Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Wat ging aan deze procedure vooraf
1 december 2021. Het UWV heeft eiseres een voorschot op de ZW-uitkering toegekend.
Wat vindt het UWV
12 november 2021 en niet op 1 december 2021. Het besluit van 18 maart 2022 ziet op de arbeidsongeschiktheid per 1 december 2021, waartegen eiseres rechtsmiddelen in heeft kunnen dienen. Daarom wordt eiseres niet geraakt in haar mogelijkheden tot het instellen van een rechtsmiddel.
Wat vindt eiseres
1 december 2021. Volgens eiseres stuurt het UWV in dit soort situaties geregeld twee besluiten, een beslissing betreffende de arbeidsongeschiktheid en een beslissing betreffende het recht op een ZW-uitkering. Het UWV zou na het besluit van 18 maart 2022 in een telefoongesprek hebben aangegeven dat er nog een tweede besluit zou volgen, waarna eiseres de brief van 4 april 2022 heeft ontvangen.
Wat vindt de rechtbank
9 november 2021, waartegen eiseres rechtsmiddelen heeft kunnen aanwenden. De rechtbank overweegt dat een herhaald besluit alleen een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb indien het rechtsgevolgen in het leven roept die niet al door het eerdere besluit waren teweeggebracht. De rechtbank is niet gebleken van nieuwe rechtsgevolgen, aangezien de rechtsverhouding die is vermeld in de brief van 4 april 2022, namelijk dat de ZW-uitkering per 12 november 2021 wordt beëindigd, al is vastgesteld in het besluit van
9 november 2021.
12 november 2021. Het UWV heeft in het besluit van 18 maart 2022 al beslist over de arbeidsongeschiktheid en het recht op de ZW-uitkering per 1 december 2021. Tegen dit besluit heeft eiseres rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Dat in een andere zaak die is behandeld door de gemachtigde van eiseres twee beslissingen zijn genomen, is geen reden om aan te nemen dat dat in de zaak van eiseres ook het geval zou zijn, nu uit de tekst van het besluit van 18 maart 2022 duidelijk volgt dat dit besluit ziet op zowel de arbeidsongeschiktheid als het recht op de ZW-uitkering per 1 december 2021. Gelet hierop is er geen reden om aan te nemen dat het UWV nog een tweede besluit zou nemen. Uit de door gemachtigde overgelegde e-mail van 4 april 2022 door begeleider Y. Kocadag valt niet zonder meer af te leiden dat het UWV in het telefoongesprek heeft toegezegd nog een besluit te zullen sturen aangaande het recht op ZW-uitkering per 1 december 2021. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2022 [1] kan de rechtbank niet volgen. In die zaak was een ander wettelijk kader van toepassing, waardoor er andere belangen zijn dan in het geval van eiseres. Verder geldt dat eiseres haar belangen omtrent haar arbeids(on)geschiktheid per 1 december 2021 heeft kunnen verdedigen via het besluit van 18 maart 2022. De rechtbank concludeert dat eiseres dan ook niet in haar belangen is geschaad door het bestreden besluit.
Wat vindt het UWV
Wat vindt eiseres
Wat vindt de rechtbank
Als u het niet eens bent met de beslissing, dan kunt u binnen 2 weken na de datum van deze brief bezwaar maken. Dit betekent dat u tot en met 1 april 2022 de tijd heeft om uw bezwaarschrift in te dienen.’ Eiseres heeft met schrijven van 3 mei 2022, door het UWV ontvangen op 4 mei 2022, bezwaar gemaakt. Op grond van artikel 75k, van de ZW is de rechtbank van oordeel dat het UWV terecht een bezwaartermijn van twee weken heeft aangehouden. Dit betekent dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Op grond van artikel 6:11 van de Awb kan een niet-ontvankelijkheidverklaring achterwege blijven, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De rechtbank vindt, anders dan eiseres, dat in het besluit voldoende duidelijk naar voren komt dat het bezwaar binnen twee weken, voor 1 april 2022 moet zijn ingediend. Dit betekent dat wat eiseres heeft aangevoerd er niet toe leidt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest, door het bezwaarschrift na afloop van de termijn in te dienen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb was het UWV daarom gehouden het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Dit artikel bevat geen discretionaire bevoegdheid om, nadat is geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest, af te zien van een niet-ontvankelijkverklaring. [2] Dat betekent ook dat er geen ruimte is voor een afweging van de belangen die eiseres aanvoert en daarom is eventuele strijd met het evenredigheidsbeginsel niet mogelijk. De rechtbank komt tot de slotsom dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Wat vindt het UWV
Wat vindt eiseres
Wat vindt de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
- het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- het beroep tegen het bestreden besluit III ongegrond;
- het beroep tegen het bestreden besluit IV ongegrond.