ECLI:NL:RBDHA:2023:14221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige gronden met betrekking tot psychische en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die per 1 november 2021 was aangevraagd. Eiseres, die sinds 4 november 2019 uitviel met psychische klachten, had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv concludeerden dat eiseres op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geschikt was voor een aantal functies, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 7,66%. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het primaire besluit. Tijdens de zitting op 22 augustus 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende medische informatie was opgevraagd bij haar behandelaars.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde. De rechtbank concludeerde dat de psychische en lichamelijke beperkingen van eiseres adequaat waren beoordeeld en dat de geduide functies actueel waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de weigering van de WIA-uitkering op goede gronden was gedaan. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het griffierecht werd vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I.G.M. van Gorkum),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 11 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
1 november 2021 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 17 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aanvullende beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023. Eiseres is verschenen. Zij is bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres werkte vanaf 1 oktober 2018 als sociaal praktisch dienstverlener bij Stichting [bedrijfsnaam] voor gemiddeld 23,91 uur per week. Zij viel op 4 november 2019 uit met psychische klachten. Eiseres is ook bekend met eczeem, een allergie voor huisstof, dieren, melkproducten en pollen (hooikoorts) en zij heeft last van droge ogen. Na de beëindiging van haar dienstverband ontving eiseres vanaf 3 februari 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Op 9 augustus 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 4 oktober 2021 door een verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft een rapport opgesteld en de beperkingen van eiseres vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
6 oktober 2021.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht. Hij vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 7,66%. Omdat dit minder dat 35% is, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. Verweerder heeft hierna het primaire besluit genomen waarin dit staat vermeld.
1.4
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 19 juli 2022 de belastbaarheid van eiseres heroverwogen. Hij heeft eiseres op 14 juni 2022 op het spreekuur gezien. Ook heeft hij medische informatie opgevraagd bij PsyQ. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de eerste verzekeringsarts de belastbaarheid van eiseres correct heeft weergegeven in de FML van 6 oktober 2021. Hij wijkt dus niet af van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de FML een herbeoordeling verricht. De functies die de eerste arbeidsdeskundige voor eiseres heeft geselecteerd, vindt de arbeidsdeskundige b&b niet allemaal geschikt. Er resteren wel voldoende functies, op basis waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage is bijgesteld naar 19,88%. Dit is nog steeds minder dan 35%. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit daarom gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres stelt zich - samengevat - op het standpunt dat zij zowel psychisch als lichamelijk meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres voert ook aan dat de verzekeringsartsen met betrekking tot haar lichamelijke klachten ten onrechte geen informatie hebben opgevraagd bij haar behandelaars. Zij verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen voor het verrichten van een medisch onderzoek. Ook vindt zij (samengevat) dat zij de geduide functies niet kan uitoefenen, dat de berekening van het maatmanloon onjuist is en dat de functies onvoldoende actueel zijn.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 1 november 2021 is. Dit is de datum in geding.
4.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
4.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Is de medische beoordeling juist geweest?
Zorgvuldigheid van het medische onderzoek
5.1
Eiseres voert aan dat onvoldoende onderzoek is verricht door de verzekeringsartsen. Zij wijst erop dat geen medische informatie is opgevraagd bij de huisarts en de dermatoloog. Evenmin is de oogarts geraadpleegd, bij wie zij onder behandeling is vanwege haar oogklachten.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek wel voldoende zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De eerste verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Zij heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie. Ook de verzekeringsarts b&b heeft eiseres op het spreekuur gezien en dossierstudie verricht. Hij heeft medische informatie opgevraagd bij PsyQ. De brief van de verpleegkundig specialist van PsyQ van 28 juni 2022 heeft de verzekeringsarts b&b bij zijn oordeelsvorming betrokken. Verder staan in het rapport van de verzekeringsarts b&b de klachten van eiseres op heldere wijze vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoen.
5.3
Het betoog van eiseres dat de verzekeringsarts b&b niet alle relevante medische gegevens heeft opgevraagd slaagt niet. Verweerders verzekeringsartsen mogen naar vaste rechtspraak bij het vaststellen van beperkingen op hun eigen oordeel afgaan. [1] Het raadplegen van de behandelaars is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet waarvan een beduidend effect op de belastbaarheid van de betrokkene te verwachten is of indien de betrokkene stelt dat de behandelaars een beredeneerd afwijkend idee over zijn beperkingen hebben. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen leidt de rechtbank af dat met name de psychische klachten van eiseres op de voorgrond stonden. De verzekeringsarts b&b heeft daarom medische informatie opgevraagd bij PsyQ. Voor het opvragen van andere medische informatie bestond geen aanleiding.
