Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
GRÜNENTHAL B.V.,
1.TEVA B.V.,
TEVA NEDERLAND B.V.,
PHARMACHEMIE B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
castor oil’) en het co-oplosmiddel benzylbenzoaat (hierna: BzBzo). Het geneesmiddel bevat 2000 mg BzBzo in totaal, dus 500 mg/ml.
Methods and pharmaceutical compositions for reliable achievement of acceptable serum testosterone levels” is aan (een rechtsvoorganger van) Bayer AG verleend op 16 augustus 2006 voor onder meer Nederland op een aanvrage van 15 maart 2004, onder inroeping van prioriteit van de Deense aanvrage DK 200300399 van 14 maart 2003. Bayer AG heeft het octrooi in juli 2022 overgedragen aan Grünenthal GmbH, die sinds 10 februari 2023 in het register van OCNL geregistreerd staat als houdster van het Nederlandse deel van EP 208. Het octrooi expireert op 14 maart 2024.
Zhang G et al., A pharmacokinetic study of injectable testosterone undecanoate in hypogonadal men. J. Andrology, vol 19, No 6, 1998). Zhang et al, 1999, relates to injectable testosterone undecanoate as a potential male contraceptive (
Zhang et al, J clin Endocrin & metabolism, 1999, vol 84, no 10, p 3642-3646).
Behre et al, Intramuscular injection of testosterone undecanoate for the treatment of male hypogonadism: phase I studies. European J endocrin, 1999, 140, p 414-419).
Chen Zhao-dian et al, clinical study of testosterone undecanoate compound on male contraception. J Clin androl, 1986, vol 1, issue 1, abstract).
Wang Lie-zhen et al. The therapeutic effect of domestically produced testosterone undecanoate in Klinefelt syndrome.New Drugs Market 8: 28-32, 1991.
Eckardstein and Niesclag, treatment of male hypogonadism with testosterone undecanoate injected at extended intervals of 12 weeks, J Andrology, vol 23, no 3, 2002)
track changesde wijzigingen ten opzichte van de conclusies zoals verleend zijn weergegeven (onderstreept = toegevoegd; doorgestreept is weggehaald):
as one single dose, said compositioncomprising
a testosterone ester selected from the group of esters consisting of linear and branched nonanoates, decanoates, undecanoates, dodecanoates, tridecanoates, tetradecanoates and pentadecanoates750 mg to 1500 mg testosterone undecanoate; and a vehicle comprising castor oil in a concentration of 25-45 vol% and a co-solvent
in an amount ranging from 55 to 65 vol% of the vehicle, wherein the co-solvent is benzylbenzoate.
any ofthe preceding claims, wherein the vehicle comprises
The composition according to any of claims 1-3, wherein the co-solvent is in an amount ranging from 55 to 65 vol% of the vehicle.
The composition according to any one of the preceding claims, wherein the co-solvent is benzyl benzoate.
J1.000 mg testosterone undecanoate in a vehicle of 4 ml of a mixture of castor oil and benzyl benzoate in a ratio of 1:1.7 by volume.
2or a pharmaceutical formulation as defined in claim 7in male contraception.
a testosterone ester selected from the group of esters consisting of linear and branched nonanoates, decanoates, undecanoates, dodecanoates, tridecanoates, tetradecanoates and pentadecanoatestestosterone undecanoatefor the preparation of a medicament for treating primary and secondary hypogonadism in a man, said medicament is in a form for intramuscular injection
as one single dose, and said medicament comprising 750 mg to 1500 mg testosterone undecanoateand compris
ingesa vehicle comprising castor oil in a concentration of 25-45 vol% and a co-solvent
in an amount ranging from 55 to 65 vol% of the vehicle, wherein the co-solvent is benzyl benzoate, and wherein said treating comprises
95, wherein said primary hypogonadism is derived from testicular failure selected from the group consisting of cryptorchidism, bilateral testicular torsion, orchitis, orchidectomy, Klinefelter syndrome, chemotherapy and toxic damage from alcohol or heavy metals.
