ECLI:NL:RBDHA:2023:13047

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.6353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareizigers asiel na termijnoverschrijding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareizigers asiel'. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen met een besluit van 29 oktober 2021, en het bestreden besluit van 2 februari 2023 handhaafde deze afwijzing. De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat eiser 2,5 jaar te laat was met het indienen van de aanvraag en dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser had kunnen aantonen dat hij in staat was om de aanvraag tijdig in te dienen, ondanks zijn medische problemen. De rechtbank concludeert dat de belangen van de kinderen van eiser niet zijn meegewogen in het bestreden besluit, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder terecht heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van verweerder in stand blijft.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6353
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N.R. Nobel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “nareizigers asiel”
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 oktober 2021 (primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 2 februari 2023 (bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft een verzoek gedaan om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank beslist dat eiser met het overleggen van zijn uitkeringsspecificatie aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Eiser hoeft daarom geen griffierecht te betalen voor het beroep.
Verschoonbare termijnoverschrijding
2. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser 2,5 jaar te laat is met het indienen van de aanvraag voor een mvv voor het doel “nareizigers asiel”.
3. Eiser stelt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarvoor verwijst eiser in de eerste plaats naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State (Afdeling) van 11 januari 20231. Uit deze uitspraak blijkt volgens eiser dat onzekerheid over formele rechtskracht van besluiten vooral onwenselijk is als er belangen van derden op het spel staan. In het geval van eiser gaat het net als in de uitspraak van de Afdeling over een tweepartijengeschil en zijn er geen belangen van derden aan de orde. Daarom past het ook in deze zaak om niet eiser aan te rekenen dat hij in verzuim was. Eiser kampt met zeer ernstige medische en psychische klachten die zijn ontstaan na zware marteling in zijn land van herkomst. Eiser is een kwetsbaar persoon en is opgenomen in CTP Veldzicht. Eiser verwijst hiervoor zijn patiëntendossier. Van eiser kan niet verwacht worden dat hij tijdig de aanvraag kon indienen. Dat eiser tijdens zijn asielaanvraag een brochure heeft meegekregen waarin een en ander stond uitgelegd over de nareisaanvraag, betekent niet dat hij op een ander moment niet in een overmachtssituatie verkeerde waardoor de aanvraag alsnog te laat werd ingediend. Er is geen sprake van weerwil of laksheid in het geval van eiser, daarom is het onredelijk dat verweerder de aanvraag van eiser heeft afgewezen omdat die aanvraag te laat is ingediend.
4. De rechtbank overweegt het volgende. De uitspraak van de Afdeling waar eiser naar verwijst is niet van toepassing op de situatie van eiser. Die uitspaak gaat namelijk over een besluit waartegen te laat een rechtsmiddel is aangewend. Dat is niet het geval in de situatie van eiser. Verder blijkt uit de medische stuken van eiser dat er sprake is van medische problematiek, zoals epilepsie. Uit deze stukken blijkt echter niet dat eiser (al dan niet met hulp van anderen) niet in staat was om binnen drie maanden na het verkrijgen van zijn verblijfsvergunning de aanvraag van de mvv voor het doel “nareizigers asiel” in te dienen. Eiser had bijvoorbeeld de hulp van Vluchtelingenwerk Nederland in kunnen schakelen, niet is gebleken dat hij dat niet kon. Daarnaast blijkt uit het medische stuk van 2 april 2021 dat eiser tot januari 2021 heeft verbleven in Jordanië. Dat eiser wel zelfstandig in staat was om naar Jordanië te reizen, brengt ook met zich mee dat niet valt in te zien dat eiser niet in staat was om de aanvraag voor een mvv voor het doel “nareizigers asiel” binnen de daartoe gestelde termijn in te dienen. Gezien al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er in het geval van eiser geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
5. Eiser stelt dat de belangen van de kinderen ten onrechte niet zijn genoemd, dan wel meegewogen in het bestreden besluit. Er is sprake van bijzondere omstandigheden, omdat het voor de kinderen van eiser van belang is om zo spoedig mogelijk met hun vader te worden herenigd. Daarbij komt dat er ook sprake is van een bijzondere afhankelijkheidsrelatie tussen de meerderjarige kinderen van eiser en eiser. Eiser is namelijk niet meer in staat om zichzelf te helpen en heeft regelmatig terugvallen. Eiser verwijst daarbij naar de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens2 waarbij het ging om ernstige medische problemen.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht geen belangenafweging heeft gemaakt. Eiser voldoet niet aan de algemene voorwaarden voor de aanvraag voor het doel
2 [A] tegen Nederland (36163/21), [B] tegen Nederland (44051/20) en [C] tegen Nederland (4470/21).
“nareizigers asiel”. Alleen daarom al mag verweerder de aanvraag afwijzen. Verweerder hoeft daarbij volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling3 geen belangenafweging te maken. De beoordeling van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding is namelijk geen belangenafweging, maar houdt in dat wordt beoordeeld of de termijnoverschrijding in redelijkheid kan worden toegerekend aan eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
7. Eiser stelt verder dat ten onechte is afgezien van het horen in bezwaar. Eiser had gehoopt dat hij in bezwaar zijn verhaal zou kunnen doen en een toestemmingsverklaring kon tekenen om zijn medische gegevens op te vragen.
8. De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling in de uitspaak van 6 juni 20224 heeft geoordeeld dat verweerder van het horen in bezwaar mag afzien als er redelijkerwijs geen twijfel over bestaat dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een ander standpunt. Dat niet op voorhand valt uit te sluiten dat een vreemdeling tijdens een hoorzitting wellicht alsnog nieuwe gezichtspunten zou aanvoeren doet niet af aan de mogelijkheid om van horen in bewaar af te zien. Daarbij moet de vreemdeling in zijn bezwaarschrift al duidelijk toelichten waarom hij een hoorzitting nodig vindt.
9. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift gevraagd om gehoord te worden. In de gronden van bezwaar heeft eiser echter op geen enkele wijze onderbouwd waarom hij een hoorzitting wilde. Een hoorzitting is verder niet bedoeld om een toestemmingsverklaring in te vullen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval van een hoorzitting heeft mogen afzien. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het besluit van verweerder in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3153 en 6 oktober
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.