ECLI:NL:RBDHA:2023:135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
NL23.541
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaken met betrekking tot Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduring van de maatregel van bewaring van een eiser met Gambiaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd op 14 oktober 2022 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig was. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de voorbereiding van de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting was en dat de bewaring niet onrechtmatig was. Eiser had geen bezwaar tegen uitzetting, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de motivering van verweerder om niet met een lichter middel te volstaan, voldoende was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.541

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd op 9 januari 2023.
Eiser heeft hierop gereageerd op 9 januari 2023.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 10 januari 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het onderzoek is gesloten op 10 januari 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij de oplegging en voortduring van deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de (meest recente) uitspraak van 12 december 2022 (in de zaak NL22.25038 [1] ) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 8 december 2022 de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank overweegt hierbij dat eiser een vervolgberoep heeft ingediend en het tijdsverloop tussen de laatste rechtmatigheidsbeoordeling door de rechtbank en de indiening van het vervolgberoep niet zodanig groot is dat de rechtbank gehouden was uit eigen beweging een periodieke rechtmatigheidsbeoordeling te maken.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Uit openbare bronnen blijkt dat Gambia alle inreisbeperkingen op 13 december 2022 heeft opgeheven en niet op 14 december 2022 zoals verweerder in het vertrekgesprek van 14 december 2022 aan eiser heeft medegedeeld. Nu de voor uitzetting benodigde documenten beschikbaar waren meent eiser dat verweerder nipt voldoende voortvarend gehandeld zou hebben indien hij op 2 januari 2023 zou zijn verwijderd, maar nu er door verweerders nalatig, dan wel onzorgvuldig handelen pas op 11, dan wel 14 januari a.s. een vlucht gepland staat, meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Naar eisers oordeel blijkt uit de voortgangsrapportage genoegzaam dat verweerder eisers uitzetting onzorgvuldig heeft voorbereid waardoor er onnodig vertraging is opgetreden en eiser derhalve langer van zijn vrijheid wordt beroofd dan strikt noodzakelijk is. Weliswaar is bij onvoldoende voortvarend handelen geen belangenafweging mogelijk, maar in eisers voordeel speelt mee dat hij in het geheel geen bezwaar tegen uitzetting heeft, zoals blijkt uit het vertrekgesprek van 14 december 2022; van onttrekkingsgevaar is derhalve geen sprake meer.
5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser heeft gewerkt. In de M120 is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
14/12/22 Gesprek gevoerd met betrokkene, door betrokkene zijn in het vertrekgesprek geen omstandigheden aangevoerd naar aanleiding waarvan de bewaringsmaatregel niet langer zou kunnen voortduren.
14/12/22 Vluchtaanvraag verzonden naar KMar iav akkoord.
15/12/22 Akkoord van KMar ontvangen en vlucht aangevraagd in Frontex voor 02/01, iav vluchtakkoord.
16/12/22 Bericht Frontex dat er via hun assistentie moet worden aangevraagd voor deportees naar Gambia. Iom […] gaan we de vlucht via VCK boeken. Aanvraag gestuurd, iav vluchtakkoord.
20/12/22 17-12-2022 Riskform KMar verzonden naar reisagent, iav vluchtgegevens.
20/12/22 Rappel VCK verzonden.
20/12/22 Vluchtakkoord ontvangen en verzonden naar KMar.
(…)
20/12/22 Bericht KMar: transit komt niet akkoord. VCK gevraagd andere datum te boeken, iav nieuw vluchtakkoord.
21/12/22 VCK gaat 11 januari boeken, er is weinig beschikbaar met een goede overstap. Iav nieuw vluchtakkoord.
22/12/22 11 januari is geen mogelijkheid, zie mails transit Brussel. VCK gevraagd andere datum te boeken of naar andere vluchten te kijken.
22/12/22 VCK gevraagd de TUI vlucht op 14/01 te boeken. Vroege vlucht is akkoord gegeven door Ferry/PBG. Betrokkene dient om 06.00 aangeleverd te worden (dit graag doorgeven aan RV bij vluchtakkoord!!)
27/12/22 Rappel VCK.
28/12/22 Vluchtgegevens ontvangen en verzonden naar KMar.
(…)
29/12/22 In afwachting van de vluchtgegevens van de IOM. IOM verwacht dat betrokkene in week 1 kan vertrekken
30/12/22 foto naar IOM gemaild.
3/1/23 Vluchtgegevens van IOM ontvangen:
(…) 11 Jan 2023 AMS - Amsterdam - Casablanca - Banjul
Admi verzocht vervoer aan te vragen, Doorgegeven aan afd DIA
3/1/23 vervoer aangevraagd.
4/1/23 Betrokkene nog even kort op de afdeling bezocht vandaag. Betrokkene geeft aan gebruik te zullen maken van de IOM en terugkeren. Geen bijzonderheden.
5/1/23 Vervoer aangevraagd voor de IOM vlucht voor de DT&V vlucht van 14-01.
M114 opgevraagd UA, vertrek 11-01.