De medische beoordeling; psychische beperkingen
6.1
Eiseres betoogt dat de beperkingen die de verzekeringsarts b&b op psychisch gebied heeft vastgesteld, hoofdzakelijk onder item 1.8 (specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid) van de FML zijn geplaatst. Dit heeft tot gevolg dat er weinig overschrijdingen in de geduide functies verschijnen. Eiseres meent dat haar psychische beperkingen vertaald hadden moeten worden in de items 1.1 en 1.2 (vasthouden en verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren), 1.5 (doelmatig handelen (taakuitvoering) in het dagelijks functioneren), 1.6 (zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren) en 1.7 (handelingstempo in het dagelijks functioneren) van de FML. Er is evenmin een beperking geduid voor de concentratieproblemen van eiseres.
6.2.1
De rechtbank is van oordeel dat de psychische beperkingen van eiseres op zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart zijn gebracht. De verzekeringsarts b&b is mede op basis van medische informatie van PsyQ tot de conclusie gekomen dat de beperkingen in de FML bij het ziektebeeld van eiseres passen. Deze arts is uitgegaan van de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis en depressie, die in de informatie van PsyQ wordt bevestigd. Er zijn diverse beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren voor eiseres geduid. Er geldt een beperking voor werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken (item 1.8.4), waarin geen hoog handelingstempo vereist is (item 1.8.5) en zonder complexe taken (item 1.8.7). Verder gelden er beperkingen voor ‘emotionele problemen van anderen hanteren’ (item 2.6) en ‘omgaan met conflicten’ (item 2.8). Eiseres is ook aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen rechtstreeks contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden vereist is (items 2.12.1 en 2.12.2), op werk waarin zij zo nodig kan terugvallen op directe collega’s of leidinggevenden (item 2.12.3) en op werk zonder leidinggevende aspecten (item 2.12.5). Uit het vorenstaande volgt dat de beperkingen op psychisch gebied niet hoofdzakelijk betrekking hebben op de items die vallen onder 1.8 van de FML. Er zijn met name in de rubriek sociaal functioneren ook nog diverse beperkingen op psychisch gebied vastgelegd. Hiermee is eisers niet tekort gedaan. Eiseres heeft in beroep geen nadere medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat haar beperkingen op psychisch gebied zijn onderschat.
6.2.2
Voor het aannemen van beperkingen voor de items 1.1, 1.2, 1.5, 1.6 en 1.7 heeft de verzekeringsarts b&b terecht geen aanleiding gezien. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dergelijke beperkingen over het algemeen alleen worden toegekend wanneer er sprake is van een ernstige stoornis. Te denken valt aan een manie, een psychose, ADHD of een ernstige depressie. Hiervan is bij eiseres geen sprake. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de vaste rechtspraak [2] waaruit dit volgt. Daarbij komt dat een beperking voor het handelingstempo in het dagelijks functioneren (item 1.7) wordt aangenomen als iemand geen normaal handelingstempo kan realiseren, hetgeen bij eiseres niet is vastgesteld, terwijl een beperking voor arbeid waarin geen hoog handelingstempo is vereist, wordt aangenomen als iemand geen hoog handelingstempo kan realiseren.
Lichamelijke klachten
7.1
Eiseres voert ook aan dat haar lichamelijke beperkingen zijn onderschat. Vanwege de oogklachten had er een beperking op item 2.1 (zien) opgenomen moeten worden in de FML. Ook is eiseres allergisch voor huisstofmijt. Daarom had een beperking op item 3.5 (stof) aangenomen moeten worden. Eiseres heeft in beroep medische informatie overgelegd van de afdeling oogheelkunde waarin haar oogklachten naar voren komen
.Zij verzoekt de rechtbank om een deskundige (verzekeringsarts) te benoemen voor het laten verrichten van een nader medisch onderzoek.
7.2.1
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b over de lichamelijke beperkingen. De verzekeringsarts heeft bij het vaststellen van de beperkingen rekening gehouden met het eczeem en de allergieklachten van eiseres. Hiervoor zijn in de rubriek fysieke omgevingseisen van de FML beperkingen geduid. Hierbij gaat het om een beperking voor de items 3.3.1 (huidcontact) en 3.8.1 (allergie). Met betrekking tot beide items heeft de verzekeringsarts toegelicht om wat voor specifieke beperking het gaat. De verzekeringsarts b&b heeft zich met die beperkingen kunnen verenigen.
