ECLI:NL:RBDHA:2023:14954
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Afghaanse eiser beoordeeld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 18 september 2023 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, evenals een tolk.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de eiser. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft omtrent asielaanvragen, en dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er in zijn geval sprake is van een reëel risico op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank oordeelt dat de algemene verwijzingen naar het AIDA-rapport onvoldoende zijn om aan te tonen dat de situatie in Frankrijk zodanig is dat de overdracht aan Frankrijk niet kan plaatsvinden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door rechter D.M. Schuiling en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.