ECLI:NL:RBDHA:2023:13703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
NL23.25198 en NL23.25204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake asielaanvragen en verantwoordelijkheidskwesties tussen Nederland en Oostenrijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het herzieningsverzoek van twee verzoekers behandeld. De verzoekers hebben op 26 december 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 24 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft eerder, op 27 juli 2023, de beroepen van verzoekers tegen deze besluiten ongegrond verklaard. Verzoekers hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze eerdere uitspraken.

De rechtbank heeft de verzoeken om herziening afgewezen, omdat de verzoekers niet hebben aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De verzoekers stelden dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Oostenrijk en Nederland voor Ahmadi's uit Pakistan, en dat een uitspraak van het Oostenrijkse Bundesverwaltungsgericht van 2 februari 2023 hen niet bekend was. De rechtbank oordeelt echter dat alleen feitelijke aangelegenheden kunnen leiden tot herziening en dat de eerdere uitspraken van de rechtbank niet opnieuw aan de orde kunnen worden gesteld op basis van een andere rechtsopvatting.

De rechtbank concludeert dat de verzoekers onvoldoende hebben onderbouwd dat de uitspraak van het Oostenrijkse Bundesverwaltungsgericht tot andere uitspraken in hun zaken had kunnen leiden. Daarom blijft de eerdere uitspraak van 27 juli 2023 ongewijzigd in stand. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de rechtbank blijven gelden. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.25198 en NL23.25204
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 op het verzoek om herziening van

[verzoeker] , v-nummer [nummer] , verzoeker 1

[verzoeker], v-nummer [nummer] , verzoeker 2
samen: verzoekers
(gemachtigde: mr. N. Akbalik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de verzoeken om herziening van de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 juli 2023. [1]
1.1.
Verzoekers hebben op 26 december 2022 in Nederland een asielaanvraag gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen van verzoekers met de besluiten van 24 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft de beroepen van verzoekers tegen deze besluiten met haar uitspraken van 27 juli 2023 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraken hebben verzoekers geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaken niet nodig is. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst de verzoeken om herziening van de uitspraken van 27 juli 2023 af. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die (a) hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, (b) bij de indiener van het verzoek om herziening vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en (c) tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als deze bij de bestuursrechter bekend waren geweest. [3]
4. Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat zij in hun beroepen hebben aangevoerd dat er sprake is van een verschil in beschermingsbeleid tussen Oostenrijk en Nederland als het gaat om Ahmadi’s uit Pakistan. De zittingsplaats Amsterdam van deze rechtbank is op 21 juli 2023 (ook) tot het oordeel gekomen dat er concrete aanknopingspunten zijn om een verschil in beschermingsbeleid aan te nemen. [4] Dit oordeel is gebaseerd op een uitspraak van het Oostenrijkse Bundesverwaltungsgericht van 2 februari 2023. Verzoekers stellen dat zij met deze uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en dat die uitspraak – als deze wel zou zijn overgelegd – mogelijk tot een andere beoordeling van hun beroepen had geleid.
4.1.
Voor zover verzoekers hebben betoogd dat bovengenoemde uitspraak van zittingsplaats Amsterdam moet worden aangemerkt als ‘nieuw feit’ op grond waarvan om herziening wordt verzocht, slaagt dat betoog niet. Alleen aangelegenheden van feitelijke aard kunnen tot herziening leiden. Het bijzondere rechtsmiddel herziening is niet bedoeld om een geschil waarin al is beslist, naar aanleiding van een (andere) rechtsopvatting van een andere rechtbank of zittingsplaats nogmaals aan de rechter voor te leggen. [5] Het enkele feit dat de zittingsplaats Amsterdam over het verschil in beschermingsbeleid tussen Oostenrijk en Nederland voor wat betreft Ahmadi’s anders heeft geoordeeld dan deze rechtbank en zittingsplaats, kan daarom niet leiden tot herziening van de uitspraken.
4.2.
Voor zover verzoekers hebben betoogd dat de uitspraak van het Oostenrijkse Bundesverwaltungsgericht van 2 februari 2023 moet worden aangemerkt als ‘nieuw feit’, overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekers hebben deze uitspraak niet bij hun verzoek om herziening overgelegd. In de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam bevindt zich verder geen vindplaats van deze Oostenrijkse uitspraak en deze uitspraak is ook niet op een andere manier vindbaar. Op basis van de stukken die de rechtbank voorliggen, is de exacte inhoud van de Oostenrijkse uitspraak niet vast te stellen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoekers onvoldoende hebben onderbouwd dat de uitspraak van het Oostenrijkse Bundesverwaltungsgericht van 2 februari 2023 tot andere uitspraken in hun zaken had kunnen leiden. Het betoog van verzoekers slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af. Dat betekent dat de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 juli 2023 ongewijzigd in stand blijven.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 27 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11400 (uitspraak in de zaak van verzoeker 1) en Rb. Den Haag (zp Arnhem) 27 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11403 (uitspraak in de zaak van verzoeker 2).
2.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:119, tweede lid, van de Awb.
3.Dat staat in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
4.Rb. Den Haag (zp Amsterdam) 21 juli 2023, zaaknummer NL23.16425 (niet gepubliceerd).
5.ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1440, r.o. 3.