ECLI:NL:RBDHA:2023:14591

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.28468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd op 13 april 2023 en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 18 september 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser op 31 juli 2023 heeft aangegeven te willen terugkeren naar Marokko, maar dat hij niet volledig heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is. Eiser heeft niet actief geprobeerd om identificerende documenten te verkrijgen en heeft geen vrijwilligersbrief geschreven, ondanks herhaaldelijk advies.

De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 18 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de
maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of
een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 mei 2023. [2] Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingesteld. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 juli 2023 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment, 7 juli 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat hij op 31 juli 2023 heeft aangegeven te willen terugkeren naar Marokko. Hem is gebleken dat hij eerst gepresenteerd dient te worden voordat een LP [4] voor hem kan worden afgegeven. Een dergelijke presentatie heeft nog niet plaatsgevonden. Eiser meent dat de reden hiervoor kan zijn dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, of dat de Marokkaanse autoriteiten niet wensen mee te werken. In beide gevallen dient volgens eiser geconcludeerd te worden dat er geen zicht op uitzetting is. Ook meent eiser dat verweerder de rappelbrieven dient over te leggen, zodat gecontroleerd kan worden of verweerder op afdoende wijze heeft gerappelleerd over de LP-aanvraag.
5. Eiser heeft tijdens het vertrekgesprek op 31 juli 2023 weliswaar verklaard zo snel mogelijk te willen terugkeren naar Marokko, maar niet kan worden gesproken van een volledige en actieve medewerking van eiser. Zo is niet gebleken van enige poging om aan identificerende documenten te komen en heeft eiser geen vrijwilligersbrief geschreven, ondanks dat hij meermaals is geadviseerd om dit te doen.
6. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat algemene rappelbrieven door verweerder niet aan digitale dossiers worden toegevoegd. In de meegezonden voortgangsrapportage staat dat verweerder zeven keer schriftelijk over de LP-aanvraag heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder naast het rappelleren over de LP-aanvraag ook regelmatig vertrekgesprekken heeft gevoerd met eiser. Verweerder heeft met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend gehandeld.
7. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [5] van 16 mei 2023 [6] , van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser binnen afzienbare termijn een presentatie zullen plannen of een LP zullen afgeven. Zoals eerder overwogen houdt eiser zich nog onvoldoende aan zijn vertrekplicht. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat. [7]
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [8]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
4.Laissez-passer.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2707.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.