7.2.2
De door eiseres ingediende medische informatie van de oogarts leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte geen beperking heeft aangenomen voor het item zien. De rechtbank verwijst naar de reactie hierop van verzekeringsarts b&b van 3 augustus 2023 waarin deze arts op heldere wijze uiteenzet waarom er geen aanleiding is om eiseres voor dit item beperkt te achten. Ten tijde van het bezwaar waren de droge ogen, het eczeem en het gebruik van oogdruppels en zalf bekend. In de conclusie van de door eiseres overgelegde medische informatie van de oogarts komt, behoudens droge ogen, geen andere diagnose naar voren. De visus is beiderzijds goed en daarom is er geen aanleiding voor een beperking in het zien. Droge ogen, het hebben van jeuk rondom de ogen en het brilgebruik, leveren geen beperking op. Er is volgens de verzekeringsarts b&b op de datum in geding ook geen sprake van een oogontsteking zoals geclaimd.
8.1
Eiseres betoogt verder dat een verdergaande urenbeperking aan de orde is gelet op haar vermoeidheidsklachten is.
8.2
Deze beroepsgrond treft naar het oordeel van de rechtbank ook geen doel. De eerste verzekeringsarts heeft eiseres vanuit preventief oogpunt enigszins beperkt geacht voor het aantal te werken uren per dag (gemiddeld ongeveer 8 uur per dag) en licht beperkt voor het aantal te werken uren per week (gemiddeld ongeveer 30 uur per week, met een uitloop naar 32 uur per week). Hierbij is rekening gehouden met de vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts b&b is het hiermee eens. Hierbij heeft hij in aanmerking genomen dat er in bezwaar geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen om tot een ander standpunt te komen. Er zijn geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat ten onrechte geen verdergaande medische urenbeperking is aangenomen.
8.3
De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de conclusies van de (verzekerings)artsen van het Uwv. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
Is de arbeidskundige beoordeling juist geweest?
9.1
De arbeidsdeskundige b&b heeft in bezwaar de door de eerste arbeidsdeskundige geduide functies herbeoordeeld. Twee functies zijn komen te vervallen omdat deze bij nader inzien niet passend waren voor eiseres. Wel vindt de arbeidsdeskundige b&b de functies archiefmedewerker (SBC-code 315132), archiefmedewerker (SBC-code 553020) en administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133) onverminderd geschikt voor eiseres.
9.2
In beroep heeft verweerder een nader rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 februari 2023 overgelegd, waarin is ingegaan op de arbeidskundige beroepsgronden.
De arbeidsdeskundige b&b heeft hierin het maatmanloon opnieuw berekend en vastgesteld op € 19,12. Ook heeft een herbeoordeling van de geselecteerde functies plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige b&b heeft de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132) zorgvuldigheidshalve laten vervallen omdat gewerkt wordt in een archief met stof waarvoor eiseres allergisch is. Omdat er onvoldoende functies resteren heeft de arbeidsdeskundige b&b het CBBS opnieuw geraadpleegd. De verdiencapaciteit is nu gebaseerd op de functies archiefmedewerker (SBC-code 553030), elektromonteur (sterkstroom) (SBC-code 267010) en samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130). De eerder geselecteerde functie administratief medewerker (document scannen) is als reserve functie geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is bijgesteld naar 26,46%.
9.3
Eiseres voert als beroepsgrond aan dat geselecteerde functies actueel moeten zijn. De functies hebben normaliter een geldigheidstermijn van 24 maanden. Als gevolg van COVID-19 is de maximale geldigheidsduur bij besluit van 9 juni 2022 tijdelijk verlengd tot 36 maanden. Eiseres is het hier niet mee eens. Nagenoeg alle geduide functies zijn voor het laatst geactualiseerd op 15 mei 2020. Dit is inmiddels ruim drie jaar geleden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de functies verouderd zijn en daarom niet kunnen worden meegenomen in de schatting.
9.4
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de geduide functies niet actueel zijn. Geselecteerde functies zijn volgens vaste rechtspraak [3] voldoende actueel indien de functies op de datum in geding niet ouder zijn dan 24 maanden. Zoals eiseres terecht heeft opgemerkt is deze geldigheidsduur tijdelijk gewijzigd naar 36 maanden. De oudste functies dateren van 15 mei 2020. Nu de datum in geding 1 november 2021 is, zijn de geduide functies voldoende actueel.
