ECLI:NL:RBDHA:2023:11400
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 april 2023 afgewezen, met het argument dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft betoogd dat hij bij terugkeer naar Oostenrijk het risico loopt om te worden uitgezet naar Pakistan, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Oostenrijk. De rechtbank stelt vast dat Oostenrijk zich aan de Europese regelgeving houdt en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet de bescherming zal krijgen die hij in Nederland zou ontvangen.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris zijn aanvraag op grond van artikel 16 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen, omdat hij een broer heeft met rechtmatig verblijf in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie zoals bedoeld in de Dublinverordening. Eiser heeft niet aangetoond dat hij afhankelijk is van zijn broer en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en geen proceskostenvergoeding ontvangt.