95, wherein said secondary hypogonadism is derived from
a of a testosterone ester selected from the group of esters consisting of linear and branched nonanoates, decanoates, undecanoates, dodecanoates, tridecanoates, tetradecanoates and pentadecanoatestestosterone undecanoatefor the preparation of a medicament for treating diseases and symptoms associated with deficient levels of testosterone in a man who is in therapy with a progestin or a gonadotropin suppressive agent, said medicament is in a form for intramuscular injection
as one single dose, and said medicament comprising 750 mg to 1500 mg testosterone undecanoate,and compris
esinga vehicle comprising castor oil in a concentration of 25-45 vol% and a co-solvent
in an amount ranging from 55 to 65 vol% of the vehicle, wherein the co-solvent is benzyl benzoate, and wherein said treating comprises
108, wherein said deficient levels of testosterone in a man is such that the concentration of testosterone in serum is less than 10 nmol/l.
The use according to claims 8-13, wherein the testosterone ester is testosterone undecanoate.
The use according to any of claims 8 to 14, wherein said medicament comprises said testosterone ester in a 6-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 9-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 10-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 11-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 12-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 13-week dose of 500 mg to 2000 mg, a 14-week dose of 500 to 2000 mg, a 15-week dose of 500 to 2000 mg or a 16-week dose of 500 mg to 2000 mg.
The use according to claim 15, wherein said 6-, 9-, 10-, 11-, 12-, 13-, 14-, 15- and 16-week dose is of 750 mg to 1500 mg.
The use according to any of claims 8 to 16, wherein the co-solvent is benzyl benzoate.
Treatment of male hypogonadism with testosterone undecanoate injected at extended intervals of 12 weeks: a phase II study”, gepubliceerd in
Journal of Andrology, vol. 23, No. 3, May-June 2002(hierna Von Eckardstein). Deze publicatie wordt genoemd in [0014] van het octrooi.
Castor oil as a vehicle for parental administration of steroid hormones”, gepubliceerd in
Journal of Pharmaceutical Sciences, Vol. 53, No. 8, August 1964, 891-895(hierna Riffkin). Daarin wordt het volgende vermeld:
Discussion”:
3.Het geschil
4.De beoordeling
common general knowlegde’is, waarnaar partijen in deze zaak hebben verwezen.
prodrug, veelal een testosteronester. Een testosteronester is een testosteronmolecuul waaraan een apolaire koolstofketen is vastgezet middels een esterverbinding. In het lichaam wordt de esterverbinding afgebroken, waardoor vrij testosteron ontstaat dat de natuurlijke functie kan uitoefenen. Testosteronesters kunnen oraal, via pleisters, gels of injecties worden toegediend. Op de prioriteitsdatum bestond de meest gangbare behandeling uit een intramusculaire (hierna: IM) injectie bevattende testosteronesters (testosteronenantaat en testosteroncypionaat) in een drager. De testosteronesters worden daarbij opgelost in een olieachtige drager. De olie dient ervoor om de afgifte van de testosteronester te vertragen. De olie blijft gedurende langere tijd in het weefsel bestaan, in de vorm van een zogenoemd depot met daarin de testosteronester. De testosteronester diffundeert langzaam uit de drager naar het weefsel en vervolgens naar het bloed, waar de testosteronester wordt gehydroliseerd (gesplitst in vrij testosteron en het zuur) om vrij (actief) testosteron te vormen. De snelheid waarmee een oliedepot een testosteronester afgeeft, is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de lipofiliciteit en de viscositeit van de drager (wat weer afhangt van de samenstelling daarvan en de concentratie van de componenten), de lipofiliciteit, hoeveelheid en concentratie van de testosteronester, het volume van de geïnjecteerde formulering en de snelheid waarmee de olie uit het lichaam verdwijnt. Lipofilicieit betreft het vermogen van een stof om op te lossen in een vetachtige omgeving (in tegenstelling tot hydrofiliciteit, wat duidt op de oplosbaarheid in water). Viscositeit betreft de stroperigheid van een stof. Hoe hoger de lipofiliciteit en de viscositeit van de drager, hoe langzamer over het algemeen de afgifte is, maar hoe moelijker de testosteronester in het algemeen daarin oplost. Het maximale volume dat aanvaardbaar (zonder al te veel ongemak) in de
gluteus medius(bilspier) van een patiënt kan worden geïnjecteerd is rond de 2-4 ml, waarbij 5 ml op de prioriteitsdatum het maximaal toegestane volume was voor therapeutisch gebruik.
