ECLI:NL:RBDHA:2023:12746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugbetalingsverplichting en bezwaartermijn in bestuursrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Defensie over een terugbetalingsverplichting die aan eiseres is opgelegd na haar ontslag. Eiseres had op 24 augustus 2022 een primair besluit ontvangen waarin haar ontslag werd verleend en een terugbetalingsverplichting werd opgelegd. Eiseres heeft echter nooit dit besluit ontvangen, wat zij aanvoert als reden voor het niet tijdig indienen van haar bezwaar. Het bestreden besluit van 3 maart 2023 verklaarde haar bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden.
De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eiseres heeft betoogd dat de overschrijding van de bezwaartermijn verontschuldigbaar is, omdat zij het primaire besluit niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het primaire besluit geadresseerd was aan eiseres, maar dat verweerder niet kon aantonen dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. Ondanks dit, concludeerde de rechtbank dat eiseres eerder op de hoogte had kunnen zijn van de terugbetalingsverplichting, gezien haar eerdere communicatie met verweerder en het feit dat zij handelingen had verricht die verband hielden met het primaire besluit.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar te laat was ingediend en dat er geen sprake was van verschoonbaarheid. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.