ECLI:NL:RBDHA:2023:13619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AWB 23/1078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische zorg in Uganda

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 september 2023, wordt het beroep van eiseres, een Ugandese vrouw, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres had op 21 december 2021 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke op 25 april 2022 werd afgewezen. De staatssecretaris baseerde zijn besluit op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat concludeerde dat de benodigde medische zorg voor eiseres beschikbaar was in Uganda en dat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestond bij terugkeer.

Eiseres voerde aan dat de medische zorg in Uganda niet toegankelijk was, verwijzend naar een reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank oordeelde echter dat het BMA-advies zorgvuldig en consistent was en dat eiseres geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om aan de juistheid van dit advies te twijfelen. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om aanvullend onderzoek te doen, aangezien het BMA-advies voldoende informatie bood over de beschikbaarheid van medische zorg in Kampala.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de zorg voor haar in Uganda feitelijk niet toegankelijk was en dat de hoorplicht niet was geschonden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat er een reëel risico bestaat op schending van mensenrechten bij terugkeer naar het land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/1078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Ugandese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van 25 april 2022 om haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 af te wijzen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek is geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/1079. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 21 december 2021 onderhavige aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 ingediend.
2.1.
Op verzoek van de staatssecretaris heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) op 3 februari 2022 advies uitgebracht. Uit dat advies blijkt dat eiseres een auto-immuunziekte heeft van de nieren en Systemische Lupus Erythematosus (SLE). Tevens is zij bekend met Hiv, een virale infectie die de lichamelijke afweer aantast. Eiseres staat voor de nierklachten en SLE onder behandeling van een internist-nefroloog. Voor de Hiv is zij bij de internist-infectioloog onder behandeling. Bij het uitblijven van medische behandeling van de nierklachten, de SLE en de Hiv-infectie verwacht het BMA een medische noodsituatie op korte termijn dan wel op enige termijn. Volgens het BMA kan eiseres wel reizen, waarbij wordt aanbevolen dat zij een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt en voldoende medicatie om de periode van de reis te overbruggen. Tot slot blijkt uit het advies dat de door eiseres benodigde medische behandeling in Kampala (Uganda) aanwezig is.
2.2.
De staatssecretaris heeft op 25 april 2022 het primaire besluit genomen en de aanvraag afgewezen. De staatssecretaris heeft het hiervoor onder 2.1 genoemde BMA-advies aan dat besluit ten grondslag gelegd. Uit dit BMA-advies is gebleken dat eiseres kan reizen, dat de noodzakelijke medische behandeling in Uganda aanwezig is en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg voor haar in Uganda niet toegankelijk is, aldus de staatssecretaris. Het reisadvies ten aanzien van Uganda waar eiseres naar verwijst, is volgens de staatssecretaris niet zonder meer van toepassing op Ugandezen die naar Uganda reizen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt en zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.3.
Bij uitspraak van 27 januari 2023 (AWB 22/2597) van deze rechtbank en zittingsplaats heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.4.
Op 2 februari 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit genomen. Daarin heeft de staatssecretaris overwogen dat sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2023 geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd en dat geen aanleiding bestaat om aan de inhoud van het BMA-advies te twijfelen. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiseres om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Beschikbaarheid medische zorg
4. Eiseres voert, onder verwijzing naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aan dat de medische zorg die zij nodig heeft niet beschikbaar is in Uganda. Zij stelt hiertoe dat uit het reisadvies over Uganda volgt dat de medische voorzieningen in Uganda beperkt zijn en buiten Kampala in het algemeen slecht, dat de beste ziekenhuizen in Kampala onvoldoende faciliteiten hebben en dat er een tekort aan geneesmiddelen is. Eiseres stelt dat het reisadvies een voldoende concreet aanknopingspunt biedt voor twijfel aan het BMA-advies en dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen. De staatssecretaris gaat volgens eiseres uit van onjuiste informatie en bij het niet verlenen van uitstel van vertrek is sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [1] .
