’ en [verdachte 1] over het versturen van een dummy naar Ierland. Het plan was om eerst een lege dummy te versturen en daarna een zending met wiet. [verdachte 5] stuurde ook een foto van de dummy naar ‘swordhand’.
De rechtbank overweegt dat het versturen van een dummy kan worden gekwalificeerd als voorbereidingshandeling voor de uitvoer van verdovende middelen naar Ierland. Echter gaat het hier om uitvoer van hasj, een middel dat staat genoemd op lijst II van de Opiumwet en niet op lijst I zoals ten laste is gelegd, aldus worden de verdachten van dit onderdeel van het zaaksdossier vrijgesproken.
Ketamine - [verdachte 6] en [verdachte 12]
Op 31 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar [verdachte 6] waarop een gesealde pallet te zien was en vroeg hij aan [verdachte 6] of hij een ontvangstadres had in Ierland. [verdachte 6] zei dat hij het ging vragen en nam vervolgens contact op met [verdachte 12] met de vraag of hij een ontvanger had in Ierland om wekelijks ketamine naartoe te sturen. Ketamine is geen middel dat op lijst I van de Opiumwet staat genoemd, zodat [verdachte 6] en [verdachte 12] worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.3.3 B1 4.7.4.2.5 Uitvoer pillen naar Rusland
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij een grote hoeveelheid MDMA-pillen naar Rusland heeft uitgevoerd en dat hij samen met [verdachte 5] 190.000 MDMA pillen aanwezig heeft gehad (feit 1).
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij een grote hoeveelheid MDMA heeft vervaardigd en aanwezig heeft gehad (feit 2).
Chatberichten
Op 29 maart 2020 vroeg [verdachte 1] aan [verdachte 5] : “hoeveel pillen hebben
wijnog liggen”. [verdachte 5] antwoordde daarop “rond de 100 duizend”. Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar een Encochat-gebruiker swordhand waarbij hij zei dat het MDMA was en dat ze 30 kilogram hadden. Swordhand vroeg daarop of [verdachte 5] Extacy-pillen klaar had en [verdachte 5] antwoordde bevestigend. [verdachte 5] zei dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had gemaakt en dat hij nog 100.000 over had. [verdachte 5] stuurde een foto van twee pillen en zei daarbij dat het om ‘philip plein’ pillen ging, waar aan de ene kant van de pil ‘PP’ stond en aan de andere kant van de pil een doodshoofd. [verdachte 5] vertelde [verdachte 1] ook dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had laten maken.
[verdachte 5] klaagde dat hij het “grafhandel” vond, waarop [verdachte 1] reageerde dat het toch overal werd verkocht en dat hij laatst naar Rusland had gedaan en dat dit goed was gegaan.
Doorzoeking woning [verdachte 1]
In de woning aan de [locatie 36] in Landsmeer, de woning waar [verdachte 1] verbleef als hij in Nederland was, is een pil aangetroffen met aan de ene kant ‘PP’ en aan de andere kant een doodshoofd. Deze pil is nader onderzocht door het NFI en testte positief op MDMA.
Verklaring [verdachte 1]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij pillen had verkocht aan “iemand die ze naar Rusland deed”.
MDMA-pillen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 5] 190.000 pillen voorhanden heeft gehad en heeft vervaardigd en dat [verdachte 1] en [verdachte 5] samen in elk geval 100.000 pillen voorhanden hebben gehad.
[verdachte 1] heeft verklaard dat het geen MDMA-pillen waren maar stackers, afvalpillen. Ook de verdediging van [verdachte 5] heeft die mogelijkheid geopperd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Voor deze verklaring is geen enkel aanknopingspunt te vinden in het dossier. Uit de berichtenwisseling tussen swordhand en [verdachte 5] volgt evident dat het om MDMA-pillen ging. Daarin werd ook beschreven hoe de pil eruit zag, onder meer dat op de ene kant “PP” stond. Precies zo’n zelfde pil is in de woning van [verdachte 1] aangetroffen en dit bleek een MDMA-pil te zijn. De rechtbank stelt dan ook vast dat het MDMA-pillen waren en geen stackers.
Medeplegen uitvoer naar Rusland?
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij de pillen in Nederland aan iemand heeft verkocht die ze naar Rusland “deed”. Dit onderdeel van de verklaring van [verdachte 1] wordt ondersteund door ander bewijs en de rechtbank zal dit onderdeel van zijn verklaring dan ook gebruiken voor het bewijs. Tegen [verdachte 5] zei hij dat “hij naar Rusland had gedaan” en dat dit was goed gegaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte 1] wist dat de pillen naar Rusland zouden worden verstuurd. [verdachte 1] is ook op de hoogte van het feit dat het is gelukt om de pillen in Rusland te krijgen. Op grond van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet moet uitvoer van verdovende middelen extensief worden uitgelegd. [verdachte 1] was op de hoogte van het doel van de persoon die de pillen naar Rusland heeft uitgevoerd, namelijk het uitvoeren naar Rusland en heeft met dat doel de pillen aan hem verkocht. [verdachte 1] kan gelet daarop als medepleger van de uitvoer van de pillen naar Rusland worden aangemerkt.
5.5.3.3.4 B1 4.7.4.2.6 Voorbereiding uitvoer methamfetamine naar Berlijn
Aan [verdachte 5] , [verdachte 1] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om methamfetamine naar Berlijn te versturen (feit 3).
Chatberichten
Uit de Encrochat-berichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 29 maart 2020 spraken [verdachte 1] en [verdachte 3] in het kader van een transport naar Ierland over een vriend van de jongen die “Berlijn heeft gedaan voor ons.” Op 7 april 2020 stuurde [betrokkene 34] foto’s naar [verdachte 5] waarop een kristalachtige substantie te zien was met daarbij de tekst “is de onze”. [verdachte 5] stuurde deze foto’s door aan [verdachte 1] en zei daarbij dat het naar Berlijn moest. [verdachte 1] reageerde daarop dat zijn bloementransport op dat moment niet reed vanwege corona. [verdachte 5] gaf dit door aan [betrokkene 34] .
Rollen verdachten
Zoals elders in dit vonnis onder zaaksdossier B1 4.7.4.3.2 (productie synthetische drugs, locatie onbekend) is beschreven verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen methamfetamine heeft vervaardigd en voorhanden gehad.
Uit de bewijsmiddelen in dit zaaksdossier volgt dat [verdachte 5] hier actief informatie aan het inwinnen was om zijn methamfetamine naar Berlijn te transporteren. Dat zijn concrete handelingen die gericht zijn op de uitvoer van methamfetamine en aldus verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] heeft op een enkel bericht van [verdachte 5] of het transport naar Berlijn reed ontkennend geantwoord. Dit is onvoldoende voor het plegen van voorbereidingshandelingen van methamfetamine naar Berlijn zodat de rechtbank hem vrijspreekt van dit zaaksdossier.
Ten aanzien van [verdachte 3] overweegt de rechtbank dat uit de chatgesprekken volgt dat [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben gesproken over een jongen die eerder voor hen naar Berlijn is gegaan. Daaruit kan niet worden afgeleid dat [verdachte 3] enige betrokkenheid heeft gehad bij de voorbereidingshandelingen van [verdachte 5] ten aanzien van de uitvoer van methamfetamine naar Berlijn. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.3.5 B1 4.7.4.3.2 Productie synthetische drugs, locatie onbekend, B1 4.7.4.3.11 Handel apaan, B1 4.7.4.3.12 Handel apaan
Aan [verdachte 5] en [verdachte 1] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen (meth)amfetamine hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad en dat zij hiertoe voorbereidingshandelingen hebben getroffen.
Aan [verdachte 6] en [verdachte 11] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 27 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 zijn er gesprekken gevoerd tussen onder meer [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [betrokkene 34] en de Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 5] zei op 30 maart 2020 tegen ‘wintertijd’ dat hij een “ijsschuurtje” had.
[verdachte 5] en [betrokkene 34] hadden vervolgens contact over de stand van zaken en ‘alichemicali’ hield [verdachte 5] op de hoogte van de productie. [verdachte 5] zorgde voor de apaan. Uit de berichten volgt verder dat [verdachte 5] 700 kilogram apaan heeft gebruikt “van zijn ouwe en zijn neef uit Den Haag” om methamfetamine van te kunnen maken en dat hij op zoek was naar meer apaan op zout. Hierover had hij onder andere contact met [verdachte 6] op 31 maart 2020. Samen zorgden zij ervoor dat het contact van [verdachte 5] , ‘mister.vegetto’, 225 kilogram apaan kon ophalen bij het contact van [verdachte 6] in Den Haag.
Op 7 april 2020 stuurde [betrokkene 34] foto’s naar [verdachte 5] waarop een kristalachtige substantie te zien is met daarbij de tekst “is de onze”. [verdachte 5] reageerde daarop met “laat die zomer maar komen vriend ik ga alvast groter bootje bestellen denk”.
[verdachte 5] stuurde de foto’s van de reeds geproduceerde methamfetamine door aan [verdachte 6] .
Op 8 april 2020 vroeg [verdachte 5] of [verdachte 6] aan apaan op zout kon komen. [verdachte 6] zei dat hij dat kon bestellen en nam vervolgens contact op met [verdachte 11] . [verdachte 11] zei dat hij alles had verkocht en dat hij nu een wachtlijst had. Dit gaf [verdachte 6] door aan [verdachte 5] .
Vanaf 14 april 2020 ontstonden er problemen bij het laboratorium en wilde [verdachte 5] ermee stoppen omdat de productie tegen zat. [verdachte 5] wilde zijn geld en zijn spullen terug. Op 25 april 2020 begon [verdachte 1] zich met de situatie te bemoeien en zocht contact met Encrochat-gebruiker ‘injuredcheetah’. [verdachte 1] zei dat hij 700 kilogram apaan had geleverd.
Op 8 mei 2020 vertelde [verdachte 1] aan ‘injuredcheetah’ dat hij tegen [verdachte 5] had gezegd dat hij overal mee moest stoppen. ‘Injuredcheetah’ legde vervolgens aan [verdachte 1] uit hoe de samenwerking met [verdachte 5] tot stand was gekomen. ‘Injuredcheetah’ vertelde dat hij zelf met [betrokkene 34] en ‘Ali’ was begonnen met een lab om methamfetamine te maken en dat [betrokkene 34] [verdachte 5] daarbij betrokken had. Toen het niet liep zoals ze gedacht hadden wilde [verdachte 5] zijn inbreng en een deel van de winst terug. Dit heeft hij gekregen. [verdachte 1] reageerde daar nog op dat hij er € 200.000,- aan apaan in had geïnvesteerd.
