ECLI:NL:RBDHA:2023:17473
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen eerdere uitspraak over beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023 uitspraak gedaan in het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 11 september 2023, waarin haar beroep kennelijk ongegrond was verklaard. Opposante had verzet aangetekend omdat zij het niet eens was met de beslissing van de rechtbank om verweerder een beslistermijn van twintig weken op te leggen voor het nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wanneer het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de eerdere beslissing, aangezien er geen bewijs is dat verweerder al met de behandeling van de aanvraag is begonnen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het opleggen van een beslistermijn van twintig weken gerechtvaardigd is, omdat dit partijen duidelijkheid biedt over de termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de eerdere uitspraak van 11 september 2023 in stand gelaten en het verzet van opposante ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.