ECLI:NL:RBDHA:2023:17473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.19920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak over beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023 uitspraak gedaan in het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 11 september 2023, waarin haar beroep kennelijk ongegrond was verklaard. Opposante had verzet aangetekend omdat zij het niet eens was met de beslissing van de rechtbank om verweerder een beslistermijn van twintig weken op te leggen voor het nemen van een besluit op haar aanvraag. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak zonder zitting is gedaan, wat mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wanneer het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de eerdere beslissing, aangezien er geen bewijs is dat verweerder al met de behandeling van de aanvraag is begonnen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het opleggen van een beslistermijn van twintig weken gerechtvaardigd is, omdat dit partijen duidelijkheid biedt over de termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de eerdere uitspraak van 11 september 2023 in stand gelaten en het verzet van opposante ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19920

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], opposante

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman).

Procesverloop

Bij uitspraak van 11 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13849, heeft de rechtbank het beroep van opposante kennelijk ongegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [1]
Opposante heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord over haar verzet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid bij een kennelijk oordeel. Dat wil zeggen dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
2. In dit geval heeft de rechtbank het beroep van opposante gegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij verweerder opgedragen binnen twintig weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van opposante. Ook heeft de rechtbank bepaalt dat verweerder aan opposante een dwangsom van €100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van €7.500.
3. Op 18 september 2023 heeft opposante verzet gedaan tegen deze uitspraak, omdat zij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank, te weten het alsnog aan verweerder geven van een beslistermijn van twintig weken. Opposante meent dat eerst onderzoek had moeten worden gedaan naar de stand van zaken, voordat er een termijn van twintig weken kon worden opgelegd. Hierbij stelt opposante dat nader onderzoek volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] alleen bij uitzondering plaatsvindt. Het opleggen van deze termijn is dan ook in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Dit betekent dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of in de beroepszaak terecht zonder zitting uitspraak is gedaan. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor.
5. De rechtbank volgt opposante niet in haar standpunt dat eerst onderzoek gedaan had moeten worden naar de stand van zaken voordat een beslistermijn van twintig weken kon worden opgelegd. Uit de stukken blijkt niet dat verweerder met de behandeling van de aanvraag is aangevangen. Daarom bestaan er ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat reeds voldoende documenten zijn overgelegd zodat nader onderzoek niet nodig is. Dit alles rechtvaardigt een beslistermijn van 20 weken, ook omdat dit partijen meteen duidelijkheid geeft over de termijn waarbinnen er alsnog een besluit moet worden genomen.
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht tot het kennelijke oordeel is gekomen dat aan verweerder een beslistermijn van twintig weken kan worden opgelegd.
7. Het verzet is ongegrond. De uitspraak van 11 september 2023 blijft in stand.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Richtlijn 2003/86/EG.