Wat levert het op?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’ in opdracht van [verdachte 5] en [betrokkene 34] methamfetamine (ICE) produceerde.
Plaats?
Waar de methamfetamine werd geproduceerd volgt niet direct uit het dossier. Wel wordt gesproken over het brengen van methamfetamine van Den Bosch naar Utrecht, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit in ieder geval in Nederland werd geproduceerd. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat dit in het buitenland werd gedaan.
Rollen verdachten
Uit deze chatberichten leidt de rechtbank af dat [verdachte 5] een leidende rol had bij het produceren van methamfetamine. Hij onderhield contact met [betrokkene 34] over de stand van zaken van de productie en hij zorgde voor de apaan als grondstof om de methamfetamine te kunnen maken. [verdachte 5] deelde ook mee in de winst. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet, vervaardigd en voorhanden heeft gehad en dat hij hiervoor voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat hij zelf bericht heeft dat hij apaan had geleverd voor de productie van methamfetamine en dat hij er veel geld aan apaan in had zitten. Daarnaast had [verdachte 1] contact met [verdachte 5] over de stand van zaken. Door apaan te leveren heeft [verdachte 1] samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de productie van methamfetamine. Dat [verdachte 1] een rol heeft gehad bij de daadwerkelijke productie van de methamfetamine blijkt onvoldoende uit het dossier, zodat hij van het vervaardigen van methamfetamine wordt vrijgesproken.
[verdachte 6] had contact met [verdachte 5] over de mogelijkheid om aan apaan op zout te komen voor de productie van methamfetamine. [verdachte 6] vroeg dit vervolgens na bij [verdachte 11] . Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende concrete handelingen die gericht waren op de productie van methamfetamine. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine door navraag te doen voor grondstoffen.
[verdachte 11] zei tegen [verdachte 6] dat hij zijn apaan reeds had verkocht. De rechtbank overweegt dat hij daarmee weliswaar een grondstof voor de productie van methamfetamine heeft verkocht wat als voorbereidingshandeling zou kunnen worden gekwalificeerd, maar dat onvoldoende duidelijk is wanneer hij dit heeft verkocht, aan wie en waar. De enkele vraag van [verdachte 6] aan hem voor apaan voor de productie van methamfetamine waarop hij zei dat alles al verkocht is onvoldoende om te spreken van strafbare voorbereidingshandelingen, zodat [verdachte 11] hiervan wordt vrijgesproken.
5.5.3.3.6 B1 4.7.4.3.13 Levering en handel ‘nepapaan’
Aan [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 9] is voorts ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 28 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 zijn er chatgesprekken gevoerd door onder meer [verdachte 6] , [betrokkene 47] , [betrokkene 36] , [verdachte 9] , [verdachte 3] en Encrochat-gebruikers ‘rudemode’ en ‘peoplesrules’.
Uit die chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 6] en [betrokkene 36] hadden samen het plan bedacht om 1000 kilogram nepapaan te verkopen aan Encrochat-gebruiker ‘rudemode’. Toen ‘rudemode’ aangaf de kwaliteit eerst te willen testen, gaven [verdachte 6] en [betrokkene 36] hem eerst 100 kilogram echte apaan. Een paar dagen later nam ‘rudemode’ ook de nepapaan over. Deze lading werd opgehaald bij [verdachte 9] door [betrokkene 47] en moest richting Arnhem. Om te voorkomen dat ‘rudemode’ er achter zou komen dat het geen echte apaan betrof, werd er een anonieme melding gedaan bij de politie toen de overdracht had plaatsgevonden en werd er een inval gedaan door de politie op het adres in Zwolle waar de nepapaan was afgeleverd. Uit onderzoek naar de nepapaan door het NFI is gebleken dat de lading voornamelijk zetmeel bevatte, maar ook een kleine hoeveelheid apaan.
Uit gesprekken tussen [verdachte 3] en Encrochat-gebruiker ‘peoplesrules’ volgt dat [verdachte 3] op de hoogte was van het feit dat [verdachte 6] anderen aan het oplichten was door nepapaan aan hen te verkopen als echte apaan.
Rollen verdachten
De rechtbank overweegt ten aanzien van [verdachte 6] dat uit de bewijsmiddelen volgt dat hij een actieve rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan. Voorafgaand aan de verkoop van de nepapaan heeft hij 100 kilogram echte apaan verkocht zodat de kwaliteit kon worden getest. [verdachte 6] was op de hoogte dat de apaan werd gebruikt voor de productie van methamfetamine. Zodoende heeft [verdachte 6] apaan geleverd als grondstof voor methamfetamine. Ook de nepapaan bevatte echte apaan. De rechtbank verklaart daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met [betrokkene 36] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 9] overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet volgt dat hij op de hoogte was van het feit dat voorafgaand aan de nepapaan ook 100 kilogram echte apaan is verkocht. Daarnaast volgt niet uit het dossier dat [verdachte 9] wist wat voor lading hij aan [betrokkene 47] overleverde, zodat [verdachte 9] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 3] overweegt de rechtbank dat de enkele wetenschap dat iemand anders nepapaan verkoopt onvoldoende is om van eigen voorbereidings-handelingen te kunnen spreken, zodat [verdachte 3] hiervan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat er aanwijzingen zijn dat de lading nepapaan van [verdachte 1] was, maar dit is onvoldoende vast komen te staan, zodat [verdachte 1] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidings-handelingen.
Ten aanzien van [verdachte 5] overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat hij enige rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan en de 100 kilogram echte apaan, zodat hij wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
5.5.3.3.7 B1 4.7.4.3.8 Handel blokken cocaïne [verdachte 6]
Aan [verdachte 6] , [verdachte 19] , [verdachte 9] en [verdachte 5] zijn voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) ten laste gelegd met betrekking tot de handel in blokken cocaïne. De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten zoals verstuurd in de periode van 21 maart 2020 tot en met 18 april 2020.
Chatberichten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
In de periode van 21 maart 2020 tot 30 maart 2020 vonden Encrochat-gesprekken plaats tussen [verdachte 6] , [verdachte 19] en [verdachte 9] . [verdachte 19] en [verdachte 6] spraken vanaf 21 maart 2020 over de ‘blokken van 9 streep’ die bij ‘de jongen’ in Den Helder lagen. Hierbij stuurde [verdachte 19] een foto van een in plastic verpakt blok met opdruk naar [verdachte 6] . Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 6] naar [verdachte 19] dat ‘Pablo’ hem nodig had om blokken te verkopen en stuurde hierbij de Encrochat-naam ‘xxxmariokartxxx’, het Encrochat-account van [verdachte 9] .
Vanaf 30 maart 2020 overlegden [verdachte 19] , [verdachte 6] en [verdachte 9] uitvoerig over de handel in blokken. [verdachte 9] zou een koper hebben en overlegde met [verdachte 19] over de koopprijs en de hoeveelheid die men wilde afnemen. Er werd gesproken over ‘eerst 50 en in delen vooruit’ en ‘200/300 in de week’. [verdachte 19] stuurde dat zij ‘28.000’ vroegen, terwijl [verdachte 9] ‘26.000’ bood. [verdachte 19] overlegde hierop met [verdachte 6] of de prijs ‘26.000’ niet te laag was. [verdachte 6] bevestigde dit en besprak intussen met andere Encrochat-gebruikers de prijs van blokken. Op 1 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan ‘euro-jackpot’ wat blokken bij hem in de buurt kostten. Deze stuurde een foto van een wit geperst blok en ‘28’. [verdachte 6] vroeg of hij morgen twee blokken op kon halen om te versturen naar de Balkan. ‘Euro-jackpot’ stuurde dat dit wel moest lukken. ‘Fertilebee’ stuurde op 5 april 2020 een foto van een wit geperst blok en vroeg of blokken nu ‘28’ stonden, [verdachte 6] bevestigde dit.
Op 10 april 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘Blondesmurf’ twee foto’s van een wit geperst blok met daarbij ‘27’ en ‘misschien kun je er wat mee’. [verdachte 6] vroeg hoeveel het er waren en van welke kwaliteit dit was. ‘Blondesmurf’ stuurde dat het ‘colo’ was en dat het er 200 waren. Op 18 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 5] wat hij momenteel gaf voor blokken. [verdachte 5] antwoordde ‘27 voor goeie’.
Wat levert het op?
Op grond van voornoemde stelt de rechtbank vast dat tussen [verdachte 9] , [verdachte 19] en [verdachte 6] over en weer werd gesproken over de handel in verdovende middelen. Uit de term ‘blokken’ en de in de berichten genoemde prijzen en verstuurde foto’s leidt de rechtbank af dat het hier ging om blokken cocaïne. Dit was voor alle gespreksdeelnemers evident.
Rollen verdachten
[verdachte 9] maakte concrete afspraken met [verdachte 19] over de frequentie en hoeveelheid van de af te nemen cocaïne. [verdachte 19] en [verdachte 6] overlegden concreet over de prijs en [verdachte 6] informeerde vervolgens naar potentiële kopers. Aldus hebben zij concrete handelingen verricht die gericht waren op de handel in cocaïne en is wettig en overtuigend bewezen dat zij daarmee samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Dat is anders voor [verdachte 5] . Hij zei alleen wat hij zou geven voor blokken. Dat is onvoldoende voor het plegen van voorbereidingshandelingen van verdovende middelen zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet, zodat hij van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken.
5.5.3.3.8 B1 4.7.4.7.3 Stashauto’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en daarbij gebruik te maken van (voertuigen met) stashplekken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In de zaaksdossiers worden deze voorbereidingshandelingen ook aan [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] verweten. Deze zaaksdossiers staan echter niet genoemd op de bijlagen bij de tenlasteleggingen van [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] . Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet stashauto’s worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staan deze zaaksdossiers niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat deze zaaksdossiers niet aan hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van stashplekken.
[verdachte 9]
Op 7 april 2020 had [verdachte 9] contact met ‘ [meneer] ’ over het versturen van ‘vieze’ naar Liverpool in stash. Zij spraken over aantallen en het vervoer via DHL in stash.
Op 13 april 2020 had [verdachte 9] contact met goldspeedy over de kosten van het versturen van onder andere 10 “bruin” naar Engeland via een stash transport.
Zoals eerder overwogen wordt met vieze en bruin doorgaans heroïne bedoeld, behoudens contra-indicaties, en deze termen worden afwisselend gebruikt met “bottems”. [verdachte 9] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 9] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 11]
Op 6 juni 2020 had [verdachte 11] contact met snailsoldier over een transport ‘miauw’ in een stashplek. Zoals eerder overwogen wordt met miauw miauw doorgaans mefedron bedoeld, behoudens contra-indicaties. [verdachte 11] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven.
Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 11] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7]
Uit de chatgesprekken volgt dat deze verdachten gebruik hebben gemaakt van stashplekken en voertuigen met stashplekken. Uit de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers volgt dat [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7] daarvan gebruik hebben gemaakt voor de (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs. Aldus stelt de rechtbank vast dat deze verdachten door daarover te beschikken en gebruik te maken voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Dat is anders voor [verdachte 4] . Onvoldoende kan worden vastgesteld dat de voertuigen met stashplekken waarover hij beschikte, bestemd waren voor handel in harddrugs. Hij wordt van dit zaaksdossier in zoverre dan ook vrijgesproken.
5.5.3.3.9 B1 4.7.4.4.8 SkyECC berichten voorbereiding export amfetamine(pasta)
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 5] en [verdachte 3] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I) met betrekking tot de export van amfetaminepasta.
Ten laste gelegd?
Dit zaaksdossier is niet afzonderlijk in de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 2] en [verdachte 3] genoemd. Nu in de tekst van de tenlastelegging - bij een wijziging van de tenlastelegging - expliciet amfetaminepasta is opgenomen en deze term in geen van de andere zaaksdossiers wordt genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verschillende verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaken dan ook beoordelen.
Bij [verdachte 5] is dit zaaksdossier niet in de bijlage genoemd en evenmin is de term amfetaminepasta expliciet genoemd in de tekst van de tenlastelegging. Dit betekent dat dit zaaksdossier niet aan hem is ten laste gelegd.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op SkyECC-berichten in de periode 17 augustus 2020 tot en met 15 september 2020. De rechtbank leidt uit de berichten het volgende af.
Op 20 augustus 2020 stuurde [verdachte 3] naar [verdachte 2] dat hij ‘tp’ voor hem ging regelen. Dit kon voor de kostprijs, als [verdachte 3] zelf maar mee kon lopen. Hij had zelf namelijk ook nog ‘snelle’ liggen en wilde alleen tp doen als hij zelf minimaal 10% mocht meelopen. Volgens [verdachte 3] had hij deze week nog een succesvol tp naar Israël en Egypte gedaan en kreeg hij daar 20% tot 25%, dus de 10% was speciaal voor [verdachte 2] . Op 21 augustus 2020 spraken [verdachte 3] en [verdachte 2] over de afleverplek en de manier van transport, eventueel tussen de lading. [verdachte 2] ging het navragen.
Op 2 september 2020 stuurde [verdachte 2] aan [verdachte 3] dat hij nu bij de jongens zat en dat ze toestemming hadden gegeven om [verdachte 3] voor 10% mee te laten lopen. Volgens [verdachte 2] wilden ze iedere twee weken 150 doen. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 3] naar de kosten van het transport een deelde mee dat de opbrengst 1500 zou zijn. Verder vroeg [verdachte 2] of [verdachte 3] nog spullen had liggen voor 150. Volgens [verdachte 2] hadden ‘ze’ het over oliekleur appelsap. [verdachte 3] had niets liggen en antwoordde: “je moet het laten opkloppen. De a-olie staat op dat moment 850 dus als je opklopt op 2/2 heb je mooie stijven spullen”. [verdachte 3] stuurde dat zijn tp 125 kon, maar hij zou het wel verder uitleggen als hij [verdachte 2] zou zien.
Vervolgens vroeg [verdachte 2] advies aan [verdachte 1] . [verdachte 2] stuurde: “wat vind jij dat TP Madrid mag kosten voor snelle iedere 2 weken 150, maar bril wil 10% ook nog is mee lopen en zegt tp kost inkoop € 300,-.” [verdachte 1] antwoordde dat dit 700 of 750 mocht kosten. Een hele goede 2.2 mocht 800 kosten.
Op 7 september 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 2] wederom contact en vroeg [verdachte 2] hoelang het duurde om 150 snelle te maken uit appelsapolie. Hij wilde namelijk volgende week versturen en morgen kijken wanneer het tp kon vertrekken. Hij wilde beginnen met 150 en daarna iedere 14 dagen 300 sturen. [verdachte 1] antwoordde dat je beter gelijk met 300 kon beginnen, dat scheelde qua transport. [verdachte 2] stuurde dat hij morgen bril zou zien.
Uit berichten van 8 september 2020 tussen [verdachte 2] en [verdachte 3] bleek dat zij elkaar ontmoet hadden. Diezelfde dag vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] wat hij wilde, 75 kg boter of 75 liter laten opkloppen. [verdachte 1] antwoorde: “hij heeft 150 kilo nodig. Geel bril weet hoe”. Vervolgens stuurde [verdachte 1] het SkyECC-account van [verdachte 3] door naar [verdachte 5] , die daarop contact opnam met [verdachte 3] met de vraag: “wilde je A?”
Op 11 september 2020 vond over en weer overleg plaats tussen [verdachte 1] , [verdachte 5] en [verdachte 3] over de prijs van het opkloppen, hoe op te kloppen, de op te kloppen hoeveelheid olie en het al dan niet toevoegen van gele olie. Uiteindelijk stuurde [verdachte 3] aan [verdachte 5] dat ‘het’ na vacuum trekken en afwassen in bakjes van 1 kilo geplaatst kon worden en in dozen van 10 tot 15 kilo maandag kon worden afgeleverd in Etten-Leur. Het tp was namelijk geregeld en stond klaar voor vertrek. [verdachte 5] stuurde dat het niet doorging omdat ‘oud’ niet wilde dat ‘hun’ gingen opkloppen. Hierop stuurde [verdachte 3] dat hij ‘oud’ ging mailen en nam direct contact op met [verdachte 1] .
Vervolgens hadden [verdachte 1] en [verdachte 3] over en weer contact over het risico van opkloppen. [verdachte 1] stuurde dat hij het niet wilde als ze geen garantie konden geven en stelde voor om olie van [verdachte 5] te gebruiken. [verdachte 3] wilde dit niet en ging zelf wel olie regelen. [verdachte 3] stuurde naar [verdachte 2] dat alles nu veranderd was, maar dat het in orde zou komen. Ze spraken af elkaar de volgende dag te zien. Intussen stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 2] dat hij op moest passen met het laten opkloppen door anderen, omdat die er dan mee konden kloten.
Op 13 september 2020 had [verdachte 2] contact met het SkyECC-account VXXMIU. [verdachte 2] stuurde dat het TP klaar stond en ze alleen nog wachtten op het product. VXXMIU vroeg of er voor het inladen een heftruck nodig was. [verdachte 2] stuurde deze vraag door aan [verdachte 3] . Verder zei [verdachte 2] dat hij nu een groep had die in twee dagen 140 kon maken en invriezen en vroeg of [verdachte 3] het tp niet kon rekken. [verdachte 3] stuurde dat hij het tp wel wat zou geven om ze te behouden, maar dat ze nu eerst goede spullen moesten regelen.
Op 14 september 2020 stuurde [verdachte 2] naar [verdachte 3] dat de spullen nu werden gemaakt en het weekend klaar zouden zijn. Hij vroeg of [verdachte 3] zo snel mogelijk tp kon regelen. [verdachte 3] stuurde dat het tp dan zondag kon vertrekken en dinsdag in Spanje zou zijn. [verdachte 2] stuurde dit op zijn beurt door naar VXXMIU. [verdachte 2] stuurde dat het product van de beste kwaliteit nu werd gemaakt en zijn kant op kwam.
Op 15 september 2020 stuurde [verdachte 3] naar [verdachte 2] dat hij bij tp-man zat en dat hij een paar liters kon ophalen op het [adres 5] in Etten-Leur. Als [verdachte 2] daar heen zou komen, zouden ze alles kunnen bespreken. Op diezelfde dag sprak [verdachte 2] met ECZPTY over de benodigdheden voor het maken van 150st, voor zaterdag, zodat [verdachte 2] maandag zijn tp op pad kon sturen. [verdachte 2] moest € 800 per liter (a-olie) betalen. Door ECZPTY werd aangegeven dat hij in totaal 70 liter nodig had. Ze spraken voor een aanbetaling af op een parkeerplaats. Nog diezelfde avond stuurde ECZPTY dat ‘het’ zaterdag klaar zou zijn.
Conclusie
Uit voornoemde chatberichten leidt de rechtbank af dat [verdachte 2] en [verdachte 3] samen het transport van 150 kilo ‘snelle’ naar Spanje organiseerden. Zoals eerder overwogen wordt met ‘snelle’ ook wel amfetamine bedoeld, behoudens contra-indicaties. Uit de context van de berichten over de processen die te maken hebben met de productie van synthetische drugs en de daarin gebruikte terminologie zoals vacuüm trekken, opkloppen en appelsapolie, leidt de rechtbank af dat werd gesproken over amfetaminepasta. Immers, indien amfetamineolie wordt gekristalliseerd, ook wel opkloppen genoemd, houdt men een pasta-achtige substantie over.
Rollen van [verdachte 3] en [verdachte 2]
[verdachte 3] en [verdachte 2] waren van het begin tot het einde samen betrokken bij het transport. [verdachte 3] stelde voor om het transport te regelen en [verdachte 2] ging hier op in. Ze voerden uitvoerig overleg met elkaar over de te nemen stappen, zowel op het gebied van het transport als over de productie van de amfetaminepasta. Ze bespraken kosten, opbrengsten en percentages en de benodigde grondstoffen voor het maken van een hoeveelheid van 150 kilogram amfetaminepasta. Ook hadden ze uitvoerig contact over de productieprocessen voor het produceren van amfetaminepasta en hadden daarvoor allebei contact met [verdachte 1] . Uit de berichten bleek dat [verdachte 2] in contact stond met de producent van de amfetaminepasta en [verdachte 3] in contact stond met de transporteur en een opklopper. Ze hielden elkaar op de hoogte van de vorderingen op hun eigen gebied om tot een succesvol transport te komen. [verdachte 2] had bovendien contact met de ontvanger van het eindproduct en stuurde vragen van die ontvanger door naar [verdachte 3] . Het enkele feit dat beiden op 16 september 2020 zijn aangehouden, maakt dat niet tot een geslaagd transport is gekomen.
De onderlinge verhoudingen en communicatie tussen [verdachte 2] en [verdachte 3] geven blijk van gelijkwaardigheid. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor [verdachte 2] en [verdachte 3] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. De handelingen van [verdachte 2] en [verdachte 3] waren concreet en gericht op de uitvoer van 150 kilogram amfetaminepasta naar Spanje. Daarmee hebben zij samen voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) gepleegd.
