Wat vindt de rechtbank
11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een
WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de online hoorzitting en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. Hij heeft toegelicht dat er in bezwaar geen lichamelijk onderzoek is uitgevoerd, omdat de primaire arts dit al heeft gedaan en er voldoende informatie van de behandelend sector beschikbaar is, waaruit de aard en ernst van de fysieke afwijkingen blijkt. De rechtbank merkt allereerst op dat het onderzoek bij de EZWb ook is verricht door een arts, in tegenstelling tot wat eiser stelt. Verder kan de verzekeringsarts B&B in een geval als deze afzien van een spreekuurcontact als hij in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie kan motiveren waarom een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.De rechtbank vindt dat de gegeven motivering aan deze eis voldoet. Gelet op de in het dossier aanwezige medische informatie ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. Ook weegt de rechtbank mee dat eiser en zijn gemachtigde akkoord zijn gegaan met een hoorzitting via beeldbellen in plaats van het verschuiven van de afspraak wegens quarantaine van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 25 oktober 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank zal dat uitleggen.
14. In het rapport van 27 januari 2022 heeft de verzekeringsarts B&B de medische situatie van eiser beschreven. Op psychisch vlak is eiser bekend met PTSS en een somatische symptoomstoornis. Lichamelijk zijn er aantoonbare afwijkingen aan de nek en een subtiele degeneratieve afwijking aan de linkerschouder. De aanhoudende hoofdpijn wordt geduid als spierspanningshoofdpijn als onderdeel van postcommotionele klachten na het ongeval. Verder is eiser bekend met een chronische huidaandoening van het hoofd en de nek, die adequaat reageert op behandeling. De verzekeringsarts B&B overweegt dat sprake is van een discrepantie tussen de geclaimde klachten en de objectiveerbare symptomen en afwijkingen, zowel op lichamelijk als psychisch gebied. Zo blijken de nekafwijkingen minder ernstig dan aanvankelijk verondersteld, zijn er ten opzichte van de overige klachten nauwelijks objectiveerbare afwijkingen gevonden en vermeldt de psychiater wel klachten van somberheid, maar dit overheerst de andere gevoelsuitingen niet. De verzekeringsarts B&B stelt dat er voldoende rekening is gehouden met de objectiveerbare beperkingen. Er is geen reden voor een urenbeperking conform de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid: er is geen energetische beperking, preventieve reden of verminderde beschikbaarheid.
15. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft de brief van de psychiater van 13 januari 2021 kenbaar meegenomen in zijn beoordeling en heeft ook aangegeven dat de diagnoses PTSS en somatische symptoomstoornis door de psychiater zijn bevestigd. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 14 juli 2022 aanvullend gesteld dat de gerapporteerde ervaren klachten niet op één lijn zijn te zetten met de door de psychiater beschreven objectiveerbare afwijkingen. Hoge lijdensdruk en psychische klachten als reactie op ervaren lichamelijke klachten en sociale stressoren leiden tot minder arbeidsbeperkingen en een meer activerend beleid dan psychische klachten door psychopathologie. De rechtbank vindt deze motivering voldoende. De door eiser aangehaalde uitspraak van de Raad leidt niet tot een ander oordeel. Het is de rechtbank niet gebleken dat de situatie van eiser (volledig) overeenkomt met de situatie van appellante in die zaak. Het enkele gegeven dat er eenzelfde diagnose is gesteld is daarvoor onvoldoende, omdat de medische beoordeling gaat om het specifieke, individuele geval van eiser en de beperkingen die voortvloeien uit zijn ziekte en/of gebreken. Verder heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven dat de behandelmotivatie van eiser geen rol heeft gehad in het bepalen van de belastbaarheid. De rechtbank vindt deze toelichting voldoende. Ten aanzien van het postcommotioneel syndroom heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat geen sprake is van anatomische schade en dat in de loop van de maanden verbetering te verwachten is ten aanzien van de symptomen. Bij een neurologische oorzaak zou er een neurologische follow-up zijn, maar hier is bij eiser geen aanleiding toe gezien. De aanhoudende klachten wijzen op onderhoudende factoren. Dit beeld wordt in het geval van eiser versterkt omdat hij andere spanningsgerelateerde klachten heeft, zoals hyperventilatie. De rechtbank begrijpt uit deze toelichting dat geen sprake is van objectiveerbare beperkingen als gevolg van het postcommotioneel syndroom en kan dit volgen. In de FML zijn overigens ook beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat onvoldoende rekening is gehouden met de psychische belastbaarheid van eiser.
16. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende rekening heeft gehouden met de lichamelijke klachten. De verzekeringsarts B&B is uitgegaan van afwijkingen aan de nek en linkerschouder, hoofdpijn en de huidaandoening bij het hoofd en de nek. Met de aangenomen beperkingen is rekening gehouden met de beperkte belastbaarheid van de nek en rug. De huidaandoening leidt niet tot beperkingen, omdat de klachten goed reageren op de ingestelde behandeling. Veel klachten zijn gekleurd door de somatische symptoomstoornis, zonder dat er ernstige somatische afwijkingen zijn gevonden. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze motivering van de verzekeringsarts B&B. De aangehaalde informatie van het Haaglanden MC is niet toegespitst op het individuele geval van eiser. Dat eiser meer beperkingen ervaart dan aangenomen in de FML, kan voor de rechtbank niet leiden tot twijfel. De verzekeringsarts B&B heeft er terecht op gewezen dat het gaat om de mate waarin beperkingen objectief vastgesteld kunnen worden. De door eiser ervaren klachten kunnen hierin niet leidend zijn. Ten aanzien van de gebruikte medicatie heeft de verzekeringsarts B&B ook voldoende gemotiveerd waarom dit niet leidt tot aanvullende beperkingen, gelet op het gebruik ’s nachts, de lage dosering en het langdurige gebruik. De rechtbank overweegt ook hier dat de aangehaalde uitspraken van de Raad geen reden zijn tot twijfel, omdat het niet alleen gaat om het gebruik van een medicijn, maar (onder andere) ook om de dosering en de reactie daarop in het individuele geval.