problem solution approach(hierna PSA) als hulpmiddel gebruiken. Daarbij wordt vastgesteld wat de technische effecten zijn van de verschillen tussen de kenmerken van de octrooiconclusie zoals verleend en de meest nabije stand van de techniek. Aan de hand van die technische effecten wordt het objectieve technische probleem vastgesteld, dus het probleem dat moet worden opgelost om de technische effecten te bereiken. Vervolgens wordt beoordeeld of de gemiddelde vakpersoon, in aanmerking genomen zijn algemene vakkennis, op de prioriteitsdatum zonder uitvinderswerkzaamheid tot de oplossing volgens het octrooi (de kenmerken van de octrooiconclusie) zou komen.
de werkzame stofeen brede groep van testosteronesters werd geclaimd, is de conclusie na afstand beperkt tot één bepaalde testosteronester: testosteronundecanoaat (TU), waarbij testosteron is veresterd met een zuur (undecaanzuur) met een alifatische koolstofketen die elf koolstofaftomen heeft. Ten tweede is toegevoegd dat de samenstelling is geformuleerd als één enkele dosis omvattende 750 mg tot 1500 mg TU (kenmerken 1.3 en 1.4). Een en ander vindt, naar Grünenthal onbetwist heeft gesteld, basis in conclusie 3 zoals ingediend en verschillende delen van de aanvrage.
de drager. De conclusie zoals verleend zag op een drager die ricinusolie in een concentratie van 25-45 volumeprocent bevatte. Daarnaast was sprake van een niet nader gespecificeerd ‘co-oplosmiddel’. In conclusie 1 na afstand is de claim beperkt tot een specifiek co-oplosmiddel, te weten BzBzo, en wel in een volumepercentage variërend van 55 tot 65. Ook met betrekking tot deze wijzigingen (in deelkenmerken 1.7 en 1.8) is niet in geschil dat hiervoor een basis is te vinden in het octrooi zoals verleend.
comprising’):
- ricinusolie (25-45 volume%) en
- BzBzo (55-65 volume%).
most preferable’ range die in de beschrijving van de aanvrage en van het octrooischrift is geopenbaard:
- Voor TU volgt dit uit [0047]: ‘
- In [0040] is opgenomen: ‘(….)
- Aan het slot van [0042] is de meest wenselijke hoeveelheid van het co-oplosmiddel opgenomen, te weten ‘
mind willing to understand’, het geclaimde niet zo begrijpen dat bedoeld is om een tweede oplosmiddel toe te voegen. In de beschrijving en in de conclusies (zoals aangevraagd, verleend en beperkt) is steeds sprake van ‘
a vehicle comprising castor oil andaco-solvent’ [nadruk toegevoegd, voorzieningenrechter]. De vakpersoon zou het geclaimde ook anders kunnen begrijpen, bijvoorbeeld zo dat de in de aanvrage geopenbaarde meest beperkte range voor ricinusolie te ruim is aan de onderkant in combinatie met de meest beperkte range voor een co-oplosmiddel (zie 4.20) waartoe die conclusie zoals deze voorligt is beperkt, en die meest beperkte ranges niet op elkaar aansluiten (waardoor 25-35 vol% ricinusolie in feite niet mogelijk is).