Rollen van [verdachte 1] en [verdachte 5]
[verdachte 1] en [verdachte 5] werden door [verdachte 2] en [verdachte 3] benaderd voor informatie over het transport en productieproces van de amfetaminepasta. [verdachte 2] vroeg letterlijk aan [verdachte 1] wat hij van het transportvoorstel van [verdachte 3] vond. [verdachte 1] adviseerde [verdachte 2] over de kosten van het transport en over de productie van de amfetaminepasta en verwees hem hiervoor naar [verdachte 5] . [verdachte 3] en [verdachte 5] hadden uitvoerig contact over de te gebruiken olie, het opkloppen van die olie voor de productie van amfetaminepasta en door wie dit opkloppen moest gebeuren. Ook ten aanzien van [verdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
De rechtbank zal dan ook ten aanzien van [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] de voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot amfetaminepasta bewezen verklaren.
5.5.3.3.10 B1.5 11.000 kilogram hasj Marokko – België
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 8] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij in de periode van 12 april 2020 tot en met 1 juni 2020 een partij hasj van in totaal 11.470 kilogram (of een deel daarvan) hebben ingevoerd.
Aan [verdachte 2] is dit zaaksdossier, gelet op de bijlage bij de tenlastelegging, alleen ten laste gelegd onder feit 2, te weten deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet.
Chatberichten en onderzoeksresultaten Belgische politie
Op 18 mei 2020 werd op de ochtendmarkt gelegen aan de Quai des Usines 22-24, 1000 te Brussel een hoeveelheid van 11.470 kilogram hasj door de Belgische autoriteiten in beslag genomen. De partij hasj werd aangetroffen in een container met het [nummer 24] , dat per vrachtschip op 2 mei 2020 vanuit Casablanca (Marokko) was vertrokken in de richting van Antwerpen (België). Op 15 mei 2020 was voornoemde container op [terminal] te Antwerpen gearriveerd en op 18 mei 2020 per vrachtwagen naar Brussel vervoerd.
Uit de chatberichten die gevoerd werden tussen 12 april 2020 en 1 juni 2020 leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 8] was op de hoogte van een transport van een container met verdovende middelen en sprak hierover met diverse personen. [verdachte 8] en [verdachte 1] hadden veelvuldig contact met elkaar over de voortgang van het transport. [verdachte 8] sprak in dit verband over “het voorbereiden vanuit casa belgie”, “deze dagen gaan de spullen richting casa” en “het aanpakken van spullen in belgie”. Daarnaast werd gesproken over “de eerste stap is goed gegaan”, “hij door de scan is” en “denk cont morgen vertrekt is door scan heen dat is goed gegaan.” [verdachte 1] stelde op zijn beurt [verdachte 5] en [verdachte 2] op de hoogte van die voortgang.
[verdachte 1] en [verdachte 5] spraken in dit verband over ‘onze spullen’. [verdachte 5] vroeg aan [verdachte 1] hoeveel er van ‘ons’ op zat, waarop [verdachte 1] antwoordde: “750 is 2550 750 dure strepen aan allebei de kanten. Zit 850 vn ons op 250 dure en 600 goedkope.” Verder benaderde [verdachte 1] onder andere [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 5] voor het ‘aanpakken’ van de partij verdovende middelen. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 1] wat hij moest doen, waarop [verdachte 1] antwoordde dat [verdachte 2] “bril moet ophalen” en dat “hij met kuifje en lange moet aanpakken”. Zoals eerder beschreven bij het onderdeel PGP-identificatie was ‘bril’ een bijnaam van [verdachte 3] en ‘kuifje’ een bijnaam van [verdachte 5] . [verdachte 3] berichtte [verdachte 1] ook of de hasj al was vertrokken en of hij wat transport kon regelen. Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verder verklaard dat hij samen met [verdachte 2] de partij hasj in Nederland voor [verdachte 1] moest aanpakken.
Daarnaast benaderde [verdachte 1] [verdachte 6] om een (ander) gedeelte van de totale partij, te weten 5100 kilogram, richting Zweden te vervoeren.
Op 10 mei 2020 had [verdachte 8] contact met het account ‘saggystork@encrochat.com’ en stuurde een afbeelding van een adres in Brussel. Dit betrof hetzelfde adres waar de partij van 11.470 kilogram hasj op 18 mei 2020 door de Belgische autoriteiten was onderschept. [verdachte 8] stuurde daarbij dat de ophaal “binnen de markt zal gebeuren”. Op 12 mei 2020 stuurde [verdachte 1] dezelfde afbeelding met het adres naar [verdachte 2] .
Daarnaast berichtte [verdachte 1] vanaf 18 mei 2020 diverse personen over een gepakte partij cannabis. Zo had [verdachte 1] op 18 mei 2020 contact met [betrokkene 28] en zei hij dat “de cannabis gepakt is, dat hij niemand meer te pakken krijgt en dat er vier man zijn gepakt.” Ook stuurde [verdachte 1] een afbeelding door van een Franstalig nieuwsbericht met daarbij het – door de politie vertaalde – nieuwsbericht: “Historische inbeslagname op de vroegmarkt in Brussel: meer dan 11 ton cannabis gevonden”. Verder stuurde [verdachte 1] dat ‘2550kg dure handel’ en ‘2.5 miljoen met opbrengst van 12 miljoen’ weg was. Op 23 mei 2020 had [verdachte 1] contact met [verdachte 10] en stuurde hem dat er ‘11 ton hasj is gepakt in Brussel’.
Deze partij hasj?
De rechtbank stelt vast dat de locatie en hoeveelheid van de in Brussel onderschepte partij hasj aansluit bij voornoemde chatberichten. De rechtbank gaat er dus van uit dat [verdachte 1] en [verdachte 8] spraken over deze aangetroffen partij hasj en dat [verdachte 1] dus [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 5] heeft benaderd voor het aanpakken van deze partij hasj.
Rol [verdachte 8]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 8] initiator was van het transport van (ongeveer) 11.000 kilogram hasj. Het eerste contact met [verdachte 1] kwam vanuit [verdachte 8] en daarnaast hield [verdachte 8] hem op de hoogte van het verloop van het transport, zoals aankomstdatum en eventuele vertraging. Ook vroeg [verdachte 8] aan [verdachte 1] of hij een mogelijkheid had om de spullen aan te pakken in België. Verder zette [verdachte 8] de lijnen uit met betrekking tot de invoer van de verdovende middelen op de vroegmarkt in Brussel. Hij had hierover contact met diverse niet geïdentificeerde Encrochat-accounts.
Rol [verdachte 1]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 1] eigenaar was van een aanzienlijk deel (2550 kilogram) van de partij hasj. Hij werd op de hoogte gehouden van het transport en stuurde de ontvangen informatie door naar [verdachte 5] en sprak in dit verband over ‘onze spullen’. Daarnaast leek [verdachte 1] te bepalen wat met het overgrote deel van de partij hasj moest gebeuren. Zo benaderde hij [verdachte 5] , [verdachte 2] en [verdachte 3] voor het aanpakken van een deel van de partij en benaderde hij [verdachte 6] voor het verdere transport van weer een ander deel van de partij hasj naar Zweden. De berichten die hij verstuurde nadat de partij hasj in Brussel in beslag was genomen duiden mede op eigendom van [verdachte 1] van 2.550 kilogram hasj.
Rol [verdachte 5]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 5] door [verdachte 1] op de hoogte werd gehouden van het verloop van transport van de partij hasj. In het doorgeven van informatie sprak [verdachte 1] tegen [verdachte 5] over ‘onze spullen’ en noemde daarbij concrete aantallen van ‘ons’. Dit duidt er op dat [verdachte 5] samen met [verdachte 1] eigenaar was van een deel van de partij hasj. Daarnaast werd [verdachte 5] door [verdachte 1] gevraagd om de spullen samen met anderen aan te pakken.
Rol [verdachte 3] en [verdachte 2]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 3] en [verdachte 2] verantwoordelijk waren voor het aanpakken van de partij hasj. [verdachte 2] vroeg hiervoor letterlijk aan [verdachte 1] ‘wat hij moest doen’. [verdachte 1] gaf [verdachte 2] instructies voor het aanpakken. [verdachte 3] vroeg op zijn beurt aan [verdachte 1] of de hasj al was vertrokken en of hij wat transport kon regelen..
Invoer in Nederland?
Door de verdediging is aangevoerd dat de partij hasj van Marokko naar België is vervoerd en pas daarna naar Nederland vervoerd zou worden. Nu de partij hasj in België in beslag is genomen, kan niet gesproken worden over een geslaagde invoer in Nederland, maar slechts van een poging tot invoer in Nederland, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt als volgt. De container waarin de partij hasj was vervoerd, vertrok op 2 mei 2020 met het vrachtschip Maasholm vanuit Casablanca en arriveerde op 15 mei 2020 te Antwerpen. Antwerpen is gelegen aan de Schelde en de monding van de Schelde wordt aangeduid als de Westerschelde. Om de haven van Antwerpen te kunnen bereiken, heeft het vrachtschip dus de Nederlandse territoriale wateren moeten doorkruisen en is dus sprake van binnen het grondgebied van Nederland brengen in de zin van artikel 3 onder a van de Opiumwet. Dit betekent dat sprake is van een voltooide invoer in Nederland.
Hoeveelheid hasj
De raadsman van [verdachte 8] heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts een klein aantal - en dus niet representatief - van de totale aangetroffen hoeveelheid hasj door de Belgische autoriteiten is onderzocht en getest. Dit betekent dat slechts een hoeveelheid bewezenverklaard zou kunnen worden en geen exact aantal, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier volgt dat van elke aangetroffen pallet met vermoedelijk hasj een monster is genomen en onderzocht en dat alle onderzochte monsters hasj bevatten. Dit betreffen aldus voldoende representatieve tests. Bovendien volgt uit de chatberichten tussen de verschillende personen evident dat werd gesproken over de invoer van een partij hasj. Uit de berichten van [verdachte 1] naar [verdachte 10] en [betrokkene 28] blijkt voorts dat 12 miljoen opbrengst weg was. De genoemde opbrengst past bij een dergelijke hoeveelheid hasj. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de gehele aangetroffen hoeveelheid van 11.470 kilogram hasj betrof.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 8] , [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 3] en [verdachte 2] gezamenlijk betrokken zijn geweest bij de voltooide invoer van een partij hasj van ruim 11.000 kilo hasj. Zij hadden een gezamenlijk plan om een partij hasj vanuit Casablanca in te voeren in Nederland en hadden ieder een eigen en tevens essentiële rol in het geheel als initiator, eigenaar of aanpakker. Dat de partij hasj nog vóór het aanpakken in Nederland door de Belgische autoriteiten was onderschept, doet daar niets aan af. Gelet op de onderlinge communicatie, afstemming en onderlinge rolverdeling is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en dus van het medeplegen van de invoer van de partij hasj van ruim 11.000 kilo.
