ECLI:NL:RBDHA:2023:13619
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische zorg in Uganda
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 september 2023, wordt het beroep van eiseres, een Ugandese vrouw, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres had op 21 december 2021 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke op 25 april 2022 werd afgewezen. De staatssecretaris baseerde zijn besluit op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeerde dat de benodigde medische zorg voor eiseres beschikbaar was in Uganda en dat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestond bij terugkeer.
Eiseres voerde aan dat de medische zorg in Uganda niet toegankelijk was, verwijzend naar een reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank oordeelde echter dat het BMA-advies zorgvuldig en consistent was en dat eiseres geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om aan de juistheid van dit advies te twijfelen. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om aanvullend onderzoek te doen, aangezien het BMA-advies voldoende informatie bood over de beschikbaarheid van medische zorg in Kampala.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de zorg voor haar in Uganda feitelijk niet toegankelijk was en dat de hoorplicht niet was geschonden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat er een reëel risico bestaat op schending van mensenrechten bij terugkeer naar het land van herkomst.