washout phasevan minimaal 4 weken voorafgaand aan de eerste TU IM injectie, zijn in een opstartfase 4 injecties toegediend met een interval van steeds 6 weken. Daarna is het interval tussen de injecties geleidelijk verhoogd en vanaf de 10e injectie was het interval tussen twee injecties maximaal 12 weken.
discussionin de publicatie, staat:
1000 mg TU dissolved in 4 ml castor oil’ [zie 2.17.2] een precieze formulering openbaart bestaande uit uitsluitend 1000 mg TU in 4 ml zuivere ricinusolie (250 mg/ml), Aan die – door Teva c.s. gemotiveerd betwiste – stelling gaat de voorzieningenrechter – gelet op onder andere de hoge viscositeit van ricinusolie – als voorshands niet aannemelijk voorbij. De eenvoudig op te zoeken of bij de vakpersoon al bekende hoge viscositeit van ricinusolie (600-800 mPa·s) brengt mee dat de relevante vakpersoon, waaronder een farmacoloog en een formuleringsdeskundige, zou begrijpen dat ten minste één co-oplosmiddel nodig is om tot een realistische bruikbare formulering te komen. Dit is toegelicht door prof. Vromans, deskundige van Teva c.s. (hierna Vromans). Dit kan echter ook worden afgeleid uit de verklaring van de eigen deskundige van Grünenthal, prof. Frijlink (hierna Frijlink) (overgelegd als productie EP37):
Results’in Von Eckardstein is opgenomen: ‘
Injections were well toletarated by all men except one(…)’.
derivable’ is uit de aanvrage. Zij beroept zich daarbij op uitspraken van de TKB uit 1995 (Agrevo [8] ), van het gerechtshof Den Haag uit 2017 [9] en op de reeds genoemde uitspraak van de GKB G2/21. Volgens Teva volgt daaruit dat het niet voldoende is om in het octrooi van één formulering bewijs te laten zien wanneer ranges worden geclaimd. De vakpersoon moet uit de aanvrage kunnen afleiden dat het technische effect waarop een beroep wordt gedaan ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt voor alle mogelijke formuleringen die onder de beschermingsomvang van de conclusie vallen.
would derive’ ook de termen ‘
derivable’, ‘
would understand’ en ‘
would consider’. Naar voorlopig oordeel wordt daarmee steeds hetzelfde bedoeld, en komt de toets, naar het Nederlands vertaald, neer op het volgende:
uit de oorspronkelijke aanvrage begrijpen, althans is voor hem daaruit afleidbaar, dat het gestelde technische effect door de technische leer daarvan wordt omvat en dezelfde daarin geopenbaarde uitvinding belichaamt.
ingevuldop basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij gaat het erom vast te stellen wat er nodig is voor de gemiddelde vakpersoon om uit de aanvrage te kunnen afleiden dat het gestelde technische effect werd omvat door de technische leer daarvan. Dat hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval.
Werkwijzen en farmaceutische samenstellingen voor het betrouwbaar tot stand brengen van aanvaardbare testosterongehaltes in serum. In [0001] van het octrooischrift is vervolgens toegelicht dat het daarbij gaat om aanvaardbare serum testosteronniveaus gedurende langere tijd en in [0016] dat met de in de uitvinding gebruikte injecteerbare testosteronesters binnen een korte periode fysiologisch normale testosteronniveaus worden bereikt die gedurende langere periode worden gehandhaafd, zonder schommelingen in het normale fysiologische bereik te vertonen. Ook uit de ‘
detailed description of the invention’ in [0021] volgt dat (de werkwijzen en) preparaten volgens de uitvinding snel leiden tot fysiologisch normale serum testosteronniveaus die gedurende langere periode worden gehandhaafd, waardoor significant langere injectie-intervallen mogelijk zijn. Deze paragrafen komen ook voor in de aanvrage. Het verschaffen van werkwijzen en preparaten met voornoemd effect/werking, moet dan ook worden aangemerkt als de technische leer (ook wel de uitvindingsgedachte) van EP 208.