Bewezenverklaring
Voor [verdachte 2] geldt dat dit zaaksdossier niet als afzonderlijk feit ten laste is gelegd, maar enkel is opgenomen in de verdenking van deelname aan een criminele organisatie.
Aan [verdachte 8] en [verdachte 5] is (het medeplegen van) de invoer van 11.000 kilogram hasj ten laste gelegd. Aan [verdachte 1] en [verdachte 3] is (het medeplegen van) de invoer van 2550 kilogram hasj ten laste gelegd.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat alle genoemde personen betrokken zijn geweest bij de invoer van de gehele partij hasj, zal de rechtbank per verdachte de hoeveelheid bewezen verklaren overeenkomstig de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid van die verdachte.
5.5.3.4 Overige vrijspraken
De inhoud van een aantal zaaksdossiers heeft de rechtbank niet gebruikt als bewijsmiddel voor bewezenverklaring van enig strafbaar feit. Voor zover in (de bijlage van) de tenlastelegging van de verdachte opgenomen wordt hij van het betreffende onderdeel vrijgesproken:
- B1 4.6.9 Maart 2019 OVC Tijgerstickers + afspraak Rijnsburg
- B1 4.7.4.2.13 Lijn deklading ananas en cassave
5.5.4B.3 Witwassen (feit 4)
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en aan [betrokkene 4] en [verdachte 5] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de onroerende zaak aan de [locatie 15] te Lijnden.
Daarnaast is aan [verdachte 5] ten laste gelegd het in vereniging witwassen van een horloge, € 65.000,-- en/of € 50.000,--.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 5 januari 2018 heeft [betrokkene 115] aan [betrokkene 4] verkocht en op 17 april 2018 aan haar geleverd een bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 15] te Lijnden voor een bedrag van € 270.000,-- .
[betrokkene 4] heeft het aankoopbedrag inclusief kosten minus een bedrag van € 50.000,-- in vijf delen overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris.
Het eerste bedrag van € 30.000,-- is overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris op 1 maart 2018. Dit bedrag is betaald uit de verkoop van een auto met [kenteken 59] door [betrokkene 4] op 1 maart 2018 voor € 39.000,--. Vervolgens is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt van [betrokkene 4] naar [betrokkene 4] en van daar naar [betrokkene 4] en van daar naar de notaris. De verkoopfactuur van de auto is niet aangetroffen in de boekhouding van de [betrokkene 2] .
Het tweede bedrag van € 58.434,37 is op 20 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van elk € 15.000,-- op 20 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] en [betrokkene 4] . Vanuit die vennootschappen zijn bedragen overgemaakt naar [betrokkene 4] en van daar naar [betrokkene 4] en van daar naar [betrokkene 4] en van daar uiteindelijk een bedrag van € 58.434,37 naar de notaris.
Het derde bedrag van € 60.000,-- is op 21 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van elk € 15.000,-- op 21 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] en [betrokkene 4] . Alle bedragen zijn overgemaakt naar [betrokkene 4] en van daar is een bedrag van € 59.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 4] en van daar € 59.000,-- naar [betrokkene 4] en van daar € 60.000,-- naar notaris.
Het vierde bedrag van € 40.000,-- is op 11 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag is van [betrokkene 4] overgemaakt naar [betrokkene 4] en van daar via [betrokkene 4] naar de notaris.
Het vijfde bedrag van € 50.000,-- is op 16 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening
van de notaris. Het bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van elk € 15.000,-- op 13 en 16 april 2018 op de rekeningen van [betrokkene 4] en [betrokkene 4] . Van [betrokkene 4] is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 4] . Van [betrokkene 4] is een bedrag van € 20.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 4] . Van [betrokkene 4] is een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 4] en van daar naar de notaris.
Onderaan de koopovereenkomst staat een handgeschreven tekst inhoudende dat op de koopprijs een bedrag van € 50.000,-- verschuldigd blijft. Dit bedrag dient de koper binnen tien jaar af te lossen met een minimale aflossing van € 5.000,-- per jaar.
Van de bankrekening van [betrokkene 4] is op 6 maart 2018 een bedrag van € 1.000,-- en op 12 april 2018 een bedrag van € 1.000,-- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 115] met als kenmerk ‘conform overeenkomst’. Volgens de boekhouding van de [betrokkene 2] staat nog een bedrag van € 48.000,-- open.
In een gesprek van 19 maart 2019 tussen [verdachte 1] en NN-mannen komt het volgende aan de orde:
NN1: (…) Maar jullie hebben toch ook daar een hal in Houten, of niet ...
[verdachte 1] : Ja
NN1: ... ergens? Ergens in Beverwijk of zo?
[verdachte 1] : Die is verkocht. Maar ik heb nog eentje in Lijnden, dat is aan het water bij eh, Badhoevedorp.
NN2: Oh ja Lijnden.
NN1: Ja, Leiden, want daar zit...
[verdachte 1] : Lijnden.
NN2: Lijnden. Lijnden.
NN3: Oh Lijnden, oh dat weet ik niet.
In een gesprek van 21 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
Weet je wie ook eh .... ik heb .. we hebben bij [betrokkene 115] en [betrokkene 114] heb ik natuurlijk .. had ik een beetje mee te verrekenen heb ik die loods toen genomen’.
In een gesprek op 9 mei 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 15] gezegd: ‘W
eet je wat het is, Kijk wat het is dat is dus het nadeel van tijd gaat snel. We hadden een halletje in Lijnden (fon) dat is een prachtig halletje.. (…) ja.. langs het water.. kijk dat staat nu al weer een jaar staat dat leeg en het nadeel is je krijgt ook vragen bij toevallig zit die boekhoudster zit hier zit hiernaast. Die vraagt ook al een paar keer aan me je hebt 275.000 euro daaraan betaald en eh…..’.
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
[verdachte 4]
: Het kost tweehonderdachtentachtigduizend tweehonderdachtenzestig euro.
[verdachte 5]
: Heftig
[verdachte 4]
: hmm?
[verdachte 5]
: Dat is heftig. Tweehonderdachtentachtig? Met eh…
[verdachte 4]
: Ja, op papier dus hè
[verdachte 5]
: Ja
[verdachte 4]
: Omdat die vijftig eh die lening erbij gekomen is
[verdachte 5]
: Ja. Dus waar ga ik het voor kopen, op papier?
[verdachte 4]
: Als ik het goed begrepen heb van jou wil je een bedrag aanbetalen en de rest krijg je een voorlopige hypotheek. (Ntv) drie jaar of zoiets, weet je wel. Of zo veel eerder als later als partijen met elkaar overeenkomen en dan eh (ntv)
(…)
[verdachte 4]
: en dat hele verhaal van die zonnestudio' s, dus qua timing komt het in principe wel goed uit. Dat je zou zeggen: ik verkoop het voor 250, en je krijgt in één keer 250 op je rekening gestort. Ja, daar kan ik iets anders mee doen.
[verdachte 5]
: Ja, maar dan krijg je dat. Dan zorg ik dat je dat krijgt. Snap je? Dan hoef ik van jou helemaal niks. Dan doen we dat.
[verdachte 4]
: Ja, dat lukt denk je?
[verdachte 5]
: Ja, nee, dat lukt niet, denk je dat lukt!
[verdachte 4]
: Dan moet ik wel eventjes overleggen met onze vriend. Dat die eh...
[verdachte 5]
: die zegt gewoon doen zoals het wil. En als je het niet wil geef je het maar terug.
[verdachte 4]
: ja, maar je weet hoe die is. Als je het vraag is het: kijk maar, doe maar.
[verdachte 5]
: jij moet het niet vragen. Snap je? (…)
[verdachte 4] :
ja, maar weet je wat ik zo moeilijk vind is kijk, wat wel eens zo moeilijk is met hem met communiceren is eh, kijk, je merkt aan hem bijvoorbeeld, dat vind ik he. Dan ga ik gewoon zeggen hoe ik dat voel. (…) kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die zonnestudio's, waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb.
In een gesprek van 25 september 2019 heeft [verdachte 4] tegen [boekhouder] gezegd:
Ja, uh Lijnen (fon) die gaat tussen nu en twee, drie weken gaat die ook draaien, uh, die betaalden ze in eerste instantie honderdvijfentwintig (125), zestig (60) in een horloge, vijfenzestig (65) in geld en dan die tweehonderdvijfenzeventig (275), tweehonderdduizend (200.000) Euro, die gaat ie een hypotheek krijgen, daar gaat ‘ie ook gewoon rente elke maand over betalen.
Op 9 oktober 2019 heeft [betrokkene 4] aan [verdachte 5] verkocht en op 11 oktober 2019 geleverd de bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 15] te Lijnden voor een bedrag van € 275.000,-. Bij het doorverkopen van de loods aan [verdachte 5] heeft [betrokkene 4] de lening van € 50.000,-- van [betrokkene 115] niet afgelost.
In een door [betrokkene 4] en [verdachte 5] ondertekende koopovereenkomst gedateerd 9 oktober 2019 inzake de verkoop van [locatie 15] te Lijnden staat onder meer volgende:
- Koopprijs € 275.000,--
- Er zal een waarborgsom worden betaald van 10 procent
- Partij B zal € 115.000,-- voldoen. Dit bedrag is opgebouwd als volgt: levering van een [horlogemerk] ter waarde van € 65.000,-- en een overboeking van € 50.000,--. De rest wordt betaald middels een lening op basis van hypotheek.
In het boekhoudprogramma van de [betrokkene 2] is in verband met de verkoop van [locatie 15] te Lijnden geboekt een lening/hypotheek van € 275.000,-- met datum 1 september 2019, een betaling van de € 50.000,-- als aanbetaling bedrijfspand, datum 11 oktober 2019 en een verrekening van € 65.000,-- inzake [horlogemerk 2] , datum 31 december 2019.
Op 31 oktober 2019 heeft [verdachte 5] een bedrag van € 19.048,33 overgeboekt naar een notariskantoor in verband met de aankoop van de [locatie 15] . Dit bedrag kon worden betaald omdat vooraf een bedrag van € 40.000,-- binnenkwam afkomstig van een bankrekening op naam [betrokkene 117] met omschrijving ‘aankoop AP horloge’.
