Uitspraak
Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 7 oktober 2022 ingekomen verzoek van:
[naam01] ,
[naam02] ,
Procedure
- de brief van 2 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het bericht van 5 juni 2023 van de zijde van de vader;
- het bericht van 6 juni 2023 van de zijde van de vader;
- het bericht van 7 juni 2023, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het bericht van 8 juni 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader.
Beoordeling
“Geef een beschrijving van de huidige zorgen:
Vader is op het moment opgenomen en zal de komende weken niet thuis zijn. Mocht vader weer thuis zijn dan is er een kans dat de situatie zich weer herhaald. Kinderen zullen dan wederom getuige zijn van de spanningen en verbale agressie tussen vader en moeder.”
“Wat is de aanleiding om nu te melden?
Voor de opname hadden we de indruk dat vader zijn emoties niet onder controle had. Vader gaf aan regelmatig verbaal agressief te zijn en dat de kinderen hier af en toe getuige van waren. Dit lijkt me schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen en ook voor vader en moeder.”
Daartoe is in de eerste plaats redengevend de omstandigheid dat niet is gebleken dat een dergelijke omgang heeft plaatsgehad sinds het uiteengaan van partijen (in 2019 dan wel 2020), laat staan dat gebleken is dat de vader sindsdien een rol in de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] heeft vervuld. Evenmin is gebleken dat de vader daar om heeft gevraagd bij de moeder dan wel de rechtbank. Daarmee is er sprake van een heel andere situatie dan in de uitspraken van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2023:4056 en ECLI:NL:RBROT:2023:1088) waarnaar door de advocaat van de vader is verwezen.
‘Inleiding’heeft overwogen, blijkt dat de problematiek van de vader wel degelijk zijn weerslag heeft gehad op de relatie tussen de vader en de moeder en (daarmee) ook op [minderjarige01] en zijn halfzus. Deze problematiek is uiteindelijk (mede) de oorzaak van de huidige weerstand van de moeder tegen contact tussen de vader en [minderjarige01] . Volgens de moeder is er vanuit de hulpverlening in Australië aangegeven dat zowel [minderjarige01] als zijzelf nu eerst rust nodig hebben en dat als de situatie weer wat meer stabiel is en [minderjarige01] zijn trauma’s heeft verwerkt, het contact met de vader langzaam weer – de rechtbank begrijpt: vanuit Australië – kan worden opgebouwd. De vader heeft er weliswaar terecht op gewezen dat de moeder haar stelling dat [minderjarige01] therapie krijgt gericht op het verwerken van trauma’s niet heeft onderbouwd, maar gelet op het (recente) verleden zoals hiervoor geschetst, komt het de rechtbank niet onaannemelijk voor dat [minderjarige01] de afgelopen jaren trauma’s heeft opgelopen en hiervoor hulp behoeft alvorens het contact tussen de vader en [minderjarige01] opnieuw kan worden opgebouwd.
‘Terugverhuizing’heeft overwogen, bestaat er op dit moment bovendien als gevolg van de relatieproblematiek grote weerstand bij de moeder tegen contact met de vader. Partijen communiceren in het geheel niet (meer) met elkaar. De rechtbank verwacht niet dat dit binnen afzienbare tijd verandert. Verder is van belang dat [minderjarige01] aan de andere kant van de wereld verblijft in een land waar de vader niet bekend mee is. Gezamenlijk gezag zou betekenen dat de vader vanuit Nederland moet meebeslissen over bijvoorbeeld de schoolkeuze van [minderjarige01] , terwijl hij onbekend is met het Australische onderwijssysteem. Daarmee ontstaat het risico dat de ouders het niet eens worden waardoor een dergelijke gezagsbeslissing niet kan worden genomen waar dat wel in het belang van [minderjarige01] is. De rechtbank is daarom ook op praktische gronden van oordeel dat een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige01] klem of verloren raakt tussen de ouders als partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
cross border mediationop te starten om daarover in onderling overleg afspraken te maken.