ECLI:NL:RBDHA:2023:14318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.28340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De maatregel was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 juni 2023, en de eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, met een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, omdat zij voldoende informatie had uit het digitale dossier en de overgelegde stukken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het ontbreken van zicht op uitzetting en de vermeende onrechtmatigheid van de communicatie tijdens het vertrekgesprek, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet actief meewerkte aan zijn uitzetting en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28340

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Soerdjpal).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 juni 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 14 september 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1988 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 17 augustus 2023 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5, Eiser voert aan dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria ontbreekt nu de LP [2] -aanvraag langer dan een jaar geleden is gedaan. Gelet hierop stelt eiser dat de voortduring van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
6. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria is komen te ontbreken. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [4] Nu uit het voortgangsrapport en de vertrekgesprekken blijkt dat eiser nog altijd niet meewerkt aan zijn uitzetting, dient de langere duur van de maatregel van bewaring dan ook nog altijd voor rekening en risico van eiser te komen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest in de periode van 17 augustus 2023 tot 14 september 2023.
7. Verder voert eiser aan dat hij tijdens het vertrekgesprek van 16 augustus 2023 bijgestaan had moeten worden door een tolk Edo. Volgens eiser heeft dit vertrekgesprek ten onrechte in het Engels plaatsgevonden en leidt dit tot onrechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring. Tot slot voert eiser aan dat sprake is van een onrechtmatige cumulatie van hoedanigheden, omdat de verhoorder tevens de tolk was.
8. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Gesteld noch gebleken is dat eiser de Engelse taal onvoldoende beheerst of dat hij de regievoerder tijdens het vertrekgesprek niet goed heeft begrepen. Ook blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek niet dat er communicatieproblemen tussen eiser en de regievoerder waren. Eiser heeft in beroep niet gesteld dat het verslag geen juiste weergave bevat van wat er is gezegd. Eiser heeft ook niet concreet toegelicht dat hij door deze wijze van het voeren van het vertrekgesprek is benadeeld. Eiser is dan ook niet in zijn belangen geschaad. Verder merkt de rechtbank op dat de regievoerder een regulier vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser in de Engelse taal. Niet is gebleken dat sprake is van een onrechtmatige cumulatie van hoedanigheden.
9. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp. Middelburg, 4 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:9981, 24 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11090 en 22 augustus 2023,ECLI:NL:RBDHA:2023:12756.
2.Laissez-passer.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ABRvS 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210 en 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.