[verdachte 5] heeft [betrokkene 4] in de periode van december 2019 tot en met september 2020 maandelijks rente en aflossing betaald over een bedrag van € 160.000,--.
Verklaringen [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5]
[verdachte 1] heeft verklaard dat het pand “
van [verdachte 4]” was, maar dat hij, [verdachte 1] , het kon verkopen als hij de kans had. Het gesprek van 21 maart 2019 gaat volgens [verdachte 1] over een ander pand.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij het pand zelf had willen gaan gebruiken als “
wij” weggingen bij de Wiegerbruinlaan. Hij heeft maar € 2.000,-- afbetaald op de lening van [betrokkene 115] , omdat hij na
16 september 2020 niets meer met de bedrijven heeft gedaan.
[verdachte 5] heeft tegenover de politie gezwegen over de herkomst van een [horlogemerk] waarmee de [locatie 15] zou zijn betaald. Ter terechtzitting heeft hij op de vraag welk horloge onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst verklaard dat dit een Montoya was en geen Barichello. Als dit wel zo in de koopovereenkomst staat, is dat fout. Hij had nog een tweede [horlogemerk] . Dat was een dameshorloge van zijn vrouw. Dat had hij al een hele tijd, vóór 2010.
Verder heeft [verdachte 5] verklaard dat hij wist dat de loods van [betrokkene 115] was geweest en dat nog een bedrag van € 50.000,-- aan [betrokkene 115] moest worden betaald. Op de vraag wat hij als koper daarmee te maken had, heeft hij geantwoord van mening te zijn dat je niet iets kan verkopen als het nog niet volledig is afbetaald en dat hij niet iets gaat kopen waar nog een schuld van een ander op zit.
Op de vraag wie in het gesprek van 5 juli 2019 met ‘onze vriend’ werd bedoeld heeft [verdachte 5] geen antwoord willen geven
Van misdrijf afkomstig
De rechtbank maakt uit het gesprek van 21 maart 2019 op dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal aan de [locatie 15] te Lijnden nadat hij iets had verrekend met [betrokkene 115] en [betrokkene 114] . Uit het gesprek van 5 juli 2019 blijkt dat [verdachte 4] en [verdachte 5] beiden wisten dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal. Bij het maken van afspraken over de aflossing door [verdachte 5] heeft [verdachte 4] namelijk gezegd dat hij dat wel eventjes moest overleggen met onze vriend. Deze vriend was, zo blijkt uit het verdere verloop van dit gesprek, [verdachte 1] .
Toch heeft niet [verdachte 1] de hal op zijn naam genomen, maar heeft [betrokkene 4] de hal gekocht van [betrokkene 114] , de vader van [betrokkene 115] . Met zijn verklaring dat het pand “
van [verdachte 4] was”, maar dat hij het kon verkopen als hij de kans had heeft [verdachte 1] blijkbaar gedoeld op hun onderlinge samenwerking. Deze samenwerking was niet vastgelegd op papier en het is de rechtbank ook niet duidelijk geworden welke mondelinge afspraken er golden, behalve dan de afspraak dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] zijn daarmee vaag en bovendien onaannemelijk, zeker in het licht van de aangehaalde gesprekken.
Aan de aankoop van de hal ging een groot aantal contante stortingen op rekeningen van de [betrokkene 2] vooraf en voorts transacties met auto’s die boekhoudkundig onvoldoende waren vastgelegd. Dat geld werd rondgepompt door de [betrokkene 2] voordat het werd overgemaakt op de rekening van de notaris. Daarmee is niet duidelijk of dit bedrag werkelijk afkomstig was uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 2] of ter beschikking was gesteld door [verdachte 1] . In beide gevallen is het vermoeden gerechtvaardigd dat de koopsom is betaald met geld dat van misdrijf afkomstig was. Bovendien heeft [betrokkene 4] slechts een bedrag van € 2.000,-- afgelost op de schuld van oorspronkelijk € 50.000,-- aan (de erfgenamen van) [betrokkene 115] , hetgeen onzakelijk is aan de kant van [betrokkene 115] en duidt op witwassen.
Uiteindelijk heeft [verdachte 5] de hal gekocht van [betrokkene 4] . Hij is daarbij een deel van de koopsom schuldig gebleven aan [betrokkene 4] .
“Daar gaat ie ook gewoon rente elke maand over betalen”,heeft [verdachte 4] tegen [boekhouder] gezegd alsof het iets bijzonders was, terwijl in het normale zakelijke verkeer gebruikelijk is dat rente wordt betaald over een schuld.
Verder blijkt uit het gesprek van [verdachte 4] en [verdachte 5] dat met [verdachte 5] een koopprijs ‘op papier’ werd afgesproken, die [verdachte 5] zelf nogal aan de hoge kant vond. Volgens [verdachte 4] kwam dat omdat die lening van die vijftig erbij is gekomen, daarmee doelend op de schuld van [betrokkene 4] van dan nog € 48.000,-- aan de erven [betrokkene 115] . Bij een gebruikelijke zakelijke verhouding kan een verkoper haar schuld aan haar voorganger echter niet doorschuiven naar de koper. [verdachte 5] had met de schuld van [betrokkene 4] aan [betrokkene 115] niets te maken. Ook dit alles is onzakelijk en duidt op witwassen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de hal aan de [locatie 15] te Lijnden uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5] hebben geen verklaring gegeven die dat vermoeden ontzenuwt. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
[betrokkene 4] , [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende was op deze hal en [verdachte 5] wist dat. De samenwerking waarover [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard is onderdeel van de verhullingshandelingen. Omdat [verdachte 1] deel uitmaken van één criminele drugsorganisatie moest [verdachte 5] minst genomen vermoeden dat de hal van misdrijf afkomstig was.
Daderschap [betrokkene 4] en feitelijke leidinggeven
De koop en verkoop van de hal aan de [locatie 15] te Lijnden heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [betrokkene 4] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] betrokkenheid hebben bij de koop en verkoop van de hal aan de [locatie 15] te Lijnden. Zij worden ook wat deze vastgoedtransactie beiden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [betrokkene 4] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, Wiegermans Vastgoed & Beleggingen en [verdachte 5] in vereniging de loods aan de [locatie 15] te Lijnden hebben witgewassen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt [verdachte 5] vrij van het witwassen van een horloge en twee geldbedragen. De door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om het vermoeden te rechtvaardigen dat dit horloge en deze twee bedragen van misdrijf afkomstig zijn.
5.5.8B.4 Criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet en 140 lid 3 Sr (feit 8)
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 4] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] worden ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van - kort gezegd - drugsmisdrijven (artikel 11b van de Opiumwet).
[verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] en [verdachte 18] worden er verder van verdacht vanaf 1 januari 2020 te hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld (artikel 140, lid 3, Sr).
Juridisch kader
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene. Daarnaast is niet van belang of de betrokkene is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Voor deelneming in de zin van artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor 140, lid 3, Sr geldt dat de betrokkene in zijn algemeenheid moet weten dat de organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet nader te zijn omschreven in de tenlastelegging, maar moet wel uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van dit juridisch kader of de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Vrijspraak [verdachte 4]
wordt vrijgesproken van dit feit, nu niet bewezen kan worden dat hij enig aandeel had met betrekking tot de handel in verdovende middelen, noch dat hij daaraan een ondersteunende rol van voldoende omvang heeft vervuld.
Ten aanzien van alle overige verdachten oordeelt de rechtbank als volgt.
Organisatie
In dit vonnis is bewezen verklaard de geslaagde in- en uitvoer van verdovende middelen van lijst I en lijst II van de Opiumwet. Voorts is bewezen verklaard dat diverse voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet. Ook is vastgesteld dat voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden voor in- en uitvoer van verdovende middelen waarvan niet kan worden bewezen dat die op lijst I van de Opiumwet staan. Deze handelingen werden verricht door verschillende verdachten in wisselende samenstellingen. Er was sprake van een netwerk waarbinnen verdachten elkaar blindelings konden vinden wanneer dat nodig was en waarbij ieder zijn eigen rol en expertise had. Uit de PGP-berichten komt een beeld naar voren van verdachten die nagenoeg dag en nacht contact met elkaar onderhielden. Er was dan ook sprake van een samenwerkingsverband. Dat dit samenwerkingsverband bestendig was, blijkt onder meer uit de duur daarvan van enkele maanden, tot zelfs jaren. Uit de Encrochat-berichten, die slechts een beperkt aantal maanden beslaan, wordt afgeleid dat de verdachten elkaar al goed kenden voordat deze berichten werden uitgewisseld en dat zij niet voor het eerst met elkaar spraken over verdovende middelen. Er was sprake van een goed geoliede machine. Binnen dit samenwerkingsverband bestond ook een zekere structuur. De rechtbank leidt dit af uit de planmatigheid van activiteiten en afstemming die hierover plaatsvond binnen het samenwerkingsverband en de omstandigheid dat volgens vaste patronen werd gewerkt. Door anderen werd ook verwezen naar het samenwerkingsverband als groep, zoals bijvoorbeeld in zaaksdossier Colombialijn. Er was ook sprake was van een gemeenschappelijk doel, te weten geld verdienen aan de handel in verdovende middelen. De rechtbank gaat hier nader op in bij de te bespreken rol van de verdachten binnen het samenwerkingsverband.
Dit alles leidt tot de conclusie dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet.
Oogmerk van de organisatie
De volgende vraag is of de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven met betrekking tot de in- en uitvoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I en II van de Opiumwet, blijkt onder meer uit de hiervoor bewezenverklaarde feiten. Het contact tussen de verdachten was met name gericht op de handel in en de productie van verdovende middelen van allerlei aard, zoals harddrugs, softdrugs, synthetische drugs, precursoren, grondstoffen en zelfs nepgrondstoffen. Die handel vond over de gehele wereld plaats, van Zuid-Amerika, Marokko, Spanje en China naar Europa en vervolgens naar Nederland en vanuit Nederland naar de rest van de wereld zoals Noorwegen, België, Spanje, Rusland, Ierland, Engeland, Duitsland, Paraguay en Australië. Ook de inhoud, veelheid en frequentie van PGP-berichten die verband hielden met verwezenlijking van dit doel maar niet direct tot een bewezenverklaring hebben geleid, dragen bij aan het oogmerk van de criminele organisatie.
Hieruit wordt geconcludeerd dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in 11b van de Opiumwet.
Deelneming aan de criminele organisatie
De rechtbank is van oordeel dat aan de organisatie in elk geval hebben deelgenomen [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] .
