ECLI:NL:RBDHA:2023:12746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
23/2080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetalingsverplichting en bezwaartermijn in bestuursrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Defensie over een terugbetalingsverplichting die aan eiseres is opgelegd na haar ontslag. Eiseres had op 24 augustus 2022 een primair besluit ontvangen waarin haar ontslag werd verleend en een terugbetalingsverplichting werd opgelegd. Eiseres heeft echter nooit dit besluit ontvangen, wat zij aanvoert als reden voor het niet tijdig indienen van haar bezwaar. Het bestreden besluit van 3 maart 2023 verklaarde haar bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was overschreden.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eiseres heeft betoogd dat de overschrijding van de bezwaartermijn verontschuldigbaar is, omdat zij het primaire besluit niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het primaire besluit geadresseerd was aan eiseres, maar dat verweerder niet kon aantonen dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. Ondanks dit, concludeerde de rechtbank dat eiseres eerder op de hoogte had kunnen zijn van de terugbetalingsverplichting, gezien haar eerdere communicatie met verweerder en het feit dat zij handelingen had verricht die verband hielden met het primaire besluit.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar te laat was ingediend en dat er geen sprake was van verschoonbaarheid. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2080

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.G. Kruithof).

Inleiding

In het besluit van 24 augustus 2022 (primair besluit) is aan eiseres medegedeeld dat aan haar met ingang van 16 oktober 2022 eervol ontslag wordt verleend. Daarbij is eiseres ook een terugbetalingsverplichting opgelegd.
In het besluit van 3 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de terugbetalingsverplichting uit het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 1 juni 2023 een reactie op het verweerschrift gegeven.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [naam].

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is op eigen verzoek vertrokken bij Defensie omdat zij een andere baan heeft gevonden. In het primaire besluit is aangegeven dat haar verzoek wordt ingewilligd. Daarbij is ook het volgende aangeven:
“In relatie tot de door u gevolgde GZ opleiding, wordt er conform de vooraf gemaakte afspraken een restitutieverplichting opgelegd van €11.130. Na uw financiële eindafrekening krijgt u van het DC HR een brief waarin u uitleg krijgt over de wijze van de terugbetaling.”
In de loonstrook van november 2022 is te zien dat dit bedrag daadwerkelijk gevorderd wordt. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres op 1 december 2022 bezwaar gemaakt tegen de terugvordering.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder constateert in het bestreden besluit dat de bezwaartermijn is overschreden en dat er geen sprake is van verschoonbaarheid.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het primaire besluit was eiseres onbekend, zij heeft dit nooit ontvangen. Eiseres had wel verwacht dat aan haar een terugbetalingsverplichting opgelegd zou worden. Daarom is zij voor het einde van haar dienstverband daarover in contact getreden met verweerder. Daarbij is eiseres een overzicht gestuurd van de hoogte van het terug te vorderen bedrag. Omdat dit geen formeel besluit was kon eiseres daartegen geen bezwaar maken. Het eerste formele besluit dat eiseres ontving van de terugvordering was de loonstrook van november 2022. Toen is eiseres meteen in actie gekomen.
Dat eiseres niet bekend was met het primaire besluit blijkt ook uit correspondentie tussen haar en haar vakbond over dit onderwerp. Ook in reactie op verweerders vraag waarom zij te laat bezwaar gemaakt heeft, geeft eiseres aan dat zij het primaire besluit niet kent. Eiseres is erg verbolgen over de niet-ontvankelijk verklaring.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5. Eiseres betwist niet dat zij niet tijdig bezwaar gemaakt heeft tegen het primaire besluit. Zij betoogt dat dit verontschuldigbaar is.
6. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is geadresseerd aan het adres van eiseres. De rechtbank stelt echter ook vast dat verweerder niet beschikt over een verzendadministratie. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter contra-indicaties waardoor geoordeeld kan worden dat eiseres eerder dan met de loonstrook van november 2022 bekend had kunnen zijn met het primaire besluit van 24 augustus 2022 zodat het op 1 december 2022 ingediende bezwaar tegen dit besluit buiten de bezwaartermijn is ingediend. Contra-indicaties, dat wil zeggen tegenaanwijzingen, kunnen betekenen dat geoordeeld moet worden dat het besluit wel moet zijn ontvangen, waarmee – zonder nader bewijs – ook de verzending aannemelijk is. [1] Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om gevallen waarbij naar aanleiding van dat besluit handelingen zijn verricht of om informatie is gevraagd waaruit moet worden afgeleid dat de aanbieding van het poststuk met het besluit aan het adres van de belanghebbende wel heeft plaatsgevonden.
8. Eiseres heeft immers wel gehandeld naar het primaire besluit. De enkele stelling dat zij deze handelingen verrichte omdat haar leidinggevende haar op stroomschema’s op het intranet wees, acht de rechtbank onvoldoende. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat het een ontslag op aanvraag is. Het had daarom op weg van eiseres gelegen om navraag te doen bij verweerder bij het uitblijven van een besluit op haar aanvraag. Dat geldt te meer omdat eiseres wel al het Koninklijk Besluit met haar ontslag had ontvangen maar nog geen besluit op haar aanvraag zou hebben ontvangen. Dat gaat op voor het ontslag maar ook voor de terugbetalingsverplichting. Eiseres was er immers al van op de hoogte dat er een terugbetalingsverplichting opgelegd zou worden. Bij het uitblijven van een formeel besluit daarover waar zij tegen in bezwaar kon gaan had het op weg van eiseres gelegen om navraag te doen bij verweerder.
9. Gelet hierop is het bezwaar te laat ingediend en kan verschoonbaarheid niet worden aangenomen.
10. Overigens heeft eiseres op zitting gezegd dat zij de gz-opleiding, ten volle geniet en gebruikt in haar huidige functie. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat het inhoudelijke bezwaar van eiseres niet tot een gegrond bezwaar zou hebben geleid. Verweerder stelt dat de regeling waarop eiseres zich zou beroepen, niet van toepassing is op verweerder.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van onder meer 26 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1502, 29 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1765 en 29 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:808.