17. Ten aanzien van de geclaimde urenbeperking heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend toegelicht dat er PTSS-symptomen waren, maar dat deze niet ernstig zijn. De lichamelijke klachten stonden op de voorgrond. Slaapproblemen en een verstoord dag-nachtritme door sociale stressoren vormen geen grond voor een urenbeperking. Deze toelichting vindt de rechtbank voldoende.
18. Eiser heeft in beroep een rapport van Triage in het kader van zijn letselschadezaak ingebracht. In dit rapport gaat Triage uit van een postwhiplashsyndroom (in plaats van het postcommotioneel syndroom), chronische gewrichtspijn en vermoeidheid. Eiser stelt dat het UWV hiervoor te weinig beperkingen heeft aangenomen. De verzekeringsarts B&B heeft hierop gereageerd in het rapport van 1 november 2022. Hij heeft aangegeven dat het onderscheid tussen de diagnoses postcommotioneel syndroom en postwhiplashsyndroom van ondergeschikt belang is en dat vaststaat dat er geen objectiveerbare afwijkingen zijn gevonden als gevolg van het ongeval. Dit geldt ook voor de aanhoudende pijnklachten. De door de huisarts/medisch adviseur vermeldde beperkingen zijn op basis van de ervaren klachten vastgesteld. Gelet hierop kan de rechtbank de conclusie volgen dat deze informatie niet tot een wijziging van het standpunt van het UWV leidt.
19. Ten aanzien van de overige in beroep ingebrachte medische informatie concludeert de rechtbank dat deze informatie van ruim na de datum in geding - 25 oktober 2021 - is. De informatie betreft behandelingen en contact met behandelaren vanaf juni 2022 tot en met augustus 2023 en geeft (onder andere) een
mogelijkeoorzaak voor zijn lichamelijke klachten. Gelet op het voorgaande leidt deze informatie voor de rechtbank niet tot twijfel over de medische beoordeling van de situatie op 25 oktober 2021. De rechtbank vindt het daarbij van belang dat de verzekeringsarts B&B op basis van de al aanwezige medische informatie heeft aangegeven dat de lichamelijke klachten onvoldoende kunnen worden verklaard vanuit de aantoonbare lichamelijke afwijkingen.
20. Dat eiser meer klachten ervaart, kan voor de rechtbank niet leiden tot twijfel aan de medische beoordeling. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 25 oktober 2021.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 25 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen zijn vastgesteld in de FML van 8 september 2021.
22. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 8 september 2021 bevestigd dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als taxichauffeur, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies geschikt bevonden. Het gaat om de volgende drie functies (en twee reservefuncties):
- ( SBC-code 272043) Productiemedewerker textiel;
- ( SBC-code 271130) Samensteller kunststof- en rubberproducten;
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker.
De reservefuncties zijn (SBC-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen en (SBC-code 111010) Medewerker tuinbouw.
24. De arbeidsdeskundige B&B verwijst voor de geschiktheid van de functies naar de motivering in het rapport van de arbeidsdeskundige en het resultaat functiebeoordeling. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport aanvullend gemotiveerd en gereageerd op de gronden in bezwaar. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht waarom overschrijding van de norm bij het maken van hoofdbewegingen en actief zijn boven schouderhoogte toelaatbaar is. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen, aangezien er geen beperkingen zijn aangenomen op deze items in de FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
25. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser niet voldoet aan het in de functies vereiste opleidingsniveau. De arbeidsdeskundige B&B heeft het opleidingsniveau gemotiveerd vastgesteld op niveau 2: volledig doorlopen basisonderwijs met enkele jaren voortgezet onderwijs of andere opleidingen op dit niveau. Dat eiser niet over het getuigschrift basisonderwijs beschikt, betekent niet dat hij niet aan dit niveau voldoet. Het is vaste rechtspraak van de Raaddat het vereiste van een getuigschrift basisonderwijs niet wordt gezien als een strikte diploma-eis. Het is een opleidingsniveau-eis, waaraan eiser kan voldoen door een combinatie van zijn opleiding en werkervaring. De arbeidsdeskundige B&B heeft voldoende gemotiveerd waarom eiser gezien zijn gevolgde en behaalde opleidingen aan dit niveau voldoet.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 25 oktober 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 100% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor 0% arbeidsongeschikt is.
Overschrijding redelijke termijn
27. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
28. De rechtbank beoordeelt het verzoek aan de hand van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016. Uitgangspunt is dat de behandeling binnen een redelijke termijn is geweest, als de uitspraak binnen twee jaar na de ontvangst van het bezwaarschrift is gedaan. Het bezwaarschrift van eiser is op 26 oktober 2021 door het UWV ontvangen. Met de uitspraak van de rechtbank van heden is de termijn van twee jaar nog niet verlopen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.