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gebaseerd op het BMA-advies van 3 februari 2022. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling [2] dat een advies van het BMA een deskundigenadvies is. [3] Dit betekent dat de staatssecretaris zich ervan moet vergewissen dat het zorgvuldig tot stand is gekomen. Als dat zo is dan mag de staatssecretaris van het advies uitgaan. Om het advies te bestrijden kan eiseres aannemelijk maken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, zodat de staatssecretaris er niet van mocht uitgaan. Ook kan eiseres aannemelijk maken dat het advies (inhoudelijk) onjuist is.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het BMA-advies gelet op de daarin opgenomen informatie zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies. Ook heeft eiseres het BMA-advies niet met een contra-expertise bestreden. Het reisadvies over de gezondheidszorg in Uganda is, anders dan eiseres betoogt, geen voldoende concreet aanknopingspunt. Hoewel in het reisadvies in algemene zin staat dat de beste ziekenhuizen in Kampala onvoldoende faciliteiten hebben en dat er een tekort is aan geneesmiddelen, kan daaruit niet worden afgeleid dat de specifieke medische zorg die eiseres nodig heeft niet beschikbaar is in Uganda. Zoals de staatssecretaris terecht op de zitting heeft gesteld, is het reisadvies bedoeld voor Nederlanders die op reis gaan naar Uganda. Daar komt bij dat in het BMA-advies is gewezen op een specifiek ziekenhuis in Kampala waar de behandeling die eiseres nodig heeft beschikbaar is. Het BMA heeft zich daarbij gebaseerd op brondocumenten, die afkomstig zijn van International SOS. Deze brondocumenten gaan specifiek in op de beschikbaarheid van de door eiseres benodigde medische zorg. Uit die brondocumenten blijkt dat behandeling door een nefroloog en een HIV-specialist, een internist, een reumatoloog en een oogarts en Hiv-behandeling aanwezig is in Kampala. Ook blijkt daaruit dat nierdialyse aanwezig is in een ziekenhuis in Kampala. De informatie in het reisadvies over de gezondheidszorg in Uganda maakt dat niet anders. De staatssecretaris hoefde, anders dan eiseres betoogt, het BMA niet om een aanvullend advies te vragen dan wel onderzoek te doen.
Toegankelijkheid medische zorg
5.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] , gebaseerd op het arrest van het EHRM [5] in de zaak Paposhvili [6] , volgt dat het in de eerste plaats aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat, indien deze beschikbaar is, de medische zorg in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. Eiseres is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De rechtbank zal dat hieronder uitleggen.
5.3.
Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij de kosten van de medicijnen niet kan betalen. Ook verder heeft zij niet met stukken onderbouwd dat de zorg voor haar in Uganda feitelijk niet toegankelijk is. Eiseres verwijst ook in dit verband naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uit dit reisadvies kan echter niet worden afgeleid dat de vereiste medische zorg voor eiseres in Uganda voor haar feitelijk niet toegankelijk is. Nu de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat uit het BMA-advies blijkt dat de benodigde medische zorg voor eiseres beschikbaar is in Uganda en niet aannemelijk is dat die zorg niet feitelijk toegankelijk is, is er geen reden om aan te nemen dat in het geval van eiseres bij terugkeer naar Uganda sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM.
Hoorplicht
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden. Zij verwijst in dat verband naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
6.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Volgens vaste rechtspraak mag in bezwaar van horen worden afgezien indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Of sprake is van een hoorplicht wordt beoordeeld aan de hand van de inhoud van het bezwaarschrift, gelezen in samenhang met de motivering van het primaire besluit. Met wat namens eiseres in bezwaar is aangevoerd was op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat haar bezwaren niet tot een andersluidend besluit kon leiden. De verwijzing in bezwaar naar het reisadvies maakt niet dat de staatssecretaris eiseres in bezwaar had moeten horen. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat de staatssecretaris in het primaire besluit gemotiveerd is ingegaan op het reisadvies. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2023 door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2017:448.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2046.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
6.Arrest van 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:1213JUD00417381.