Er zijn vrijspraken gevolgd voor voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet omdat niet duidelijk was of deze handelingen betrekking hadden op verdovende middelen op lijst I. Steeds is wel vastgesteld dat het evident ging om de voorbereiding van de handel in verdovende middelen. Deze zaaksdossiers worden dan ook bij het bewijs voor de rollen van de verschillende verdachten bij de criminele organisatie betrokken.
[verdachte 1]
stond aan het hoofd van de organisatie. [verdachte 1] werd door verschillende personen, onafhankelijk van elkaar, aangeduid als baas of als patron. Uit bijvoorbeeld de zaaksdossiers Pollino en Spanje blijkt dat [verdachte 1] door anderen werd gezien als de baas van internationaal opererende drugsorganisatie en dat hij zichzelf ook zo presenteerde. Daarnaast blijkt uit zijn doen en laten dat hij de leider was. Zo nam [verdachte 1] alle belangrijke beslissingen binnen de organisatie. Hij stuurde mensen aan en zij vroegen aan hem wat ze moesten doen. [verdachte 1] hield de touwtjes in handen en zette de lijnen uit. Hij stond dag en nacht in contact met de overige leden van de organisatie. Hij werd door de anderen ook op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Uit het zaaksdossier Hasj Marokko – België blijkt dat hij bepaalde wat er met de totale partij ingevoerde hasj moest gebeuren en dat hij hiervoor andere leden van de organisatie inschakelde. Ook besliste hij of een traject voortgezet zou worden of niet. Zoals uit zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië blijkt, werd voortdurend overleg gepleegd met [verdachte 1] en besloot hij uiteindelijk dat het niet door ging, terwijl anderen hem probeerden over te halen om door te gaan. Ook uit de handelingen van de overige leden van de criminele organisatie blijkt dat [verdachte 1] de leider was. Nieuwe mogelijkheden voor de handel in verdovende middelen werden eerst aan [verdachte 1] voorgelegd, veelal gevolgd door de vraag of dit wat was ‘voor ons’. Prijzen voor de verkoop of inkoop van verdovende middelen werden ter goedkeuring aan hem voorgelegd. Zo onderhandelde [verdachte 10] met [verdachte 17] over de prijs van blokken cocaïne, maar besliste [verdachte 1] wat de uiteindelijke prijs werd. Daarnaast stond [verdachte 1] – voornamelijk via [verdachte 18] – in contact met [betrokkene 38] uit Zuid-Amerika en verstuurde hij als enige de nodige informatie van [betrokkene 38] door naar andere leden van de criminele organisatie.
[verdachte 1] had dus een leidende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 2]
is méér dan de zoon van [verdachte 1] . Hij had zelfstandig een aandeel in de organisatie. Uit het zaakdossier Voorbereiding export amfetaminepasta blijkt bijvoorbeeld dat hij samen met [verdachte 3] verantwoordelijk was voor de voorbereiding van de uitvoer van 150 kilogram amfetaminepasta per veertien dagen naar Spanje. Voor het transport voerde [verdachte 2] uitgebreid overleg met [verdachte 3] en maakte hij gebruik van diens transport-expertise. Daarnaast controleerde hij bij [verdachte 1] of de voorgestelde transportkosten reëel waren. Voor de productie van de amfetaminepasta werd contact opgenomen met [verdachte 5] , die de beschikking had over grondstoffen en productieprocessen om hierin te voorzien. Ook uit het zaaksdossier Hasj Marokko – België blijkt dat [verdachte 2] contact onderhield met dezelfde leden van de organisatie. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 1] wat hij moest doen, [verdachte 1] gaf hem de opdracht de partij hasj aan te pakken en hiervoor medewerking te vragen aan [verdachte 5] en [verdachte 3] . Bovendien blijkt uit andere zaaksdossiers dat [verdachte 2] in staat was een lijntje ‘uit te zetten’ voor de verkoop van – onder meer – blokken cocaïne. Ook uit zaaksdossier Spanje blijkt dat hij actief betrokken was bij de organisatie door een wijze van transport van verdovende middelen aan te bieden, te weten middels een voertuig met een verborgen stashruimte.
[verdachte 2] had dus een uitvoerende en ondersteunende rol binnen de organisatie.
[verdachte 6]
De rol van [verdachte 6] in de organisatie was veelomvattend. Vanaf 2017 had hij contact met [verdachte 1] over de handel in grondstoffen van verdovende middelen. Uit het zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië blijkt dat hij in 2020 in nauw contact stond met [verdachte 1] en dat hij met [verdachte 1] mede-investeerder was in de te verschepen verdovende middelen. Daarnaast werkte hij intensief samen met [verdachte 11] , [verdachte 9] , [verdachte 12] en [verdachte 19] bij de in- en uitvoer van verdovende middelen en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Samen met [verdachte 11] voerde hij vanuit China alle mogelijke middelen in, zoals BMK, GBL, formamide en wijnsteenzuur in hoeveelheden van tienduizenden liters tegelijk. Tegelijkertijd verzonden [verdachte 11] en hij GBL, pillen en MDMA naar allerlei delen van de wereld, zoals Paraguay en Australië. [verdachte 6] had een levendige handel in verdovende middelen en maakte hierbij gebruik van andere leden van de organisatie en hun expertise. Met [verdachte 12] regelde hij papieren en documenten om op naam van B.V.’s (hard)drugs en/of grondstoffen te kunnen vervoeren en invoeren. Verder stuurde hij [verdachte 19] aan bij de verkoop van 2-CB en cocaïne. Ook voorzag hij [verdachte 5] van chemicaliën en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en ruilde hij met [verdachte 5] een autobus voor vijf kilogram methamfetamine.
Uit voorgaande blijkt dat [verdachte 6] was betrokken bij nagenoeg elke stap in de handel van verdovende middelen, namelijk zowel bij het inkopen, verkopen en omzetten en als bij het vervoeren. Daarmee had [verdachte 6] een essentiële rol binnen de organisatie als initiator van de handel in verdovende middelen. Daarnaast maakte hij gebruik van een vaste groep binnen die organisatie bestaande uit [verdachte 11] , [verdachte 9] , [verdachte 19] en [verdachte 12] , terwijl hij steeds in contact bleef met [verdachte 1] . In die vaste groep binnen de organisatie had [verdachte 6] een leidende rol.
[verdachte 8]
had sinds 2018 contact met andere leden van de organisatie. Hij was voornamelijk betrokken bij de invoer van verdovende middelen vanuit Noord-Afrika naar Europa. In 2020 was [verdachte 8] de initiator van de import van 11.000 kilo hasj vanuit Marokko naar België. Hij was als enige volledig op de hoogte van het uit te voeren transport en stuurde alle informatie door naar [verdachte 1] , die op zijn beurt andere leden van de organisatie inschakelde voor het aanpakken en verdere transport van de partij hasj. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] aan [verdachte 1] een transportmogelijkheid aanbood vanuit de haven van Casablanca. [verdachte 1] zond deze informatie direct door naar [verdachte 8] om hem verder onderzoek te laten doen. [verdachte 8] was daarmee een belangrijke schakel voor de organisatie bij de handel in verdovende middelen tussen Noord-Afrika en Europa. Uit zaaksdossier Spanje blijkt verder dat [verdachte 8] [verdachte 1] en [verdachte 2] betrok bij een op te zetten transportlijn van cocaïne.
[verdachte 8] had dus een belangrijke ondersteunende en vooral uitvoerende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 10]
was betrokken bij de handel in cocaïne en heroïne. Hij stond daarvoor in nauw contact met [verdachte 1] , [verdachte 17] en [verdachte 2] . Zo had [verdachte 17] 200 kilo cocaïne in Spanje liggen en benaderde [verdachte 10] . Hij was betrokken bij de verkoop van die cocaïne en had hierover contact met [verdachte 1] . Hij vroeg onder andere wat de beste prijs was voor de cocaïne en wat ‘zij’ daar dan van over zouden houden. [verdachte 10] vormde ook de schakel in de handel tussen de gebruiker van het Encrochat-account Ebi-vught en [verdachte 1] , omdat [verdachte 10] en Ebi-vught in de Turkse taal konden communiceren. [verdachte 10] overlegde met [verdachte 1] over de verkoopprijs van blokken cocaïne en regelde dat Ebi-vught geldbedragen achter liet in de Spaanse woning van [verdachte 1] . Verder trad hij op als tussenpersoon in de grootschalige heroïnehandel van [verdachte 17] en [verdachte 1] . [verdachte 17] nam hierover contact op met [verdachte 10] . [verdachte 10] was betrokken bij de betaling van openstaande schulden.
[verdachte 10] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie.
[verdachte 3]
had expertise op het gebied van transport en stashauto’s. Hij werd dan ook steevast benaderd door andere leden van de organisatie om transport te regelen voor drugs en grondstoffen voor drugs. Hij was daar altijd toe bereid en hij was dag en nacht bereikbaar. Zo vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] of hij een transportmogelijkheid naar Ierland had voor harddrugs, waarop [verdachte 1] direct contact opnam met [verdachte 3] om te vragen of dit mogelijk was. [verdachte 1] koppelde de informatie weer terug aan [verdachte 5] . [verdachte 6] benaderde [verdachte 3] voor de transporten GBL en formamide. Voor het transport van formamide gebruikte [verdachte 3] zijn vaste transporteur. Ook benaderde [verdachte 3] zelf leden van de organisatie. Uit zaaksdossier Vliegtuigje Noorwegen blijkt dat hij [verdachte 1] benaderde met een nieuwe transportmogelijkheid voor het versturen van blokken drugs naar Noorwegen per vliegtuig. Daarnaast blijkt uit zaaksdossier Hasj Marokko-België dat hij door [verdachte 1] werd ingeschakeld voor het aanpakken van een partij hasj van 11.000 kilo. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] met diverse personen contact had en lange gesprekken voerde over mogelijke transportmogelijkheden. De informatie die hij kreeg, stuurde hij door naar [verdachte 1] . Hij had onder meer contact met de gebruiker van het Encrochat-account firstsatin over fruitbedrijven en kadenummers en hij bracht [verdachte 1] op de hoogte van een transportmogelijkheid. [verdachte 3] liet [verdachte 1] ook weten wanneer hij een afspraak had met ‘sojaman’ of ‘fruitgigant’ en vroeg of hij daar nog wat mee wilde. [verdachte 1] hoefde alleen maar aan te geven vanuit welke landen hij wilde werken, dan zou [verdachte 3] het in gang zetten. Ook uit het zaaksdossier Lijn Limoenen blijkt dat [verdachte 3] nauw betrokken was bij het opzetten van de transportlijn voor verdovende middelen én dat hij namens [verdachte 1] optrad bij de afwikkeling van problemen.