9.5
Met betrekking tot de functie archiefmedewerker voert eiseres aan dat in deze functie geconcentreerd moet worden gewerkt. De werkzaamheden bestaan uit het beoordelen, bewaken en valideren van documenten, waarbij veel zelfstandigheid wordt gevraagd. Daarnaast wordt 90% van de tijd gewerkt met een toetsenbord en (dus) een beeldscherm. Dit vergt te veel van de ogen van eiseres.
9.6
De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiseres in de functie archiefmedewerker wordt overschreden. De functie is geduid op basis van de FML. Hierbij is dus rekening gehouden met de beperkingen die van toepassing zijn. Dit betekent dat de belasting in de functie archiefmedewerker, de mogelijkheden van eiseres niet overschrijdt. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 februari 2023 waarin hij ten aanzien van de bedoelde functie opmerkt dat eiseres voor de items die zij naar voren brengt (concentreren, zelfstandigheid en zien) niet beperkt is geacht.
9.7
Met betrekking tot de functie elektromonteur (sterkstroom) voert eiseres aan dat bij dit werk voortdurend aandacht moet worden behouden in een hoog handelingstempo met te behalen productienormen. De functie vereist goed zicht, waarover eiseres niet beschikt. Zij vindt dat de functie niet geschikt voor haar is.
9.8
De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiseres in deze functie wordt overschreden. Eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken (1.8.4) en op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is (1.8.5), maar deze items staan in de beschrijving van de functie niet als kenmerkende belasting vermeld. Dit blijkt ook uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 februari 2023. Verder is er met betrekking tot het item zien (2.1) ook geen kenmerkende belasting, terwijl eiseres hiervoor ook niet beperkt is geacht. Er komen enkele signaleringen voor op een aantal onderdelen in de functie elektromonteur (sterkstroom), maar die zijn adequaat gemotiveerd door de arbeidsdeskundige b&b in het Resultaat functiebeoordeling.
9.9
Met betrekking tot de functie samensteller kunststof en rubberproducten voert eiseres ook aan dat het een functie betreft met een hoog werktempo en te behalen productienormen. Zij vindt dat deze functie daarom eveneens niet geschikt voor haar is.
9.1
De rechtbank verwijst naar de overwegingen onder alinea 9.5. Deze zijn ook van toepassing op de functie samensteller kunststof en rubberproducten. De items 1.8.4 en 1.8.5 staan in de beschrijving van de functie niet als kenmerkende belasting vermeld. Er komen in de functie enkele signaleringen voor op een aantal onderdelen, maar die zijn adequaat gemotiveerd door de arbeidsdeskundige b&b in het Resultaat functiebeoordeling.
9.11
Uit het vorenstaande volgt dat de eerste drie door de arbeidsdeskundige b&b geduide functies op goede gronden zijn gebruikt voor de schatting. De beroepsgronden die betrekking hebben op de reservefunctie administratief medewerker (document scannen) blijven daarom buiten bespreking.
9.12
De rechtbank vindt dat verweerder in beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat moet worden geacht om de uiteindelijk, na heroverweging geselecteerde functies te vervullen.
9.13
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de berekening van het maatmanloon, die is weergegeven in de Bijlage 1 van het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 21 februari 2023. In dat rapport heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende toegelicht waarom het WIA-maatmanloon lager is vastgesteld dan het in het verleden gehanteerde maatmanloon in de ZW-periode. Die verlaging heeft te maken met het feit dat de opbouw VT (vakantietoeslag) en EP (eindejaarsuitkering) niet meer bij het SV-loon is opgeteld omdat de (uiteindelijk) uitbetaalde bedragen hiervan niet bekend waren en daarom niet afgetrokken konden worden van het totale SV-loon. De rechtbank begrijpt uit de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b dat bij het ZW-maatmanloon de opbouw VT en EP wel bij het SV-loon was opgeteld, hetgeen niet juist was. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat een in het verleden gemaakte fout die daarnaast ook betrekking heeft op andere wetgeving, niet herhaald hoeft te worden.
Conclusie.
10. Geconcludeerd wordt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat in beroep nieuwe functies voor eiseres zijn geselecteerd en het besluit daarom in beroep pas is voorzien van een toereikende arbeidskundige onderbouwing. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat een besluit met gelijke uitkomst zou zijn genomen als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan. Aannemelijk is daarom dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Het bestreden besluit kan dus toch in stand worden gelaten.
11. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden een WIA-uitkering is geweigerd. Het beroep is ongegrond.
12. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De kosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1.)
13. De rechtbank ziet ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4310.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4337.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL0100.