(…)
7. Uit de M120 blijkt dat verweerder veel feitelijke handelingen heeft moeten verrichten om de uitzetting te kunnen effectueren en daarbij afhankelijk is van het handelen van derden. Het tijdsverloop tussen de door verweerder verrichte handelingen is zeer gering, zodat het tijdsverloop dat is gemoeid met het realiseren van de uitzetting naar het oordeel van de rechtbank niet te wijten is aan verweerder. Tevens valt niet in te zien waarom de voorbereiding als onzorgvuldig zou moeten worden aangemerkt. Ook indien te gelden zou hebben dat op 13 december 2022 reeds uit openbare bronnen viel op te maken dat de Gambiaanse autoriteiten niet langer een PCR-test voor gedwongen terugkeer vereisen en verweerder dit niet diezelfde dag aan eiser zou hebben medegedeeld en/of diezelfde dag een vluchtaanvraag zou hebben gedaan, is geen sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van de gedwongen terugkeer van eiser. De rechtbank constateert ook dat eiser heeft aangegeven na de mededeling dat een PCR-test niet langer is vereist, hij met behulp van het IOM aan zijn vertrekplicht wil voldoen. Uit de M120 blijkt dat dat verweerder een parallel vertrektraject met IOM is gestart. Deze handelingen brengen ook tijdsverloop met zich mee, maar het getuigt van zorgvuldigheid en heeft tot gevolg dat eiser daadwerkelijk met IOM kan vertrekken op 11 januari 2023. Uit het dossier blijkt overigens dat eiser zich niet eerder heeft ingeschreven bij het IOM en ook dat een eerder geplande vlucht is geannuleerd doordat eiser medewerking aan de PCR-test heeft geweigerd en hij steeds heeft aangegeven medewerking te zullen blijven weigeren. Verweerder heeft eiser dus niet eerder kunnen uitzetten door de proceshouding van eiser. Deze proceshouding is overigens naar het oordeel van de rechtbank niet gewijzigd. Uit het dossier blijkt genoegzaam dat de omstandigheid dat eiser nu wel zal vertrekken niet is gelegen in een meewerkende houding van eiser, maar in het niet langer vereist zijn van de PCR-test en daarmee het niet langer kunnen verhinderen van feitelijk vertrek. Dat eiser in deze omstandigheden alsnog de keuze maakt om met het IOM aan de vertrekplicht te voldoen zal de rechtbank ook reeds hierom niet “in zijn voordeel” wegen, daargelaten dat de rechtbank niet vermag in te zien waarom dit tot opheffing van de maatregel zou moeten leiden. Dat niet langer sprake zou zijn van een onttrekkingsrisico volgt hier in ieder geval niet uit. Dat eiser in zijn laatste vertrekgesprek aangeeft dat hij enkel nooit heeft willen meewerken aan een PCR-test omdat hij bij een eerder ondergane test lang last van zijn neus heeft gehad, acht de rechtbank weinig overtuigend gelet op de hiermee strijdige verklaringen die eiser heeft afgelegd in een eerder vertrekgesprek.
8. De beroepsgrond grond slaagt dus niet.
9. De rechtbank verricht een aanvullende ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling omdat deze verplichting voortvloeit uit het Unierecht zoals dit nader is geduid door het Hof in het arrest C, B en X van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858). Ook de periodieke toetsing, waarbij de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaringsmaatregel wordt beoordeeld, is een volwaardige rechtmatigheidsbeoordeling. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats Oost-Brabant, van 2 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:12965), 15 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:12062) en 14 november 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:11952).
In deze uitspraken is onder meer overwogen dat verweerder de bewijslast draagt voor de rechtmatigheid van de oplegging én de voortduring van de maatregel. Het niet volstaan met de oplegging van een lichter middel dient een voortdurende afweging te zijn, waarbij verweerder de rechtbank in staat moet stellen de rechtmatigheid van het voortduren te beoordelen door in de voortgangsrapportage te motiveren waarom niet -alsnog- is volstaan met de oplegging van een lichter middel.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder in de onderhavige procedure op juiste wijze invulling heeft gegeven aan het arrest C, B en X door
INde M120 een actuele expliciete - en dus door de rechter te toetsen - motivering op te nemen waarom niet alsnog is volstaan met de oplegging van een lichter middel. Verweerder heeft hierdoor aan zijn bewijslast voldaan. De rechtbank beschikt door deze overweging in de M120 over voldoende feiten en omstandigheden om te kunnen beoordelen of verweerder heeft mogen beslissen dat in de te toetsen periode niet (alsnog) kon worden volstaan met een lichter middel en acht de gegeven motivering ook draagkrachtig.
11. De rechtbank overweegt tot slot dat zicht op uitzetting niet heeft ontbroken in de te toetsen periode. Tot aan het moment dat een PCR-test was vereist heeft de feitelijke uitzetting geen doorgang gevonden vanwege de niet-meewerkende houding van eiser. Vanaf het moment dat de Gambiaanse autoriteiten niet langer een PCR-test vereisen voor de uitzetting, heeft zicht op uitzetting niet ontbroken omdat, zoals eiser zelf reeds heeft aangegeven, de benodigde documenten reeds aanwezig waren en enkel een vluchtakkoord diende te worden verkregen en een ticket aangeschaft diende te worden. De feitelijke overdracht is voorzien op 11 januari 2023, eiser is van de concrete vluchtgegevens op de hoogte gesteld en ook het vervoer naar de luchthaven is geregeld.
12. De rechtbank concludeert dat de bewaring in de te toetsen periode niet onrechtmatig is (geweest). Het beroep is dus ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 10 januari 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.