Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam] , eiseres
[Naam 2] , [Naam 3] , [Naam 4] , [Naam 5] , [Naam 6] en [Naam 7]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De aanvraag is ingediend op 23 november 2022, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de staatssecretaris verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 29 mei 2023 was. Eiseres heeft de staatssecretaris op 30 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, en het beroep is op 7 juli 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, aangezien de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de staatssecretaris een beslistermijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.