examples2, 3 en 4, zie 2.6, slot), waarmee de therapeutische werkzaamheid, veiligheid en het pharmacokinetisch profiel zijn getest. Daarbij is voor één bepaalde samenstelling aangetoond dat daarmee (bij de behandeling van hypogonadisme) langere interjectie-intervallen worden bereikt met behoud van fysiologisch acceptabele testosteronniveaus. De samenstelling waarmee die proeven zijn gedaan bevat 1000 mg TU (250 mg/ml) in een drager van (uitsluitend) ricinusolie en BzBzo in de verhouding 1:1,7 in een volume van 4 ml. Dat komt overeen met volumepercentages van ricinusolie en BzBzo van respectievelijk 37 en 63 %. Deze samenstelling valt, zoals gezegd, binnen het bereik van conclusie 1 en is ook afzonderlijk onder bescherming gesteld in conclusie 3. [11]
afleidbaar(“
derivable”) is dat het gestelde technische effect door de technische leer daarvan wordt omvat en dezelfde daarin geopenbaarde uitvinding belichaamt. Bewijs daarvoor is niet nodig. Op basis van zijn algemene vakkennis, wist de vakpersoon op de prioriteitsdatum welke factoren van invloed zijn op het depoteffect en derhalve op de langere werkzaamheid van de geformuleerde samenstellingen nadat het geven van een injectie (zie 4.6 en 4.7). Hetgeen hem uit dien hoofde bekend was, maakt naar voorlopig oordeel niet dat de vakpersoon, gelet op de relatief beperkte ranges in conclusie 1 (na afstand), zal denken dat een formulering die binnen de ranges ligt, of dat een substantieel deel van de formuleringen die binnen de ranges ligt, niet zou werken. Dat is door Teva c.s. ook niet gemotiveerd gesteld.
nietuit de aanvraag zal afleiden, of reden zal hebben om te twijfelen, dat dit technische effect (het verbeterde depoteffect) zich over de volle breedte van conclusie 1 na afstand voordoet. Op Teva c.s. rust, voorlopig oordelend, immers de plicht dit te stellen en in kort geding voorshands aannemelijk te maken. [14] Teva c.s. heeft daartoe aan de hand van verklaringen van haar deskundigen (uitsluitend) aangevoerd dat het voor de vakpersoon niet geloofwaardig is, dat de formulering waarbij de maximaal geclaimde hoeveelheid van 1500 mg TU wordt gebruikt, het technisch effect zal hebben omdat die hoeveelheid TU niet kan worden opgelost in 4 of (max.) 5 ml (het maximaal aanvaardbare volume, zie hiervoor onder 4.7) ricinusolie en BzBzo (naar de voorzieningenrechter aanneemt bij kamertemperatuur). Grünenthal heeft aangevoerd dat de conclusie niet vereist dat de volledige hoeveelheid TU is opgelost, en dat ook een samenstelling met 1500 mg TU in 4 ml naar verwachting een verbeterde depot en derhalve het gestelde effect zal hebben, ongeacht of een deel van de TU niet is opgelost. Hier heeft Teva cs onvoldoende tegenovergesteld. Andere argumenten om aannemelijk te maken dat de vakpersoon zal twijfelen of het technisch effect wel over de volle ranges wordt behaald, heeft Teva c.s. niet aangevoerd. In het bij zonder heeft zij geen enkele proef overgelegd (of aangeboden die te doen) die laat zien dat een samenstelling die valt binnen conclusie 1 na afstand, niet zou werken. Uit door haar overgelegde proeven met betrekking tot de oplosbaarheid en viscositeit van TU in dragers bevattende verschillende combinaties van ricinusolie en BzBzo, volgt veeleer het tegendeel. Daaruit blijkt dat ook met een samenstelling van een drager die buiten de range valt (60% ricinusolie en 40% BzBzo, een samenstelling waarvan de vakman zal verwachten dat de oplosbaarheid van TU daarin minder goed is en de viscositeit hoger – dus naar verwachting met een beter depoteffect – dan in de omgekeerde verhouding 40/60 die wel binnen het bereik van de conclusie valt), TU daarin oplosbaar is in de gewenste hoeveelheid (iets meer dan 250 mg/ml) en dat de viscositeit ook acceptabel is op 113 mPa·s. Weliswaar was de tijd om extra proeven uit te voeren in dit kort geding (te) beperkt, maar in de Duitse en Engelse bodemprocedures, die al veel langer liepen, zijn dergelijke proeven voor zover bekend ook niet overgelegd door Teva c.s.. Het had van haar wel verwacht mogen worden om met meer te komen om haar standpunt aannemelijk te maken dat de vakpersoon zou verwachten, op grond van zijn algemene vakkennis, dat een deel van de geclaimde formuleringen
nietzou werken.
