ECLI:NL:RBDHA:2023:15138
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot teruggeleiding van kinderen vanuit Nederland naar Turkije in het kader van internationale kinderontvoering
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 september 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot teruggeleiding van kinderen van Nederland naar Turkije. De vader, die in Turkije woont, verzocht om de teruggeleiding van zijn kinderen, die door de moeder naar Nederland waren gebracht na hun echtscheiding. De moeder had het gezag over de kinderen na de scheiding, terwijl de vader een bezoek- en informatieregeling had. De rechtbank oordeelde dat de gezagssituatie volgens Turks recht op het moment van de overbrenging van belang was. De vader had procedures in Turkije gestart nadat hij ontdekte dat de moeder met de kinderen was vertrokken, maar de rechtbank concludeerde dat de moeder het recht had om met de kinderen naar Nederland te verhuizen. De rechtbank heeft de Turkse beslissingen die de vader had overgelegd buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de gezagssituatie op het moment van de overbrenging. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongeoorloofde overbrenging en wees het verzoek van de vader tot teruggeleiding af. De kosten van de procedure werden door iedere partij zelf gedragen. De benoeming van de bijzondere curator over de kinderen bleef van kracht tot de beslissing onherroepelijk was of in hoger beroep was bekrachtigd.