ECLI:NL:RBDHA:2023:13654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.23508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 9 juni 2023 en is eerder getoetst in een uitspraak van 11 juli 2023. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 augustus 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat er bijzondere medische omstandigheden zijn die het inhumaan maken om hem nog langer in detentie te houden, maar de rechtbank oordeelt dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum vergelijkbaar zijn met die in de vrije maatschappij en dat eiser zijn medische situatie niet voldoende heeft onderbouwd met stukken.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Marokko. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de verschillende stappen die zijn ondernomen sinds de eerdere uitspraak. Eiser heeft ook aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft bovendien niet voldoende meegewerkt aan zijn uitzetting, wat voor zijn rekening en risico komt.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 9 juni 2023.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 11 juli 2023. [1]
3.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 24 augustus 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

5.
De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen zitting
7. Hoewel eiser verzocht heeft om op zitting gehoord te worden, heeft de rechtbank aan dat verzoek geen gevolg gegeven. Het horen van de vreemdeling in vervolgberoepen is niet verplicht. Het horen van eiser is in dit geval ook niet nodig. De rechtbank heeft namelijk op basis van de stukken in het procesdossier al voldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over het vervolgberoep.
Toetsingskader
7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
7.1.
Uit de uitspraak van 11 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 4 juli 2023) rechtmatig is.
Is voortzetting van de maatregel onevenredig bezwarend?
8. Eiser voert aan dat er bijzondere medische omstandigheden zijn waardoor het inhumaan is om hem nog langer in detentie te houden. Eiser stelt dat hij invalide is en in een rolstoel zit. Eiser voert verder aan dat hij last heeft van depressiviteit en hevige lichaamspijn.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Vooropgesteld moet worden dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum vergelijkbaar worden verondersteld te zijn met de zorg in de vrije maatschappij. Uit het vertrekgesprek van 11 juli 2023 volgt dat er een onderzoek voor hem gepland staat omdat hij bloed in zijn ontlasting heeft. Tijdens dat gesprek heeft hij ook verklaard dat hij graag met zijn advocaat een procedure op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wenst op te starten en dat hij hiermee bezig is. Uit het vertrekgesprek van 16 augustus 2023 volgt dat eiser een onderzoek krijgt en daarnaast dat hij via de medische dienst een rolstoel kan lenen. Eiser heeft zijn medische situatie verder niet onderbouwd met medische stukken. [3] Niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk is om de benodigde zorg of medicatie te krijgen. Wat eiser aanvoert omtrent zijn medische situatie en detentieongeschiktheid slaagt daarom niet.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eiser stelt dat uit de voortgangsrapportage met betrekking tot uitzetting volgt dat hij nog niet is gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten en niet blijkt wanneer een eventuele presentatie in persoon zal plaatsvinden.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Dat er nog geen overleg is geweest met de Marokkaanse autoriteiten voor een datum van een presentatie van eiser, maakt niet dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Uit de voortgangsrapportage van 17 augustus 2023 volgt dat de staatssecretaris sinds 4 juli 2023 op 11 juli 2023 en op 16 augustus 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser. Uit de voortgangsrapportage volgt verder dat de staatssecretaris gerappelleerd heeft op 21 juli 2023 en op 8 augustus 2023. Verder blijkt uit de voortgangsrapportage dat er aandacht is gevraagd voor de zaak van eiser bij de Marokkaanse autoriteiten op 5 juli 2023 en op 12 juli 2023. Dit is voldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
10. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt, omdat er geen zicht is op een laissez-passer (lp).
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [4] Verder zijn er ook geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er ook in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. Onder 9.1 heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris aandacht heeft gevraagd voor de lopende zaak van eiser bij de Marokkaanse autoriteiten en dat er meermaals gerappelleerd is. Dat nog niet bekend is wanneer een lp wordt afgegeven, is onvoldoende voor de conclusie dat het redelijk vooruitzicht op uitzetting in het geval van eiser ontbreekt. Verder is uit het vertrekgesprek van 16 augustus 2023 af te leiden dat eiser onvoldoende meewerkt aan terugkeer naar Marokko, omdat hij heeft verklaard dat hij niet mee gaat werken aan het verkrijgen van een reisdocument omdat hij niet terug kan naar Marokko. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [5] Naar het oordeel van de rechtbank komt het voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?11. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10380.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk ABRvS 7 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2125
4.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
5.Vergelijk ABRvS 22 februari 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AV3295) en ABRvS 23 april 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BI3894).
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.