ECLI:NL:RBDHA:2023:12805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrek scholingsuitgaven buitenlandse student
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een buitenlandse student en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van scholingsuitgaven. De eiser, een in India geboren student met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, had in zijn aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2018 een bedrag van € 15.325 als nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (scholingsuitgaven) opgenomen. De inspecteur had deze scholingsuitgaven echter niet in aftrek toegelaten, wat leidde tot bezwaar en beroep door de eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser aan de [universiteit] een bedrag van € 26.399 had betaald, bestaande uit collegegeld en kosten van levensonderhoud, voorafgaand aan zijn komst naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de betaling op 20 februari 2018 als een depotstorting moet worden aangemerkt, die noodzakelijk was voor de aanvraag van de verblijfsvergunning. De rechtbank volgde het oordeel van het gerechtshof Den Haag in een vergelijkbare zaak, waarin werd geoordeeld dat de scholingsuitgaven voor aftrek in aanmerking komen, mits de belastingplichtige op het moment van verrekening binnenlands belastingplichtig is.
De rechtbank concludeerde dat de eiser ten tijde van de verrekening in Nederland woonde en derhalve recht had op aftrek van het collegegeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en stelde het bedrag van de niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek vast op € 15.325. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 2.266. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.