In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 0 en een box 3 inkomen van € 34.589. Het bezwaar werd door de Staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard, maar de inspecteur wees het bezwaar af op het aspect van de individuele en buitensporige last. Eiseres stelde dat haar ten onrechte geen rechtsherstel was geboden en dat alleen het werkelijk rendement belast mocht worden, waarbij zij verwees naar het kerstarrest van de Hoge Raad.
De rechtbank overwoog dat de Wet rechtsherstel box 3 niet leidde tot een vermindering van de aanslag in dit geval. Eiseres had onroerende zaken in Nederland, Zweden en België, en de rechtbank concludeerde dat de wijze waarop Nederland aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleent, niet tot een verschil in behandeling tussen buitenlandse en Nederlandse onroerende goederen leidt. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een individuele en buitensporige last, en dat de aanslag IB/PVV 2017 niet verminderd hoefde te worden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.