post-filed evidence’ dat haar standpunt ondersteunt dat het technisch effect over de volle breedte wordt verkregen. Het gaat daarbij om samenstellingen waarvan vaststaat dat deze voldoen aan het technisch effect omdat deze als (goedgekeurde) geneesmiddelen op de markt zijn. Dit is in de eerste plaats Nebido (zie 2.2). Daarin wordt een samenstelling geopenbaard van een 4 ml oplossing voor injectie met daarin 1000 mg TU (250 mg/ml) opgelost in een drager van ricinusolie en 2000 mg (500 mg/ml) BzBzo. Partijen zijn het erover eens dat dit overeenkomt met ongeveer 40,5 vol% ricinusolie en 59,5 vol% BzBzo. De tweede formulering waarvan is bewezen is dat deze werkt, is in de VS op de markt onder de naam Aveed en heeft de volgende samenstelling: 3 ml oplossing voor injectie met daarin 750 mg TU (250 mg/ml) opgelost in een drager van 1500 mg BzBzo (59,5 vol%) en 885 mg ricinusolie (40,5 vol%). In dit geval is sprake van bewijs van na de aanvraagdatum, waaruit volgt dat het geclaimde effect zich ook daadwerkelijk in vivo voordoet bij twee andere formuleringen (dan de in de
examplesvan het octrooischrift geopenbaarde) die binnen het bereik van conclusie 1 vallen. Dit bevestigt hetgeen uit het octrooischrift afleidbaar is.
derivable’ is uit de aanvrage en belichaamd is in de geclaimde formuleringen volgens de beperkte tekst, welke samenstellingen ook onderdeel uitmaakten van de in de oorspronkelijk aanvrage geopenbaarde uitvinding.
het verschaffen van een TU formulering met 1000 mg TU in een drager bevattende ricinusolie, die geschikt is voor IM injectie waarbij stabiele fysiologisch aanvaardbare serumtestosteronniveaus worden bereikt en behouden bij toediening met langere injectie-intervallen (minstens even lange injectie-intervallen als in Von Eckardstein)’. Daarover bestaat, als wordt aangenomen dat het gestelde technisch effect moet worden meegenomen, geen wezenlijk geschil.