[verdachte 3] had dus een essentiële rol binnen de organisatie als facilitator van transportmogelijkheden van allerlei verdovende middelen, grondstoffen en chemicaliën.
[verdachte 7]
was betrokken bij het opzetten van transportlijnen voor drugs vanuit Zuid-Amerika naar Europa. [verdachte 7] zocht voor [verdachte 1] bedrijven in Europa voor het ontvangen van verdovende middelen en zocht naar de te gebruiken deklading, zoals schroot of soja. Hierbij maakte hij gebruik van strepen en corrupte contacten. Hij stuurde van [verdachte 1] ontvangen informatie door en zei daarbij dat ‘dit systeem van verwerken in schroot vanuit Bolivia via Chili van eigen mensen van ons’ was. [verdachte 7] stuurde ook informatie naar [verdachte 1] met de vraag of hij niet een B.V. uit Zuid-Amerika kon checken die ze zouden kunnen gebruiken. [verdachte 1] stuurde de informatie via [verdachte 18] door naar [betrokkene 38] en koppelde informatie terug aan [verdachte 7] . [verdachte 7] zorgde dat ook [betrokkene 38] kon beschikken over een protonmailadres, door dit via [verdachte 18] aan hem te sturen. [verdachte 7] werkte ook met [verdachte 1] samen bij het versturen van 140 kilo cocaïne vanuit Nederland naar Engeland. [betrokkene 40] nam hierover contact op met [verdachte 1] en vroeg aan hem of dat ‘via je jongen lopen die hier was maat’, doelende op [verdachte 7] die daarvoor bij [betrokkene 40] in Panama was geweest.
[verdachte 7] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie
[verdachte 11]
werkte nauw samen met [verdachte 6] bij de in- en uitvoer van verdovende middelen en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Zij spraken dag en nacht over zo ongeveer het gehele spectrum van synthetische drugs, van grondstoffen en precursoren tot aan een eindproduct als MDMA en pillen. Zo kocht [verdachte 11] in China grondstoffen en chemicaliën als formamide, GBL, BMK en wijnsteenzuur en zorgde hij voor het transport van die middelen naar Slovenië. Vervolgens zorgde [verdachte 6] voor de verkoop en het verdere transport naar Nederland. [verdachte 11] besprak niet alleen met [verdachte 6] wat ze zouden invoeren, maar ook de inkoop- en verkoopprijs, betaalwijze en wijze van transport. Het initiatief hiervoor lag bij [verdachte 11] . Hij was ook de enige die in contact stond met ‘China’, vanwaar de grondstoffen en chemicaliën werden ingevoerd. Daarnaast hielden [verdachte 11] en [verdachte 6] elkaar op de hoogte van voorraden naar Paraguay te versturen MDMA en pillen en van het uitproberen van een testzending. Toen [verdachte 11] geld nodig had in Spanje nam hij contact op met [verdachte 6] die op zijn beurt contact opnam met [verdachte 1] dat ‘rustige’ geld nodig had. [verdachte 1] antwoordde daarop dat hij zijn kaart mocht gebruiken. Uit het zaaksdossier Chapada blijkt dat [verdachte 11] in Nederland een loods had voor het produceren van wietolie en dat [verdachte 19] die loods in opdracht van [verdachte 11] opruimde.
[verdachte 11] had dus een essentiële rol binnen de criminele organisatie als initiator van de handel in verdovende middelen, grondstoffen en precursoren.
[verdachte 12]
was op de achtergrond betrokken bij het opzetten van transportmogelijkheden. Hij regelde voornamelijk op afstand betalingen, facturen en documenten om te komen tot een geslaagd transport van grondstoffen voor verdovende middelen. Hij stond hierbij in nauw contact met [verdachte 6] . Uit zaaksdossiers 12.720 liter GBL en 16.000 liter formamide blijkt dat [verdachte 12] in opdracht van [verdachte 6] transportdocumenten en opslagplaatsen regelde voor GBL en formamide. Hij regelde een schone B.V. voor de opslag en het transport. Ook regelde hij ten aanzien van de formamide de administratieve afhandeling van het transport en hield hierbij [verdachte 6] constant op de hoogte van het verloop van het transport. Daarbij zocht hij een loods voor de opslag van de formamide. [verdachte 12] voerde telkens in opdracht van [verdachte 6] handelingen uit en handelde niet op eigen houtje.
[verdachte 12] had dus een ondersteunende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 9]
was betrokken bij transporten van verdovende middelen en grondstoffen en werkte hierbij vooral samen met [verdachte 6] . Zo bespraken [verdachte 6] en [verdachte 9] de mogelijkheden voor het transport van verdovende middelen vanuit Neuss en Hongarije. [verdachte 9] regelde dat de transporten binnen een week plaatsvonden en hield [verdachte 6] constant op de hoogte van het verloop ervan. Uit de berichten tussen [verdachte 9] en [verdachte 6] blijkt dat al vier ritten Boedapest en twaalf ritten Neuss hadden plaatsgevonden. [verdachte 9] was daarmee voor [verdachte 6] een vaste waarde voor het transport van verdovende middelen. Daarnaast benaderde [verdachte 6] hem voor het transport van (nep-)apaan binnen Nederland. [verdachte 9] wist op zijn beurt [verdachte 6] en [verdachte 19] te vinden voor de handel in blokken cocaïne. [verdachte 6] had de beschikking over blokken cocaïne. [verdachte 9] wist hiervoor een koper en sprak daarover met [verdachte 19] en [verdachte 6] . Tot slot had [verdachte 9] vanaf het begin tot aan het einde een significante rol in het zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië. Hij regelde niet alleen de bestelling van de [betrokkene 40] , maar was ook betrokken bij het inbouwen van de stashruimte, het uiteindelijke transport van de [betrokkene 40] naar Australië en de hoeveelheden te vervoeren methamfetamine. Hij had hierover veelvuldig contact met [verdachte 6] en ook met [verdachte 1] .
[verdachte 9] had dus een uitvoerende en ondersteunende rol binnen organisatie.
[verdachte 5]
had contact met verschillende personen uit de organisatie over zowel de handel in verdovende middelen, de productie van synthetische drugs als diverse transportmogelijkheden. Zijn rol binnen de organisatie was daarmee veelzijdig. Hij stond in nauw contact met [verdachte 1] en hield hem, haast als een vanzelfsprekendheid, op de hoogte van zijn handel in en productie van verdovende middelen. [verdachte 5] verstuurde aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne naar Engeland en Ierland en schakelde [verdachte 1] in op het moment dat de transportmogelijkheden leken weg te vallen. [verdachte 1] schakelde op zijn beurt hiervoor [verdachte 3] weer in. [verdachte 1] voorzag [verdachte 5] van de nodige informatie en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. [verdachte 1] gaf hem onder meer 700 kilo apaan ter waarde van € 200.000,-- voor de productie van methamfetamine. [verdachte 1] benaderde [verdachte 5] voor de productie van 150 kilogram methamfetamine die [verdachte 2] wilde versturen naar Spanje. [verdachte 5] nam hierover vervolgens contact op met [verdachte 3] . Daarnaast schoot [verdachte 1] te hulp toen problemen met zijn drugslab waren ontstaan. [verdachte 5] en [verdachte 1] beschikten verder over 100.000 MDMA-pillen en handelden hier gezamenlijk in. [verdachte 1] benaderde [verdachte 5] voor het aanpakken van 11.000 kilo hasj en sprak in dat verband over ‘onze spullen’.
Verder had [verdachte 5] contact met [verdachte 6] over de handel in cocaïne en methamfetamine. Zo ruilden zij vijf kilogram methamfetamine voor een autobus en vonden diverse gesprekken plaats over de handel en actuele prijzen van een blok cocaïne.
[verdachte 5] had dus een veelzijdige en essentiële rol binnen de organisatie.
[verdachte 18]
was tolk van [verdachte 1] en [betrokkene 38] , [verdachte 1] contact in Zuid-Amerika voor de invoer in Europa van verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika. [verdachte 18] was hiermee een onmisbare schakel in het contact tussen [verdachte 1] en [betrokkene 38] . [verdachte 1] legde alles wat betrekking had op zijn overzeese handel aan [betrokkene 38] voor en daarmee ook aan [verdachte 18] . Zo verkenden [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 3] transportmogelijkheden met soja, schroot en kolen als deklading en werd informatie daarover doorgestuurd naar [verdachte 18] . [verdachte 1] zorgde dat [verdachte 18] hiervoor over PGP-telefoons kon beschikken en verlengde diens telefoonabonnementen. [verdachte 7] stuurde via [verdachte 18] een protonmailadres door naar [betrokkene 38] , zodat [betrokkene 38] daarover kon beschikken.
[verdachte 18] had dus een ondersteunende rol binnen de organisatie.
[verdachte 19]
had nauw contact met [verdachte 6] over de handel in verdovende middelen en het vervoeren en opslaan van chemicaliën en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Uit het zaaksdossier Chapada blijkt dat [verdachte 19] betrokken was bij de opslag van aanzienlijke hoeveelheden BMK en zoutzuur en dat hij samen met [verdachte 11] hennepolie voorhanden had. Daarnaast benaderde [verdachte 6] hem voor de verkoop van blokken cocaïne en 2-CB. [verdachte 19] ging hiervoor actief op zoek naar afnemers en besprak met [verdachte 6] de mogelijkheid om een sample 2-CB af te geven. Over de handel in cocaïne had [verdachte 19] ook contact met [verdachte 9] en stuurde hij informatie van [verdachte 9] over prijzen en hoeveelheden beschikbare cocaïne door naar [verdachte 6] . Ook benaderde [verdachte 6] hem voor de opslag van 16.000 liter formamide. [verdachte 19] zou hiervoor een loods regelen.
[verdachte 19] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet waaraan hebben deelgenomen: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] .
Voorts acht de rechtbank daarbij wettig en overtuigend bewezen de voor hen strafverzwarende omstandigheid dat [verdachte 1] en [verdachte 6] leiders waren binnen die criminele organisatie.
Artikel 140, lid 3, Sr
Op grond van het voorgaande staat vast dat de organisatie mede tot oogmerk had het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, te weten de in- en uitvoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 9] en [verdachte 5] hadden betrokkenheid bij dergelijke feiten. Daarmee staat hun wetenschap van vast en is wettig en overtuigend bewezen dat zij hebben deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 3 Sr. Dat geldt niet voor [verdachte 18] en [verdachte 12] . Zij worden van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.