250 mg of the ester in 2 ml of tea seed oil with 15% benzyl benzoate”.
hindsight. Als de vakpersoon al op Riffkin zou stuiten, zoals Teva c.s. stelt en Grünenthal betwist, leert die publicatie hem dat ricinusolie een geschikte drager is voor de toediening van injecties met hormonen. In Riffkin werd immers de geschiktheid van ricinusolie als drager specifiek onderzocht. In die publicatie is de geschiktheid van deze drager specifiek voor het hormoon testosteron of van testosteronesters echter niet onderzocht (wel is de oplosbaarheid van testosteron in verschillende oliën, waaronder ricinusolie, weergegeven, zie 2.18). De resultaten van de geschiktheid van ricinusolie als drager voor esters met korte koolstofketens van twee andere hormonen is daarin wel gepubliceerd, maar gesteld noch gebleken is dat die hetzelfde of een vergelijkbaar oplosbaarheidsprofiel hebben als TU. De vakpersoon zou die gegevens niet met verwachting van een redelijk succes extrapoleren naar een ester van een ander hormoon met een lange koolstofketen. In Riffkin worden verder als bestanddelen van de drager naast ricinusolie geopenbaard BzBzo en benzylalcohol, vrijwel steeds in combinatie met gebruikt. Ook dat vormt geen pointer naar de keuze voor alleen BzBzo als co-oplosmiddel voor TU in ricinusolie.
zou(niet kon) kiezen. Aan de stelling dat Von Eckardstein een pointer zou bevatten naar BzBzo als (enig) co-oplosmiddel, gaat de voorzieningenrechter voorbij nu het daarbij gaat om een verwijzing naar een zin die is opgenomen in een ander document, Partsch en Zhang, en niet in Von Eckardstein. Die zin, als de vakpersoon daar al op zou stuiten, leert bovendien dat BzBzo als co-oplosmiddel kan worden gebruikt naast ‘
tea seed oil’. Teva c.s. heeft niet toegelicht waarom dit voor de vakpersoon relevant is en hem/haar ertoe zou brengen om ricinusolie te combineren met (alleen) BzBzo voor TU. Ook de door (deskundige Vromans van) Teva c.s. genoemde zes commerciële formuleringen [16] van hormoonesters die beschikbaar waren als geneesmiddel op de prioriteitsdatum, zouden de vakpersoon, anders dan Teva c.s. betoogt, niet zonder meer tot de keuze voor uitsluitend BzBzo als co-oplosmiddel brengen. Het merendeel van die goedgekeurde geneesmiddelen betreft hormoonesters met een korte koolstofketen. Niet in geschil is dat ook de werkzame stof en in het bijzonder ook de soort ester (dat wil zeggen de lengte van de koolstofketen van het zuur waarmee wordt veresterd), de werking van het depot (want onder meer de lipofiliciteit en viscositeit) beïnvloeden. Teva c.s. heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vakpersoon die data zonder meer naar TU zou extrapoleren. In de helft van de genoemde gevallen zijn de als geneesmiddel beschikbare hormoonesters voorts opgelost in een formulering die drie componenten bevat; naast ricinusolie en BzBzo ook benzylalcohol. Het is dan ook niet duidelijk waarom de vakpersoon op basis van die bestaande formuleringen zou kiezen voor een drager van ricinusolie met (alleen) BzBzo als co-oplosmiddel voor TU.
zoukomen. De enige commercieel beschikbare samenstelling met die verhouding was voor een heel ander hormoon (Proluton depot) voor een andere toepassing. Samenstellingen met werkzame stoffen die meer op TU lijken, hebben andere dragers. In Riffkin ligt het percentage van BzBzo steeds onder de 50%, dus buiten de geclaimde range. Ook de genoemde voor therapeutische toepassing goedgekeurde formuleringen bevatten steeds meer ricinusolie dan BzBzo, met één uitzondering die 41% ricinusolie bevat. De vakpersoon zou uitgaande van de bekende dragers dus eerder kiezen voor een drager met 60% ricinusolie en 40% BzBzo dan andersom.
in vivo. Grünenthal heeft erop gewezen dat de vakpersoon op basis van zijn algemene vakkennis wist dat meer vol% BzBzo zou leiden tot een lagere viscositeit en lipofiliciteit en dat hij dus zou verwachten dat een drager met meer BzBzo zou leiden tot snellere afgifte van TU en dus tot een verminderd depoteffect, zodat een dit juist wegwijst van de uitvinding.